Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 oktober 2000
gepubliceerd op 28 oktober 2000

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Dinant

bron
ministerie van justitie
numac
2000009903
pub.
28/10/2000
prom.
17/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/17/2000009903/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Dinant


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 76 tot 78, artikel 79, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1991 en 22 december 1998, artikel 80, vervangen bij de wet van 22 december 1998, artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, artikel 91, vervangen bij de wet van 25 juli 1985 en gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992 en 11 juli 1994, artikel 92, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1974, 25 juli 1985 en 3 augustus 1992, artikel 93, artikel 94, gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, en op de artikelen 95 tot 97;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement van de rechtbank van eerste aanleg te Dinant, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 augustus 1988 en 12 augustus 1991;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van beroep te Luik, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Luik, van de procureur-generaal te Luik, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Dinant, van de procureur des Konings te Dinant, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Dinant en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Dinant;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De rechtbank van eerste aanleg te Dinant bestaat uit vijftien kamers, waarvan zes burgerlijke kamers, een kamer voor zaken in kortgeding, een kamer voor beslagzaken, vijf correctionele kamers, een jeugdkamer en een raadkamer.

Art. 2.De eerste tot en met de zesde kamer nemen kennis van de burgerlijke zaken.

De zevende kamer neemt kennis van de kortgedingen.

De achtste kamer neemt kennis van de beslagzaken.

De negende tot en met de dertiende kamer nemen kennis van de strafzaken.

De veertiende kamer neemt kennis van de zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren.

De vijftiende kamer houdt zitting als raadkamer in strafzaken.

Art. 3.De tweede, de negende en de tiende kamer bestaan uit drie rechters. Zo de noodwendigheden van de dienst zulks vereisen, kunnen de tweede en de tiende kamer evenwel bestaan uit één rechter.

Onverminderd de toepassing van de artikelen 91 en 92 van het Gerechtelijk Wetboek, bestaan de andere kamers en het bureau voor juridische bijstand slechts uit één rechter.

Art. 4.De kamers houden zitting als volgt : - de eerste kamer, op donderdag om 9 uur; - de tweede kamer, op woensdag om 9 uur; - de derde kamer, op maandag om 9 uur; - de vierde kamer, op donderdag om 9 uur; - de vijfde kamer, op vrijdag om 9 uur; - de zesde kamer, op woensdag om 9 uur; - de zevende kamer, op vrijdag om 9 uur; - de achtste kamer, op dinsdag en vrijdag om 9 uur; - de negende kamer, op maandag om 9 uur; - de tiende kamer, op dinsdag om 9 uur; - de elfde kamer, op woensdag om 9 uur; - de twaalfde kamer, op donderdag om 9 uur; - de dertiende kamer, op vrijdag om 9 uur; - de veertiende kamer, op maandag om 9 uur; - de vijftiende kamer, op dinsdag en vrijdag om 9 uur.

Buiten de hierboven vastgestelde dagen en uren, kan de raadkamer in strafzaken zitting houden telkens de noodwendigheden van de dienst dit vergen.

Indien de raadkamer zitting houdt op een dag volgend op een feestdag, begint de zitting om 14 uur.

De verschijningen inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming geschieden op dinsdag om 14 u 30 m.

Het bureau voor juridische bijstand houdt zitting op dinsdag om 14 uur.

De getuigenverhoren in burgerlijke zaken hebben plaats op dinsdag en donderdag om 14 uur.

Art. 5.De kamers kunnen, naargelang van de behoeften van de dienst, buitengewone zittingen houden, waarvan zij zelf de dagen en uren bepalen, met instemming van de voorzitter van de rechtbank.

Art. 6.De voorzitter van de rechtbank kan, zo de behoeften van de dienst het vereisen en na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, waarvoor hij de dagen en uren bepaalt.

Art. 7.De inleidingen hebben plaats : a) voor de burgerlijke rechtbank : - inzake hoger beroep tegen de vonnissen van de vrederechters en de politierechtbank (burgerlijke kamer) : voor de tweede kamer; - inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed wegens bepaalde feiten : voor de derde kamer; - in burgerlijke zaken die niet bedoeld zijn hierboven en inzake verzoekschriften : voor de eerste kamer; c) voor de beslagrechter, op de zitting van dinsdag van de achtste kamer;d) voor de correctionele rechtbank : - inzake hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank, zetelend in strafzaken : voor de negende kamer; - in strafzaken en bij rechtstreekse dagvaardingen die moeten worden toegewezen aan een kamer met drie rechters, overeenkomstig artikel 92, § 1, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek : op de zitting van de tiende kamer, behalve deze van de eerste dinsdag van de maand; - in zaken waarin de openbare rechtsvordering uitgeoefend wordt door de arbeidsauditeur, overeenkomstig artikel 155 van het Gerechtelijk Wetboek : op de zitting van de tiende kamer, op de eerste dinsdag van de maand; - in andere strafzaken en bij rechtstreekse dagvaardingen in andere strafzaken dan deze hierboven, die worden toegewezen aan een kamer met één rechter : op de zitting van de elfde, de twaalfde en de dertiende kamer; e) voor de jeugdrechtbank : voor de veertiende kamer, op maandag. In zaken met rechtstreekse dagvaarding, wordt het openbaar ministerie daarvan door de dagvaardende partij in kennis gesteld en krijgt het inzage van de stukken, ten minste drie dagen voor de oproeping van de zaak.

Art. 8.De voorzitter van de rechtbank kan, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aantal en de bevoegdheden van de kamers tijdelijk wijzigen.

Art. 9.De voorzitter van de rechtbank verdeelt de burgerlijke zaken.

De strafzaken worden, op voorstel van de procureur des Konings, door de voorzitter van de rechtbank toebedeeld.

Art. 10.De voorzitter van de rechtbank bepaalt na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, de dienstregeling van de onderzoeksrechters en de verdeling van de zaken onder hen.

De zaken worden toebedeeld aan de onderzoeksrechter die met dienst is op de datum van de vordering van de procureur des Konings.

Wanneer de behoeften van de dienst of een goede rechtsbedeling dit vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, afwijken van de dienstregeling en van de verdeling van de zaken of aan een onderzoeksrechter een zaak toebedelen die voor een andere onderzoeksrechter aanhangig is.

Art. 11.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen in overeenstemming met de artikelen 334 tot 339 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hij maakt de lijst op van de magistraten die er zitting zullen houden.

De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde die lijst wijzigen, met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 12.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het Hof van beroep en van de procureur des Konings.

Art. 13.Het koninklijk besluit van 17 april 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Dinant, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 augustus 1988 en 12 augustus 1991, wordt opgeheven.

Art. 14.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^