gepubliceerd op 06 april 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie West-Vlaanderen
18 APRIL 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie West-Vlaanderen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie West-Vlaanderen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Aalst, 18 april 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 Vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie West-Vlaanderen (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 1999 onder het nummer 51594/COF/116) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die gelegen zijn in de provincie West-Vlaanderen en ressorteren onder het Paritair Comité van de scheikundige nijverheid uit hoofde van hun bedrijvigheid inzake verwerking van kunststoffen.
Algemene bepaling
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet generlei afbreuk aan de algemene collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998 en het nationaal akkoord betreffende loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid van 3 februari 1999 en van sectie IV, hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen en van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen, alsook de procedure tot raadpleging van de werknemers die in acht dient genomen te worden bij de sluiting van een akkoord betreffende vorming en tewerkstelling.
Werkzekerheid
Art. 3.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de werkgevers alles in het werk stellen om ontslag wegens economische redenen te vermijden. Eventuele problemen in dit verband zullen vooreerst en in de mate van de mogelijkheid, worden opgevangen door het invoeren van een regeling van gedeeltelijke werkloosheid.
Uitsluitend tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen ontslagen wegens economische redenen eerst mogelijk zijn na het bereiken van een som van dagen gedeeltelijke werkloosheid naar rato van 15 dagen per arbeider in de getroffen afdeling van de betrokken onderneming.
Indien deze voorwaarde niet vervuld is op het ogenblik van een ontslag wegens economische redenen, wordt, bij dit ontslag, de wettelijke opzeggingstermijn of de wettelijke verbrekingsvergoeding verdubbeld.
Alvorens tot ontslag wegens economische redenen over te gaan, zal de werkgever hierover met de vakbondsorganisaties overleg plegen.
Brugpensioen collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van de Nationale Arbeidsraad
Art. 4.Het bestaand stelsel van brugpensioen, waarbij de leeftijd van 60 jaar, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 gesloten in de nationale arbeidsraad op 19 december 1974, verlaagd werd tot 58 jaar, wordt verlengd voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De procedures en modaliteiten zijn deze die door voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 voorzien zijn.
Art. 5.In toepassing van het nationaal akkoord gesloten op 3 februari 1999 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 20 april 1999 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en voor de periode beperkt tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000, wordt de brugpensioenregeling, zoals voorzien in hogervermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 17, uitgebreid tot de arbeiders die : 1. de leeftijd van 56 jaar of meer hebben bereikt of zullen bereiken uiterlijk op 31 december 2000;2. voldoen aan de terzake geldende voorwaarden voorzien in de wet van 26 maart 1999 - Hoofdstuk III, Afdeling VI, Onderafdeling 3 - betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en houdende diverse bepalingen: bijgevolg zullen de betrokken arbeiders een beroepsverleden als loontrekkende van 33 jaar moeten kunnen rechtvaardigen evenals minstens 20 jaar gewerkt te hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad. De procedures en modaliteiten terzake zijn deze die door voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 voorzien zijn.
Art.6 In toepassing van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 20 april 1999 in de schoot van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en mits uitdrukkelijk voorafgaandelijk akkoord van de werkgever, wordt de mogelijkheid tot het opnemen van halftijds brugpensioen toegekend aan de arbeiders die : - de leeftijd van 55 jaar of meer bereikt hebben of zullen bereiken uiterlijk op 31 december 2000; - voldoen aan de terzake geldende wettelijke bepalingen; - met hun werkgever een akkoord bereiken om hun arbeidsprestaties te halveren.
De procedures en modaliteiten zijn deze die door collectieve arbeidsovereenkomst nr 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, worden bepaald.
Maatregelen inzake tewerkstelling/vorming
Art. 7.Voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt het recht op volledige of halftijdse loopbaanonderbreking voor familiale redenen, binnen de wettelijke bepalingen, toegekend naar rato van maximum 3 pct. van het arbeidersbestand van de onderneming.
Art. 8.Voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt het recht op halftijdse arbeid met verhoudingsgewijs behoud van inkomen toegekend naar rato van maximum 3 pct. van het arbeidersbestand.
Art. 9.Voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt het recht op halftijdse loopbaanonderbreking in het raam van de wet van 22 januari 1985 toegekend vanaf de leeftijd van 50 jaar.
Art. 10.De invoering van de maatregelen voorzien in de artikelen 6 tot en met 9 hierboven mag geen verstoring van de arbeidsorganisatie met zich meebrengen en dient rekening te houden met de mogelijkheden tot vervanging.
Art. 11.Voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een inspanning voor vorming gedaan met als streefdoel 1,1 pct. van de loonmassa voor het geheel van de betrokken ondernemingen. Er wordt zowel voor de interne als voor de externe beroepsopleiding gestreefd naar de mogelijkheid om dit voor alle categorieën van het arbeiderspersoneel te voorzien. Er wordt een jaarlijkse evaluatie en mededeling van de vooruitzichten voorzien in de ondernemingsraad of bij ontstentenis met de syndicale afvaardiging.
Carensdag
Art. 12.De toekenning van het loon op de eerste carensdag per jaar en per arbeider in geval van ziekte wordt voor onbepaalde duur ingevoerd.
De toekenning van het loon op de overige carensdagen in geval van ziekte wordt verlengd voor de periode van 1 april 1999 tot 31 maart 2001 en dit bij wijze van proef.
Anciënniteitsverlof
Art. 13.Als voorafname op een eventueel toekomstige arbeidsduurverkorting onder welke vorm ook, wordt er ter vervanging van de bestaande betaalde vrije dag na 15 jaar anciënniteit in de onderneming, een betaalde vrije dag toegekend per kalenderjaar aan de arbeiders vanaf 10 jaar anciënniteit in de onderneming en blijft de bijkomende betaalde vrije dag toegekend per kalenderjaar aan de arbeiders vanaf 20 jaar anciënniteit in de onderneming van toepassing (totaal maximum 2 anciënniteitsdagen per kalenderjaar).
Koopkracht
Art. 14.Lonen De werkelijk betaalde basisuurlonen, (40-urenweek) worden verhoogd met 6 F per uur vanaf 1 juli 1999 en met 5 F per uur vanaf 1 juli 2000.
De bestaande minimumuurlonen uitgedrukt in het 40-urenstelsel, worden met 6 F per uur verhoogd en worden vanaf 1 juli 1999 : - Afwerking en verpakking : 338,85 F per uur - Productie a) bij de aanwerving : 361,50 F per uur b) na drie maand (referentieloon) : 374,45 F per uur c) gespecialiseerden : 382,95 F per uur - Ploegbazen : 393,40 F per uur De bestaande minimumuurlonen uitgedrukt in het 40-urenstelsel, worden met 5 F per uur verhoogd vanaf 1 juli 2000. Deze bedragen worden gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling der lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen.
Bovenvermelde bedragen stemmen overeen met het spilindexcijfer 102,33 op basis van 1996 = 100.
Premies voor ploegwerk
Art. 15.De bedragen van de premies voor ploegwerk (40-urenweek) blijven behouden, voor de dagploegen op 6,60 pct. van het referentieloon en voor de nachtploegen op 21,85 pct. van het referentieloon, zoals bepaald in artikel 14, tweede lid, hierboven.
Indien de berekening per uur geschiedt, gebeurt deze tot op de derde decimaal en, zoals gebruikelijk voor de afronding, vervalt alles wat na de tweede decimaal komt. Hierdoor worden de ploegvergoedingen uitgedrukt in franken vanaf 1 juli 1999 (40-urenweek) : - morgen- en namiddagploeg : 24,71 F per uur; - nachtploeg : 81,81 F per uur.
Uitzendarbeid
Art. 16.Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake, wordt de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale afvaardiging driemaandelijks ingelicht over de tewerkstelling van uitzendkrachten, beoogd door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, welke in hoofdzaak handarbeid verrichten.
De te verstrekken informatie betreft volgende punten : - het aantal uitzendkrachten per afdeling; - de reden van tewerkstelling; - de opdeling van het aantal uitzendkrachten in de onderneming volgens ononderbroken tewerkstellingsduur in de onderneming volgens het volgende schema : minder dan drie maanden, tussen drie en zes maanden, tussen zes en twaalf maanden, tussen twaalf en achttien maanden, en vanaf achttien maanden en meer.
Klein verlet
Art. 17.Voortaan zullen vanaf 1 april 1999 voor de regeling van klein verlet de samenwonenden gelijkgesteld worden met gehuwden mits voorlegging van een attest van samenwonenden, afgeleverd door de gemeente van de woonplaats.
Bestaande overeenkomsten en sociale vrede
Art. 18.Alle bepalingen van vorige collectieve arbeidsovereenkomsten, die niet eenmalig zijn of die door deze collectieve arbeidsovereenkomst niet gewijzigd of afgeschaft worden, blijven voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst verlengd.
De sociale vrede wordt gewaarborgd voor de ganse duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Geldigheidsduur
Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2001, met uitzondering van artikel 5 dat in werking treedt op 1 januari 1999 en ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 april 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX