gepubliceerd op 06 juli 2010
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning van een sectoraal conventioneel brugpensioen
19 APRIL 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning van een sectoraal conventioneel brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de steenbakkerij;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de toekenning van een sectoraal conventioneel brugpensioen.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Bijlage Paritair Comité voor de steenbakkerij Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009 Toekenning van een sectoraal conventioneel brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95411/CO/114) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op arbeid(st)ers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de NV Scheerders - Van Kerchove's, Verenigde Fabrieken te Sint-Niklaas, en de arbeid(st)ers die er zijn tewerkgesteld. HOOFDSTUK II. - Rechthebbenden
Art. 2.Hebben recht op een aanvullende vergoeding voor sectoraal conventioneel brugpensioen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie", en onder de voorwaarden bepaald in artikel 3, de arbeid(st)ers verbonden door een arbeidsovereenkomst, die worden ontslagen, behalve wegens dringende redenen in de zin van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie" waarborgt in alle gevallen de betaling van de aanvullende vergoeding voor sectoraal conventioneel brugpensioen behalve wanneer de wetgeving op de sluiting van de onderneming van toepassing is.
Art. 3.1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, 4de en 5e lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/1992 pub. 26/05/2000 numac 2000016127 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 1991 houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de commautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden. - Gedeeltelijke vernietiging sluiten betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen, en onder voorbehoud van eventuele aanpassingen aangebracht aan deze reglementering, wordt de minimumleeftijd, om te kunnen genieten van deze regeling van aanvullende vergoeding, vastgesteld op 58 jaar voor de arbeid(st)ers. Bovendien dienen de arbeid(st)ers te voldoen aan de voorwaarde dat zij minstens 5 jaar anciënniteit hebben in de in artikel 1 bedoelde ondernemingen. 2. De minimumleeftijd om te kunnen genieten ten laste van het fonds van deze regeling van aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op 56 jaar voor de arbeid(st)ers die voldoen aan de volgende voorwaarden : a.33 jaar beroepsloopbaan als loontrekkende; b. 20 jaar ploegenarbeid met nachtprestaties, in uitvoering van hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 3, van de wet van 26 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/1999 pub. 01/04/1999 numac 1999012205 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen sluiten betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;c. 5 jaar ancienniteit in de in artikel 1 bedoelde ondernemingen.3. De minimumleeftijd om te kunnen genieten ten laste van het fonds van deze regeling van aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op 56 jaar voor de arbeid(st)ers die voldoen aan de volgende voorwaarden : a.40 jaar beroepsloopbaan als loontrekkende; b. 10 jaar ancienniteit in de in artikel 1 bedoelde ondernemingen.
Art. 4.In uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 1990, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, houdende de coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991 (Belgisch Staatsblad van 4 oktober 1991), wordt aan de arbeid(st)ers bedoeld in de artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoeding toegekend ten laste van het fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds. Ook in geval van wijziging van deze regeling van werkgeversbijdragen of in geval van bijkomende werkgeversbijdragen, zullen deze ten laste worden genomen door het fonds (cfr. wet diverse bepalingen).
Art. 5.De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst het toekennen van gelijkaardige voordelen als voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, aan alle arbeid(st)ers die ongewild werkloos worden gesteld en die : - gedurende de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2011 recht verkrijgen op wettelijke werkloosheidsvergoeding voor de arbeid(st)ers die vanaf de leeftijd van 58 jaar van deze vergoeding genieten, - gedurende de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 recht verkrijgen op wettelijke werkloosheidsvergoeding voor de arbeid(st)ers die vanaf de leeftijd van 56 jaar van deze vergoeding genieten, en op de eerste dag die recht geeft op deze vergoeding de leeftijd hebben bereikt zoals aangeduid in artikel 3 hierboven.
Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3, moet bereikt zijn tijdens de geldigheidsduur van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 30 juni 2011, voor de arbeid(st)ers die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt of na 31 december 2010 voor de arbeid(st)ers die de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt, indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 6.De in artikel 5 bedoelde arbeid(st)ers hebben, voorzover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.
De regeling geldt eveneens voor de arbeid(st)ers die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
Met toepassing van de artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, zoals gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006, wordt het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de arbeid(st)ters die ontslagen werden in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst behouden ten laste van de vorige werkgever, wanneer deze arbeid(st)ers het werk als loontrekkende hervatten bij een andere werkgever dan die welke hen ontslagen heeft en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.
Het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de arbeid(st)ers die ontslagen zijn in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt eveneens behouden ten laste van de vorige werkgever in geval van uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit, op voorwaarde dat deze activiteit niet uitgeoefend wordt voor rekening van de werkgever die hen ontslagen heeft of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.
De arbeid(st)ers beoogd in dit artikel behouden het recht op de aanvullende vergoeding zodra een einde werd gemaakt aan hun tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst of aan de uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit. Zij leveren in dit geval aan hun vorige werkgever (in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel) het bewijs van hun recht op werkloosheidsuitkeringen.
In het geval beoogd in de vorige paragraaf mogen arbeid(st)ers geen twee of meer aanvullende stelsels cumuleren. Wanneer zij zich in de omstandigheden bevinden om verscheidene aanvullende stelsels te genieten, behouden zij het recht op het stelsel dat toegekend werd door de werkgever die hen ontslagen heeft (in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel).
Art. 7.1. Vooraleer over te gaan tot het ontslag voorzien in de artikelen 2, 3 en 5 pleegt de werkgever overleg met de betrokken arbeid(st)ers en wint hij het advies in van de ondernemingsraad, bij ontstentenis daarvan van de syndikale afvaardiging of bij ontstentenis daarvan van de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties.
De betekening van de opzegging geschiedt binnen de zeven kalenderdagen volgend op het tijdens voormeld overleg getroffen gemeenschappelijk besluit.
Op het ogenblik van de betekening van het ontslag, zendt de werkgever aan het sociaal fonds, op een daartoe bestemd formulier, in twee exemplaren, de gegevens welke betrekking hebben op het in uitvoering van vorige leden getroffen gemeenschappelijk besluit. 2. Een in de schoot van het "Sciaal Fonds voor de baksteenindustrie", overeenkomstig artikel 15, opgericht toezichtscomité doet uitspraak over de geldigheid van de ingezonden gegevens. De werkgever maakt, na verloop van de opzeggingstermijn, voorzien in artikel 9, het bewijs van volledige werkloosheid over aan de betrokken arbeid(st)ers die dit bewijs aanbieden aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening om de in artikel 10, § 1, 1°, voorziene werkloosheidsuitkering te bekomen.
Art. 8.Diegenen die het sectoraal conventioneel brugpensioen genieten, worden voor de toepassing van de sociale wetgeving gelijkgesteld met werklozen die werkloosheidsuitkeringen genieten.
Art. 9.Het sectoraal conventioneel brugpensioen gaat in op het einde van de opzeggingstermijn voorzien door de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de uitkering
Art. 10.§ 1. Het bedrag van het sectoraal conventioneel brugpensioen wordt vastgesteld door samenvoeging van twee delen : 1° het eerste is gelijk aan de werkloosheidsuitkering waarop de arbeid(st)ers aanspraak maken;2° het tweede is gelijk aan de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering. § 2. Het nettoreferentieloon is gelijk aan het brutomaandloon begrensd tot 3.476,03 EUR en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
De grens van 3.476,03 EUR is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De grens wordt op 1 januari van elk jaar door de Nationale Arbeidsraad herzien, rekening houdend met de ontwikkeling van de regelingslonen.
Het brutoloon wordt als volgt bepaald : 1° Het omvat de contractuele premies welke rechtstreeks zijn gebonden aan de door de arbeid(st)ers verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt. Het omvat ook de voordelen in natura welke aan inhoudingen voor sociale zekerheid zijn onderworpen.
