Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 september 2008
gepubliceerd op 30 september 2008

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Mechelen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2008009821
pub.
30/09/2008
prom.
18/09/2008
ELI
eli/besluit/2008/09/18/2008009821/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Mechelen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 81 tot en met 83, 86 tot en met 93, 95, 96, 334 tot en met 339;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Mechelen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 augustus 1989;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen, van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Mechelen, van de arbeidsauditeur te Mechelen, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Mechelen en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Mechelen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Mechelen bestaat uit zes kamers, één kamer voor kort geding en één bureau voor rechtsbijstand.

Art. 2.De eerste kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij de artikelen 580 en 582, 3°, 4° en 7°, van het Gerechtelijk Wetboek en van de toepassing van artikel 583 van hetzelfde Wetboek op de werkgevers en de werknemers; van de geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars, wanneer het de werknemers betreft; van de geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest bevoegd zijn alsmede van de geschillen over de toepassing van het decreet van 30 april 2004 houdende het Handvest van de werkzoekende en zijn uitvoeringsbepalingen.

De voorzitter van deze kamer, alleen rechtsprekend, neemt ook kennis van de betwistingen bedoeld bij artikel 52, § 3, van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering en van alle andere geschillen, die door een alleensprekend rechter dienen behandeld te worden.

De tweede kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de arbeiders (met uitzondering van artikel 578, 12°, b, en 14°) alsook van de zaken bepaald bij de artikelen 579 en 582, 3°, 4°, 5°, 6° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek en van de toepassing van artikel 583 van hetzelfde wetboek op de werkgevers en de werknemers.

De derde kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bedienden (met uitzondering van artikel 578, 12°, b, en 14°), alsook van de zaken bepaald bij de artikelen 582, 3°, 4°, 5°, 6° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, van de toepassing van artikel 583 van hetzelfde Wetboek op de werkgevers en de werknemers alsook van artikel 138bis van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de burgerlijke vordering van de arbeidsauditeur.

De vierde kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij artikel 578, 12°, b, en artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek en van de toepassing van artikel 583 van hetzelfde Wetboek op de zelfstandigen, alsmede van de geschillen betreffende het sociaal statuut van de kunstenaars die betrekking hebben op zelfstandigen.

De vijfde kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij artikel 582, 1° en 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.

De zesde kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Elke kamer neemt, volgens de in dit artikel toebedeelde bevoegdheden, kennis van de toepassing der administratieve sancties bepaald bij de wetten en verordeningen bedoeld in de artikelen 578 tot 582 van het Gerechtelijk Wetboek.

Daarenboven neemt elke kamer, overeenkomstig de verdeling gedaan door de voorzitter van de rechtbank kennis van de andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die al dan niet genoemd zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 3.De eerste kamer houdt zitting op de eerste, tweede en derde woensdag van de maand en op de eerste, tweede en derde donderdag van de maand, om 14 uur.

De tweede kamer houdt zitting op de eerste, tweede, derde en vierde maandag van de maand, om 14 uur.

De derde kamer houdt zitting op de tweede en vierde dinsdag van de maand, om 14 uur.

De vierde kamer houdt zitting op de derde vrijdag van de maand of op de eerste vrijdag, wanneer de derde vrijdag een wettelijke feestdag is, om 14 uur.

De vijfde kamer houdt zitting op de tweede vrijdag van de maand of op de vierde vrijdag, wanneer de tweede vrijdag een wettelijke feestdag is, om 14 uur.

De zesde kamer houdt zitting op de eerste, tweede, derde en vierde dinsdag van de maand, om 14 uur.

De zittingen in kort geding en die waarop de procedureregelen inzake kort geding van toepassing zijn, worden gehouden op donderdag, om 14 uur.

Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op donderdag, om 14 uur.

Art. 4.De zaken worden voor elke kamer volgens haar bevoegdheid, ingeleid op de hierna volgende dagen : - voor de eerste kamer, op de bij artikel 3 bepaalde zittingen van woensdag en donderdag voor de zaken ingeleid bij verzoekschrift en op de bij hetzelfde artikel bepaalde zittingen van woensdag voor de zaken ingeleid bij exploot van dagvaarding of bij vrijwillige verschijning; - voor de andere kamers, op de dagen respectievelijk bepaald bij artikel 3.

De andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die niet genoemd zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek worden ingeleid : - voor de eerste kamer, op de bij artikel 3 bepaalde zittingen van woensdag voor de zaken ingeleid bij exploot van dagvaarding of bij vrijwillige verschijning; - voor elke bevoegde kamer, op de dagen respectievelijk bepaald bij artikel 3, voor de zaken ingeleid bij verzoekschrift.

De verwijzingen na cassatie worden toegewezen aan de bevoegde kamer, naargelang van de aard van het geschil, volgens het in dit artikel gemaakte onderscheid.

Art. 5.De kamers kunnen volgens de behoeften van de dienst buitengewone zittingen houden waarvan zij zelf de dag en het uur bepalen in overleg met de voorzitter van de rechtbank en voor de zaken waarin het advies van het openbaar ministerie vereist is, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen.

Art. 6.Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de voorzitter van de rechtbank, van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden op de dagen en uren die hij vaststelt.

Art. 7.Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de voorzitter van de rechtbank, van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorlopig te wijzigen, voor zover deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.

Art. 8.De voorzitter kan van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aanvangsuur van de zittingen wijzigen.

Art. 9.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, dag en uur van de vakantiezittingen, in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek. Hij maakt een dienstregeling op van de magistraten die zitting houden.

De voorzitter kan te allen tijde, naargelang van de behoeften van de dienst, de dienstregeling van de vakantiezittingen wijzigen.

Art. 10.Het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Mechelen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 augustus 1989, wordt opgeheven.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.

Art. 12.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk worden, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 september 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET

^