Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 december 2002
gepubliceerd op 25 december 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de bijzondere modaliteiten van het overleg voor de bepaling van de plaatsing en de gebruiksomstandigheden van vaste automatisch werkende toestellen in afwezigheid van een bevoegd persoon, bestemd om op de openbare weg toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2002014318
pub.
25/12/2002
prom.
18/12/2002
ELI
eli/besluit/2002/12/18/2002014318/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de bijzondere modaliteiten van het overleg voor de bepaling van de plaatsing en de gebruiksomstandigheden van vaste automatisch werkende toestellen in afwezigheid van een bevoegd persoon, bestemd om op de openbare weg toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 62, zevende lid, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de bijzondere modaliteiten van het overleg voor de bepaling van de plaatsing en de gebruiksomstandigheden van vaste automatisch werkende toestellen in afwezigheid van een bevoegd persoon, bestemd om op de openbare weg toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976, 23 juni 1978, 8 juni 1979, 14 december 1979, 15 april 1980, 25 november 1980, 11 mei 1982, 8 april 1983, 21 december 1983, 1 juni 1984, 18 oktober 1984, 25 maart 1987, 17 september 1988, 22 mei 1989, 20 juli 1990, 28 januari 1991, 1 februari 1991, 18 maart 1991, 18 september 1991, 14 maart 1996, 29 mei 1996, 11 maart 1997, 16 juli 1997, 23 maart 1998, 9 oktober 1998, 15 december 1998, 7 mei 1999, 24 juni 2000, 17 oktober 2001, 14 mei 2002, 5 september 2002 en 21 oktober 2002;

Overwegende dat de Gewestregeringen betrokken zijn bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 januari 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 7 februari 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 8 februari 2002 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies 33.773/4 van de Raad van State, gegeven op 22 oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de bijzondere modaliteiten van het overleg voor de bepaling van de plaatsing en de gebruiksomstandigheden van vaste automatisch werkende toestellen in afwezigheid van een bevoegd persoon, bestemd om op de openbare weg toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten, wordt het 2° vervangen door de volgende bepalingen : « 2° Voor de politionele overheden : - de directeur(s)-coördinatoren van de bestuurlijke politie; - de korpschef(s) van de lokale politie en/of een afgevaardigde van de directie van de verbindingswegen van de federale politie; - de voorzitter van het politiecollege in een meergemeentenpolitiezone; - de personen die verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van de bevoegde personen bepaald in artikel 3, 4°, 5°, 6° en 12° van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer wanneer de vaste uitrusting of uitrustingen hen aanbelangen en/of zij belast zijn met het operationeel beheer van voornoemde uitrustingen. »

Art. 2.Artikel 5, § 1, tweede lid, tweede zin, van hetzelfde besluit, wordt als volgt gewijzigd : « Dit protocol vermeldt uitdrukkelijk : - het akkoord van de wegbeheerder voor de plaatsing op de openbare weg waarover hij het beheer heeft, van de vaste uitrusting(en) voor automatisch werkende toestellen in afwezigheid van een bevoegd persoon, zoals bedoeld in artikel 62, zevende lid, laatste zin, van de wet; - de nadere regels voor het verslag betreffende de uitrusting(en) dat de in artikel 3, eerste lid, 2°, bedoelde overheid die het operationeel beheer over de werking van de vaste uitrusting verzekert, doet toekomen aan het bestuur bedoeld in artikel 1, 3°. »

Art. 3.In artikel 3, 12°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, ingevoegd bij koninklijk besluit van 18 september 1991 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 maart 1996, wordt de zinsnede « en uitsluitend inzake de toepassing van artikel 25.1, 2° en 6°, » vervangen door de zinsnede « en uitsluitend inzake de toepassing van de artikelen 5 en de verkeersborden C5 met onderbord « Uitgezonderd 2+ » of « 3+ », F17 en F18, 72.5 en 72.6, 25.1, 2° en 6°, 62ter alsook 77.8. »

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^