Daarentegen worden de premies of vergoedingen welke als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen. 2° Voor de per maand betaalde arbeid(st)ers wordt het loon verdiend in de referentiemaand, bepaald in 6° van deze paragraaf, als brutoloon beschouwd.3° Voor de arbeid(st)ers die niet per maand worden betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale arbeidsprestaties van de in 6° van deze paragraaf bepaalde referentie maand te delen door het aantal normale arbeidsuren welke tijdens deze periode werden verricht. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren dat is bepaald bij de wekelijkse arbeidsregeling van de arbeid(st)ers. Dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon. 4° het brutoloon van arbeid(st)ers die gedurende de ganse referentiemaand niet hebben gewerkt, wordt berekend alsof ze aanwezig waren geweest op alle arbeidsdagen welke in de beschouwde maand vallen. Indien arbeid(st)ers krachtens de bepalingen van hun arbeidsovereenkomst slechts gedurende een gedeelte van de referentiemaand moeten werken en zij al die tijd niet hebben gewerkt, wordt hun brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in hun arbeidsovereenkomst is vastgesteld. 5° het brutoloon van arbeid(st)ers die tijdens een bepaalde periode voorafgaand aan het brugpensioen hebben genoten van tijdskrediet of loopbaanonderbreking, zal worden geactualiseerd met de loonaanpassingen ingevolge de stijging van het indexcijfer en de conventionele loonsverhogingen die er in die periode hebben plaatsgehad en berekend op basis van voltijdse tewerkstelling.6° het door de arbeid(st)ers verdiende brutoloon, ongeacht of zij per maand of op een andere wijze worden betaald, wordt vermeerderd met één twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldigingen waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door hen in de loop van de twaalf maanden welke aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.7° tijdens het in artikel 7, § 1, bedoeld overleg wordt tevens in het gemeenschappelijk besluit bepaald met welke referentiemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen referentiemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, welke de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen. 8° het nettoreferentieloon wordt tot de hogere euro afgerond. § 3. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoeding voor sectoraal conventioneel brugpensioen voorzien in paragraaf 1, 2°, wordt gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten welke van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen.
Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari door de Nationale Arbeidsraad herzien, in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen.
Voor de arbeid(st)ers die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing. HOOFDSTUK IV. - Uitkeringsmodaliteiten
Art. 11.De aanvullende vergoeding van het sectoraal conventioneel brugpensioen wordt uitgekeerd aan de gerechtigde in de loop van de maand volgend op de maand, waarop hij recht heeft op de werkloosheidsuitkering voorzien in artikel 10, § 1, 1°.
De uitkering geschiedt op voorlegging van een document waaruit blijkt dat de betrokkene het eerste gedeelte bedoeld in artikel 10, § 1, 1°, heeft ontvangen.
Art. 12.Het sectoraal conventioneel brugpensioen mag niet met andere vergoedingen of toelagen voortvloeiend uit de stopzetting van de bedrijvigheid, verleend krachtens wettelijke, conventionele of reglementaire bepalingen, worden gecumuleerd, met uitzondering van de afscheidspremie aan georganiseerde arbeid(st)ers.
Het sectoraal conventioneel brugpensioen mag gecumuleerd worden met de sluitingsvergoeding voorzien bij de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de werkgever
Art. 13.De werkgever is gehouden de arbeid(st)ers te vervangen overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 november 1990 en artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 december 1992Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/1992 pub. 26/05/2000 numac 2000016127 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 1991 houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de commautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden. - Gedeeltelijke vernietiging sluiten betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
De vervanging dient plaats te hebben binnen de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het sectoraal conventioneel brugpensioen van de vervangen werknemer een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende dewelke het sectoraal conventioneel brugpensioen een aanvang neemt.
Art. 14.De werkgever heeft de verplichting de in dienst genomen werkloze in dienst te houden gedurende de eerste zesendertig maanden die volgen op zijn indienstneming of hem te vervangen door één, of in voorkomend geval, meerdere volledige werklozen die uitkeringen genieten voor alle dagen van de week, en die niet in de onderneming gewerkt hebben gedurende de zes maanden die hun indiensttreding voorafgaan, behalve wanneer de gedurende deze periode uitgeoefende arbeid verricht werd in een van de functies bedoeld in paragraaf 4 van het artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 december 1992Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/1992 pub. 26/05/2000 numac 2000016127 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 1991 houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de commautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden. - Gedeeltelijke vernietiging sluiten betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen. HOOFDSTUK VI. - Toezicht
Art. 15.In de schoot van het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie" wordt een toezichtscomité opgericht, waarvan de leden door de raad van bestuur van het fonds worden aangeduid.
Dit toezichtscomité heeft tot taak : 1° uitspraak te doen overeenkomstig artikel 7, § 2, over de ingediende gegevens;2° te waken over de vervanging van de sectoraal conventioneel bruggepensioneerden, voorzien in de artikelen 13 en 14;3° uitspraak te doen over uitzonderlijke gevallen;4° verslag uit te brengen aan de raad van bestuur van het fonds over de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid
Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en houdt op van kracht te zijn op 1 juli 2011, behalve de bepalingen van artikel 3.2 en 3.3 die in werking treden op 1 januari 2009 en ophouden van kracht te zijn op 31 december 2010.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET