Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 1999
gepubliceerd op 08 mei 1999

Koninklijk besluit tot instelling van een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum met het statuut van Wetenschappelijke inrichting van de Staat

bron
ministerie van justitie
numac
1999009477
pub.
08/05/1999
prom.
19/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/19/1999009477/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot instelling van een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum met het statuut van Wetenschappelijke inrichting van de Staat


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikels 37, 40 en 108 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen inzonderheid op artikel 6bis,§2, 1°, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964;

Gelet op de wet tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten van 9 april 1930, gewijzigd bij de wet van 1 juli 1964 en bij de wet van 5 maart 1998, inzonderheid op de artikelen 14 en 21;

Gelet op de wet betreffende de voorlopige hechtenis van 20 juli 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid artikel 2;

Gelet op het advies van de interministeriele commissie van de federale wetenschappelijke politiek gegeven op 4 november 1997;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 augustus 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 13 oktober 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 13 oktober 1998;

Gelet op het protocol van het sectorcomité I van 17 december 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 1 april 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende de noodzaak te voorkomen dat de tragische gebeurtenissen van begin maart 1999 zich zouden herhalen (recidive van een seksueel delinquent);

Overwegende de toename van het aantal langgestraften, seksuele delinquenten, toxicomanen en plegers van gewelddaden;

Overwegende dat het Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum, belast met de behandeling van dit soort delinquenten, onmiddellijk moet worden opgericht;

Overwegende dat het voor een correcte functionering onontbeerlijk is dat het wetenschappelijk personeel wordt benoemd;

Overwegende dat de overgangsmaatregelen inzake de samenstelling van het selectiecollege, eindigen op 31 december 1999;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en het advies van Onze Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke bepalingen

Artikel 1.§1. Onder de benaming "Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum. » , hierna te noemen "het Centrum", wordt een wetenschappelijke inrichting van de Staat opgericht. § 2. Het Centrum is onderworpen aan de bepalingen van : 1° het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat;2° het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat;3° het koninklijk besluit van 21 april 1965 houdende bezoldingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat;4° het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat; 5°) het koninklijk besluit van 30 juli 1976 houdende bezoldingsregeling van het administratief. personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat.

Art. 2.§ 1. Het Centrum is verbonden aan het Ministerie van Justitie en is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. § 2. Het Centrum is een wetenschappelijke inrichting van het eerste niveau en omvat twee departementen en vijf afdelingen.

Het « klinisch departement » is samengesteld uit een afdeling "beklaagden", een afdeling "geïnterneerden" en een afdeling "veroordeelden".

Het departement "onderzoek" omvat een afdeling "wetenschappelijk onderzoek" en een afdeling "vorming en stages".

Art. 3.Ter uitvoering van de aan het Centrum opgedragen taken, wordt door de Minister van Justitie naast het wetenschappelijk personeel, een steundienst ter beschikking gesteld die het nodige administratief personeel alsook bewakingspersoneel omvat.

Art. 4.Het Centrum heeft tot taak : 1° expertises en klinische onderzoeken te verrichten van personen die bijzondere problemen stellen inzake diagnose, prognose, terugvalrisico en behandeling, zulks rekening houdend met de aard van de hen ten laste gelegde feiten, inzonderheid voor seksueel misbruik;2° wetenschappelijk onderzoek te verrichten op verzoek van de Minister van Justitie ter ondersteuning van het penitentiair beleid;3° stagemogelijkheden aan te bieden in het kader van de opleidingen die toegang verlenen tot de in het Centrum te begeven functies. Voor de uitvoering van deze opdrachten, werkt het Centrum samen met de steuncentra bedoeld in de samenwerkingsakkoorden inzake de begeleiding en behandeling van daders van sexueel misbruik onder de voorwaarden bepaald in een protocol van overeenkomst tussen de Minister van Justitie, de bevoegde Gemeenschaps- en Gewestregeringen, het Centrum en de steuncentra.

Art. 5.Het Centrum heeft overeenkomstig artikel 4, 1°, inzonderheid tot doel expertises en klinisch interdisciplinair gevalsonderzoek uit te voeren van : § 1. Beklaagden in voorhechtenis, ten aanzien van wie gronden bestaan om aan te nemen dat zij verkeren hetzij in staat van krankzinnigheid, hetzij in ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hen ongeschikt maakt tot het controleren van hun daden, op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de onderzoeksrechter of de onderzoeks- en vonnisgerechten.

De expertise en het onderzoek hebben tot doel het formuleren van een omstandig advies inzake hun toerekeningsvatbaarheid, het terugvalrisico en de behandelingsmogelijkheden of inzake de mogelijkheid van een vrijheid onder voorwaarden en de modaliteiten inzake de opvolging hiervan; § 2. Geïnterneerden, 1° op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij, met het oog op een advies inzake de geschikte plaats voor de tenuitvoerlegging van de interneringsmaatregel;2° op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Commissies tot Bescherming van de Maatschappij en van de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij, met het oog op een omstandig advies inzake de mogelijkheid tot invrijheidstelling op proef, de modaliteiten inzake de opvolging ervan en de definitieve invrijheidstelling; § 3. Veroordeelde gedetineerden, op verzoek - al dan niet na een vraag van de persoon zelf of diens advocaat - van de Minister van Justitie, met het oog op een omstandig advies inzake de penitentiaire oriëntatie en de behandeling, de mogelijkheid tot vervroegde en voorwaardelijke invrijheidstelling en de modaliteiten inzake de opvolging ervan.

Art. 6.Jaarlijks overhandigt het inrichtingshoofd aan de Minister van Justitie een verslag over de werkzaamheden ervan. HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 7.In afwijking van artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, en tot 31 december 1999, wordt een selectiecollege ingesteld om de taken van de wetenschappelijke Raad over te nemen in verband met de selectieprocedure van de leidinggevende ambtenaren.

Dit college is als volgt samengesteld : 1° als voorzitter : de Secretaris- generaal van het Ministerie waaraan de inrichting verbonden is, of bij zijn afwezigheid, een door de Minister aangewezen ambtenaar-generaal;2° als leden : a) de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen, of zijn plaatsvervanger;b) het hoofd van het departement van criminologie van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, of zijn plaatsvervanger;c) drie prominente wetenschappers die niet tot de inrichting behoren. Deze prominenten worden aangeduid door de bevoegde Minister op dubbele voordracht van de Directeur-generaal.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de eerst dag van de maand volgend op die waarin het in het Belgish Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^