gepubliceerd op 27 april 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 113, 133 en 144 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van een artikel 131nonies in hetzelfde besluit
19 APRIL 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 113, 133 en 144 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van een artikel 131nonies in hetzelfde besluit
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961 en artikel 7, § 1, derde lid, zc, en artikel 7, § 1quinquies, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
Gelet op het advies 1.651 van 9 juli 2008 van de Nationale Arbeidsraad;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 14 mei 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 juli 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 22 juli 2009;
Gelet op advies 47.135/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 september 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 113, § 1, eerste zin, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 januari 2009, wordt vervangen als volgt : « § 1. De bedragen van de uitkeringen vermeld in de onderhavige afdeling en de bedragen bedoeld in de artikelen 127, 129bis tot 129quater, 131bis, § 2 en § 2bis, 131septies /1 en 131nonies zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). »
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 131nonies ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 131nonies.§ 1. In uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, zc van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt een overstappremie toegekend aan de loontrekkende werknemer die op eigen verzoek met inkomensverlies bij dezelfde werkgever overstapt van zwaar werk naar lichter werk, indien gelijktijdig voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de werknemer, op de datum van de overstap : a) is ten minste 50 jaar oud;b) verricht sinds ten minste 5 jaar zwaar werk;2° de werknemer dient overeenkomstig § 6 van onderhavig artikel en artikel 133, § 1, 14°, een aanvraag in tot het bekomen van de overstappremie.Dit dossier moet ingediend worden uiterlijk binnen de periode van twee maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de overstap plaats vindt.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° "zwaar werk" : een functie die de werknemer zelf als te zwaar ervaart rekening houdend met zijn capaciteiten;2° "lichter werk" : een functie die de werknemer ervaart als beantwoordend aan zijn capaciteiten;3° "inkomensverlies" : het feit dat het normale loon, omgerekend naar uurbasis, in de nieuwe functie lager ligt dan datgene in de voormalige functie.Dit verschil in loon, vermenigvuldigd met de factor S bedoeld in artikel 99 en met 4,3333, moet ten minste het dubbele bedragen van de premie bedoeld in § 2, derde lid. § 2. De werknemer die op de datum waarop het lichter werk wordt aangevat jonger is dan 55 jaar, kan een overstappremie genieten van 61,53 euro per kalendermaand gedurende de periode van 12 kalendermaanden ingaande de eerste maand volgend op deze tijdens dewelke het zwaar werk werd stopgezet.
De werknemer die op de datum waarop het lichter werk wordt aangevat ouder is dan 55 jaar, kan een overstappremie genieten van 82,03 euro per kalendermaand gedurende de periode van 24 kalendermaanden ingaande de eerste maand volgend op deze tijdens dewelke het zwaar werk werd stopgezet.
De werknemer die op de datum waarop het lichter werk wordt aangevat ouder is dan 58 jaar, kan een overstappremie genieten van 102,54 euro per kalendermaand gedurende de periode van 36 kalendermaanden ingaande de eerste maand volgend op deze tijdens dewelke het zwaar werk werd stopgezet.
Het voordeel van deze bepaling wordt slechts eenmaal gedurende de beroepsloopbaan toegekend. § 3. De overstappremie vervalt indien de werknemer : 1° niet langer verbonden is door een arbeidsovereenkomst met dezelfde werkgever;2° voor de beschouwde kalendermaand niet langer inkomensverlies in de zin van § 1, tweede lid, 3° lijdt;3° zich bevindt in een situatie waarin hij in toepassing van de artikelen 64, 65, § 1, 66 of 67 gedurende de volledige betreffende maand niet meer gerechtigd zou zijn op uitkeringen;4° voor de betreffende kalendermaand een uitkering als volledig werkloze overeenkomstig een uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103, een inkomensgarantie-uitkering in de zin van artikel 131bis, een uitkering in het kader van een volledige of gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking of in het kader van het tijdskrediet of een uitkering in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering als volledig werkloze, ontvangt. § 4. De werknemer die overeenkomstig § 1 een uitkeringsaanvraag heeft ingediend moet aangifte doen van gebeurtenissen die een beletsel vormen voor de toekenning van de overstappremie, op de wijze en binnen de termijnen geldend voor de aangifte van een wijzigende gebeurtenis. § 5. In afwijking van artikel 160, § 1, derde lid, stelt de uitbetalingsinstelling het recht op de overstappremie voor de beschouwde maand vast op grond van dit artikel, zonder dat een verantwoordingsstuk moet worden ingediend, uitgaande van de veronderstelling dat de werkloze verder voldoet aan de vereisten voor de toekenning van deze premie, tot op het tijdstip waarop zij een uitkeringsaanvraag als volledig werkloze of een aangifte van een wijzigende gebeurtenis ontvangt. § 6. De aanvraag en de aangifte bedoeld in de vorige paragrafen geschieden door middel van een formulier waarvan het model en de inhoud worden vastgesteld door het beheerscomité.
De aanvraag moet inzonderheid volgende gegevens bevatten : 1° een verklaring ondertekend door de werkgever waaruit blijkt dat de werknemer op de aangegeven datum op eigen verzoek is overgegaan van zwaar naar lichter werk en hierdoor een inkomensverlies lijdt;2° een verklaring ondertekend door de werknemer waaruit blijkt dat hij het werk dat hij vóór de overstap uitoefende als te zwaar ervaarde in het licht van zijn capaciteiten en op eigen verzoek op de aangegeven datum is overgegaan naar lichter werk. De aanvraag moet inzonderheid volgende bijlagen bevatten : 1° een kopie van de functiebeschrijving van de vorige functie;2° een kopie van een bijvoegsel aan de arbeidsovereenkomst met vermelding van de nieuwe functie, de functiebeschrijving en de datum van de functiewijziging;3° stukken waaruit blijkt dat het inkomensverlies voldoet aan de vereisten van § 1. § 7. Voor de toepassing van artikel 148, 1°, op grond waarvan een nieuwe uitkeringsaanvraag moet worden ingediend na een onderbreking van het genot van de uitkeringen, wordt abstractie gemaakt van de betaling van de toeslag.
De overstappremie wordt, in afwijking van artikel 27, 4°, niet als een uitkering beschouwd voor de toepassing van de artikelen 38, § 1, eerste lid, 1°, 42, 79, § 4, 92, 93 en 97.
Art. 3.Artikel 133, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 januari 2009, wordt aangevuld als volgt : « 14° de werknemer die de overstappremie bedoeld in artikel 131nonies aanvraagt. »
Art. 4.Artikel 144, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 januari 2009, wordt aangevuld als volgt : « 11° het recht op een overstappremie bedoeld in artikel 131nonies wordt ontzegd. »
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De in artikel 131nonies voorziene premie kan evenwel niet worden toegekend indien de overstap naar lichter werk gelegen is vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 6.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET