gepubliceerd op 02 december 2003
Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
17 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;
Gelet op de hoogdringendheid;
Overwegende dat de richtlijn 2001/12/EG tot wijziging van richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, dat de richtlijn 2001/13/EG tot wijziging van richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, dat de richtlijn 2001/14/EG van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit, alsmede inzake veiligheidscertificering ten laatste tegen 15 maart 2003 dienden omgezet te zijn;
Overwegende dat het geboden is duidelijke regels inzake de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en van haar gebruik vast te leggen om aldus de veiligheid van alle spoorverkeer te waarborgen;
Overwegende dat de voorbereiding en het bijwerken van de veiligheidsnormen een taak is van hoog technisch niveau die slechts kan worden uitgevoerd door terzake bevoegde deskundigen en dat hierbij zeer regelmatig uiterst korte uitvoeringstermijnen dienen nagekomen;
Overwegende dat het geboden is de goede toepassing van de normen en regels betreffende de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik te controleren teneinde de veiligheid van alle spoorverkeer te waarborgen;
Overwegende dat een periodiek en omstandig verslag van de ongevallen en ernstige incidenten die het goede verloop van het spoorverkeer in het gedrang kunnen brengen, onontbeerlijk is voor het verzekeren van dit toezicht en voor het beoordelen van de algemene veiligheid van het net;
Overwegende dat de praktische modaliteiten voor het opstellen en het overmaken van dit verslag zonder verwijl aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur dienen opgelegd;
Overwegende dat de beheerder van de spoorweginfrastructuur instaat voor het beheer van de regelings- en veiligheidssystemen van de infrastructuur;
Overwegende de noodzaak om over duidelijke regels te beschikken voor het bekomen van de vergunning van spoorwegonderneming opdat spoorwegondernemingen op een billijke en niet discriminerende wijze zouden worden behandeld;
Overwegende de noodzaak om over duidelijke regels te beschikken voor het bekomen van het spoorwegveiligheidsattest opdat spoorwegondernemingen op een billijke en niet discriminerende wijze zouden worden behandeld;
Gelet op het advies van de Ministerraad van 28 februari 2003;
Overwegende dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit werden betrokken;
Gelet op het advies van de beheerder van de spoorweginfrastructuur;
Gelet op het advies 35.853/2/V van de Raad van State, gegeven de 03 september 2003, bij toepassing van artikel 84, § 1, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Vastlegging van de technische normen en regels met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik
Artikel 1.Onder technische normen en regels inzake de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik verstaat men : een geheel van voorschriften met betrekking tot het beheer en de exploitatie van het net.
Art. 2.§ 1. De Minister keurt de vormelijke wijzigingen en de technische uitvoeringsmaatregelen van de technische normen en regels, bedoeld in artikel 1, goed. Hij doet daarvoor voorafgaandelijk een beroep op de beheerder van de spoorweginfrastructuur die zijn advies binnen de dertig dagen verstrekt.
Een inventaris en zijn bijwerkingen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, somt de normen en regels, die bedoeld zijn in artikel 1, alsook de wijzigende teksten op. § 2. Telkens de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik het vereist legt de beheerder van de spoorweginfrastructuur aan de Minister de voorstellen tot het aanpassen of wijzigen van de technische normen en regels, bedoeld in artikel 1, voor. HOOFDSTUK II. - Opstellen van het veiligheidsverslag inzake het gebruik van de spoorweginfrastructuur
Art. 3.§ 1 Het jaarlijkse veiligheidsverslag bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, bevat alle nodige, nuttige en gedetailleerde informatie die toelaat objectief de ongevallen en ernstige incidenten te kennen die de veiligheid van de spoorwegexploitatie in gevaar hebben gebracht of dit hadden kunnen doen; deze informatie geeft weer, onder de vorm van analyses en ondersteund met tabellen, de gegevens die de beheerder van de spoorweginfrastructuur gerepertorieerd heeft met betrekking tot alle exploitatieongevallen, de oorzaken die aan de basis ervan liggen, de algemene of bijzondere gevolgen ervan voor het spoorverkeer, de geraamde directe globale kost en de schade die eruit voortvloeit.
De tabellen, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld uitgaande van een repertorium waarin het aantal ongevallen opgenomen is, hun oorzaken en hun gevolgen, gerangschikt minstens volgens de categorieën, zoals opgenomen in bijlage 1.
Bijkomende tabellen worden hieraan toegevoegd. Zij hebben betrekking op welbepaalde rubrieken, in het bijzonder het overschrijden van seinen, ongevallen met gekwetsten of doden, ongevallen op gebied van de hoge snelheid of het vervoer van gevaarlijke producten; deze tabellen kunnen evolueren in functie van de omstandigheden of bijzondere feiten die zich in de loop van het voorbije jaar op het spoorwegnet hebben voorgedaan.
Iedere tabel, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt door de beheerder van de spoorweginfrastructuur van een commentaar voorzien. § 2. Het jaarlijkse veiligheidsverslag herneemt, meer bepaald onder de vorm van histogrammen, de evolutie in de tijd van de veiligheid van het spoorwegnet, rekening houdend met parameters zoals de intensiteit van het verkeer, het aantal trein.km reizigers of trein.km goederen, alsook met gebeurtenissen die zich op bijzondere punten van het net, zoals de overwegen, hebben voorgedaan; de weerhouden parameters dienen de echte evolutie op het net te weerspiegelen, zonder evenwel de kenmerkende atypische fenomenen, die zich tijdens het voorbije werkjaar hebben voorgedaan, te verwaarlozen.
Deze analyse is voor de eerste maal vereist vanaf 2001 en wordt jaar na jaar vervolledigd, evenwel zonder dat de vergelijking een periode van meer dan tien jaar dient te beslaan. § 3. Het jaarlijkse veiligheidsverslag vermeldt de door de beheerder van de spoorweginfrastructuur getroffen maatregelen en de voorgestelde verbeteringen met het oog op de optimalisatie van de spoorwegveiligheid alsook de raming van hun budgettaire weerslag.
Wanneer de voorgestelde verbeteringen betrekking hebben op meerdere werkjaren, worden de vervaldagen van de te bewerkstelligen programma's meegedeeld en jaarlijks wordt de balans gemaakt van de verwezenlijkingen; de afwijkingen ten opzichte van de basisprogramma's worden gerechtvaardigd.
Art. 4.De Minister en het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kunnen met betrekking tot de gegevens, opgenomen in het veiligheidsverslag, alle bijkomende informatie opvragen die nodig wordt geacht om een jaarlijkse staat op te stellen en de noodzakelijke wijzigingen in overweging te nemen m.b.t. de technische normen en regels zoals, bedoeld in artikel 1. HOOFDSTUK III. - Over de vergunning van spoorwegonderneming
Art. 5.De spoorwegonderneming die om de afgifte van een vergunning verzoekt moet een ondertekende aanvraag per aangetekende brief sturen of via afgifte met ontvangstmelding bezorgen aan de Minister.
Art. 6.De vergunningsaanvraag vermeldt het type dienst of de types diensten waarop zij betrekking heeft.
Art. 7.De aanvraag voor het bekomen van een vergunning van spoorwegonderneming dient vergezeld van : 1° de documenten die staven dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden opgesomd in de artikelen 24 tot 29 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de gebruiksvoorwaarden van de spoorweginfrastructuur;voor een onderdaan van een andere Lid-Staat van de Europese Unie, worden eveneens als gelijkwaardig aan het Belgische getuigschrift van goed zedelijk gedrag aanvaard, een uittreksel uit het strafregister of, bij ontstentenis, een gelijkwaardig document of attest, dat niet ouder is dan drie maand, afgeleverd door een bevoegde gerechtelijke of administratieve overheid van het land van oorsprong of herkomst en waaruit blijkt dat is voldaan aan de eisen van eerbaarheid; 2° een door een Nationale of een Europese bevoegde Overheid voor eensluidend verklaard afschrift van de akte tot oprichting van de rechtspersoon - aanvrager, alsook de eventuele wijzigingen ervan;een kopie van de beslissing tot benoeming van minstens één persoon, aangewezen om daadwerkelijk en permanent de spoorwegvervoeractiviteit van de rechtspersoon-aanvrager te leiden en een voor eensluidend verklaard afschrift van de inschrijving in het Handelsregister wanneer deze inschrijving is vereist; 3° alle documenten en stukken die staven dat de aanvrager in functie van de prestaties die hij levert of plant te leveren, de beschikkingen heeft genomen die zijn opgelegd teneinde zijn burgerlijke aansprakelijkheid voldoende te dekken.
Art. 8.De vergunning van spoorwegonderneming of de tijdelijke vergunning van spoorwegonderneming, bedoeld in artikel 33 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 maart 2003 wordt overgemaakt aan de aanvrager door middel van een aangetekende brief door de Minister.
Een kopie van elke vergunning of tijdelijke vergunning die afgeleverd werd in België, wordt overgemaakt aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur en aan de Spoordienst belast met de toewijzing en tarifering.
Art. 9.§ 1. De documenten en de stukken met betrekking tot het nieuw onderzoek van de vergunning van spoorwegonderneming, bedoeld in artikel 30 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 maart 2003 dienen per aangetekende brief te worden gestuurd of via afgifte met ontvangstmelding bezorgd aan de Minister, ten laatste negentig dagen vóór de vervaldag van de vergunning. § 2. De documenten en stukken met betrekking tot het nieuwe onderzoek van de vergunning van spoorwegonderneming, bedoeld in artikel 34 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 maart 2003, dienen per aangetekende brief te worden gestuurd of via afgifte met ontvangstmelding bezorgd aan de Minister, ten laatste negentig dagen vóór de effectieve uitbreiding of wijziging van de activiteiten.
Art. 10.De houder van een vergunning van spoorwegonderneming of van een tijdelijke vergunning van spoorwegonderneming, afgeleverd in uitvoering van dit besluit, is ertoe gehouden de Minister in kennis te stellen van elke toestandswijziging met mogelijke invloed op de eerbiediging van de artikelen 24 tot 29 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 maart 2003.
Art. 11.De Minister kan zich op elk ogenblik ervan vergewissen dat de houder van een vergunning van spoorwegonderneming of van een tijdelijke vergunning van spoorwegonderneming de bepalingen, bedoeld in de artikelen 24 tot 29 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 maart 2003, eerbiedigt.
Daarom worden de jaarrekeningen en de jaarlijkse verslagen van de houder van een vergunning van spoorwegonderneming elk jaar en binnen dertig dagen na hun goedkeuring overgemaakt met een aangetekende brief of via afgifte met ontvangstmelding bezorgd aan de Minister.
De Minister kan alle andere documenten of stukken invorderen wanneer hij dat nodig acht. Deze documenten en stukken worden hem overgemaakt met een aangetekende brief of via afgifte met ontvangstmelding ten laatste dertig dagen nadat hij de aanvraag heeft gedaan.
Art. 12.Elke beslissing tot intrekking of schorsing van een vergunning van spoorwegonderneming of van een tijdelijke vergunning van spoorwegonderneming wordt aan de houder betekend door de Minister per aangetekende brief met ontvangstmelding.
De intrekking of schorsing gaat daadwerkelijk in op de datum van de verzending van de betekening. De beheerder van de spoorweginfrastructuur ontvangt onmiddellijk een kopie van genoemde betekening.
Art. 13.§ 1. De documenten en stukken overgemaakt door de aanvrager in het kader van dit besluit dienen te bestaan uit één ondertekend origineel en twee kopieën. § 2. Om ontvankelijk te worden verklaard dienen deze documenten en stukken te worden opgesteld in overeenstemming met de van kracht zijnde wetten met betrekking tot het gebruik van de talen in de bestuurszaken, met uitzondering van pure technische specificaties die eveneens kunnen opgesteld zijn in het Engels.
Art. 14.§ 1. De houder van een vergunning voor spoorwegonderneming stort, ten titel van deelname in de administratieve kosten en de kosten voor de controle en het toezicht, een jaarlijkse heffing van tweeduizend vijfhonderd euro op de rekening van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Vervoer te Land, Kantersteen 12, te 1000 Brussel. § 2. De jaarlijkse heffing moet worden vereffend vóór de aflevering van de vergunning en vervolgens vóór de 1e januari van elk jaar. § 3. Het bedrag van de te betalen heffing voor de aflevering van de eerste vergunning wordt berekend à rato van het aantal maanden die zijn inbegrepen tussen de datum van het toekennen van de vergunning en de 1e januari van het daaropvolgende jaar. § 4. De heffing wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de waarde van de diensten-index.
Art. 15.De vergunning van spoorwegonderneming is conform het model vastgelegd in de bijlage 2. HOOFDSTUK IV. - Over het veiligheidsattest voor spoorvervoer
Art. 16.De spoorwegonderneming die om de afgifte van een veiligheidsattest voor spoorvervoer verzoekt, dient een ondertekende aanvraag per aangetekende brief te sturen of via afgifte met ontvangstmelding te bezorgen aan de Minister.
Art. 17.§ 1. De aanvraag van het veiligheidsattest voor spoorvervoer duidt de spoorwegdienst of spoorwegdiensten aan waarvoor een veiligheidsattest wordt gevraagd, met uitzondering van de eventueel regelmatig of uitzonderlijk georganiseerde diensten met historisch materieel. In dit geval kunnen bijzondere voorschriften uitgevaardigd worden door de Minister.
Onder historisch materieel wordt verstaan : oud materieel dat niet over alle noodzakelijke technische uitrustingen beschikt en waarbij bijzondere begeleidingsmaatregelen zijn vereist om te rijden in alle veiligheid. § 2. Voor elke spoorwegdienst vermeldt de aanvraag : 1. de vervoerscategorie : reizigers of goederen;2. de voornaamste onderdelen : * voor het reizigersverkeer : - de oorsprong en de bestemming; - de tussenliggende bedieningspunten; - de vooropgestelde frequenties; * voor het goederenvervoer : - het type van vervoer (gesloten treinen, verspreid vervoer, gecombineerd vervoer); - de aard van de goederen : - de oorsprong en de bestemming; - de tussenliggende bedieningspunten; - de vooropgestelde frequenties; - de aard van het rollend materieel; - de tractiewijze : elektrisch of autonoom.; 3. de reiswegen voor dewelke het attest wordt gevraagd.De reisweg wordt gedefinieerd door : - de stations of installaties aan de uiteinden van de reisweg; - één of meer tussenliggende stations of kenmerkende punten; - de alternatieve reiswegen die de aanvrager eventueel wenst te gebruiken.
Art. 18.De aanvraag voor het bekomen van een veiligheidsattest voor spoorvervoer is vergezeld van documenten die staven dat voldaan is aan de technische normen en regels bedoeld in artikel 1, die het veiligheidsbeheerssysteem beschrijven, die het effectief nakomen van de gevraagde vereisten inzake beroepsbekwaamheid bewijzen alsook van de goedkeuringsattesten inzake het personeel en het materieel.
Deze bepalingen zijn niet toepasbaar op het verkeer met historisch materieel.
Art. 19.Indien de aanvrager houder is van een vergunning van spoorwegonderneming afgeleverd door een andere Lid-Staat van de Europese Unie, voegt hij bij zijn aanvraag een afschrift van deze vergunning, eensluidend verklaard door een bevoegde overheid van het land van oorsprong of door een Europese bevoegde Overheid.
Art. 20.§ 1. Voorafgaand aan de aanvraag van het veiligheidsattest verzoekt de spoorwegonderneming de Minister om goedkeuringsattesten inzake personeel en materieel. § 2. De Minister betekent deze aanvraag aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur binnen de twee weken na ontvangst van de aanvraag.
Art. 21.§ 1. Binnen de zestig dagen na de betekening, bedoeld in artikel 20 § 2, maakt de beheerder van de spoorweginfrastructuur aan de Minister de goedkeuringsattesten inzake het personeel en het materieel van de aanvrager over. § 2. Als het dossier van de aanvrager de beheerder van de spoorweginfrastructuur niet toelaat een gunstig gevolg te geven, zal deze laatste de Minister daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen evenals de aanvrager en zijn beslissing motiveren, meer bepaald door te verduidelijken welke documenten ontbreken.
Na ontvangst van alle gevraagde bijkomende documenten beschikt de beheerder van de spoorweginfrastructuur over een nieuwe termijn van zestig dagen om zijn definitieve beslissing te betekenen. § 3. Wat betreft de geschiktheid van het personeel en het materieel zal de beheerder van de spoorweginfrastructuur zich in het bijzonder steunen op de certificatie-attesten overhandigd door de aanvrager.
Art. 22.De Minister maakt de goedkeuringsattesten inzake het personeel en het materieel, afgeleverd door de beheerder van de spoorweginfrastructuur, binnen de zeven dagen na ontvangst ervan over aan de aanvrager. Bij negatief gevolg betekent hij aan de aanvrager de redenen waarom deze goedkeuringsattesten niet zijn afgeleverd. Hij informeert ook de beheerder van de spoorweginfrastructuur.
Art. 23.Wanneer de Minister in het bezit is van de aanvraag voor het verkrijgen van het veiligheidsattest, met daarin alle documenten die moeten bijgevoegd zijn overeenkomstig artikelen 18 en 19, maakt hij deze aanvraag over voor omstandig technisch advies aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur binnen de zeven dagen na ontvangst.
Art. 24.§ 1. Binnen de dertig dagen na het overmaken van de aanvraag bedoeld in artikel 23, verzekert de beheerder van de spoorweginfrastructuur zich ervan, rekening houdend met de goedkeuringsattesten inzake het personeel en het materieel, dat de vereisten inzake beroepsbekwaamheid en inzake het beheer van de veiligheid voor de gevraagde spoorwegdienst of diensten daadwerkelijk zijn nagekomen. § 2. Binnen de termijn bedoeld in § 1 zendt de beheerder van de spoorweginfrastructuur het dossier samen met zijn omstandig technisch advies terug naar de Minister.
Art. 25.§ 1. Binnen de zeven dagen na ontvangst van het omstandig technisch advies van de beheerder van de spoorweginfrastructuur betekent de Minister aan de aanvrager de beslissing over de aflevering van het veiligheidsattest, evenals het bedrag van de verschuldigde heffing. Bij negatief gevolg, betekent hij aan de aanvrager de redenen waarom het veiligheidsattest niet is afgeleverd. Hij informeert ook de beheerder van de spoorweginfrastructuur. § 2. Het veiligheidsattest wordt overgemaakt per aangetekende brief na betaling van de heffing bedoeld in artikel 30, door de aanvrager.
Art. 26.De documenten en stukken met betrekking tot het nieuwe onderzoek van het veiligheidsattest voor spoorvervoer bedoeld in artikel 46 van het voornoemde koninklijk besluit van 12 maart 2003 worden door de houder van het veiligheidsattest voor spoorvervoer ten laatste negentig dagen vóór de vervaldatum van het attest gestuurd per aangetekende brief of via afgifte met ontvangstmelding bezorgd aan de Minister.
Art. 27.De beheerder van de spoorweginfrastructuur garandeert de vertrouwelijkheid van de informatie die door de kandidaten is medegedeeld.
Art. 28.Op elk ogenblik kan de Minister evenals de beheerder van de spoorweginfrastructuur zich ervan vergewissen dat de houder van een veiligheidsattest voor spoorvervoer de bepalingen, bedoeld in artikel 1, eerbiedigt.
Art. 29.§ 1. Alle documenten en stukken overgemaakt door de aanvrager in het kader van dit besluit dienen te bestaan uit één ondertekend origineel en twee kopieën. § 2. Om ontvankelijk te worden verklaard, dienen deze documenten en stukken te worden opgemaakt conform de van toepassing zijnde wetten inzake het gebruik van de talen in de bestuurszaken met uitzondering van de pure technische specificaties die eveneens kunnen opgesteld zijn in het Engels.
Art. 30.De houder van een veiligheidsattest stort ten titel van deelname in de administratiekosten en de kosten voor de controle en het toezicht, een jaarlijkse heffing van vijfhonderd euro op de rekening van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Vervoer te Land, Kantersteen 12, te 1000 Brussel. § 2. De jaarlijkse heffing moet worden vereffend vóór de aflevering van het veiligheidsattest en vervolgens vóór de 1e januari van elk jaar. § 3. Het bedrag van de te betalen heffing voor de aflevering van het eerste attest wordt berekend à rato van het aantal maanden die zijn inbegrepen tussen de datum van het toekennen van het attest en de 1ste januari van het daaropvolgende jaar. § 4. De heffing wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de waarde van de diensten-index.
Art. 31.§ 1. De Minister legt het geheel van de prestaties vast die de beheerder van de spoorweginfrastructuur hoort te verrichten in het kader van de procedure van de aflevering van het veiligheidsattest en maakt deze prestaties kenbaar. § 2. Het veiligheidsattest voor spoorvervoer is conform het model vastgelegd in de bijlage 3 van dit besluit. HOOFDSTUK V - Erkenning van de geschiktheid van het veiligheidspersoneel voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
Art. 32.§ 1. Elke aanvraag voor een geschiktheidsbrevet van bestuurder of treinbegeleider wordt, per aangetekende brief gericht aan de beheerder van de spoorweginfrastructuur met kopie van het dossier aan de Minister. § 2. De aanvraag is vergezeld van alle documenten die de fysische, psychische en technische geschiktheid van de kandidaten staven zoals beschreven in het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur (ARGSI) en in het bijzonder in het lastenkohier voor het personeel. § 3. De beheerder van de spoorweginfrastructuur onderzoekt de aanvragen binnen de dertig dagen. De eventuele proeven worden georganiseerd onder het toezicht van het Directoraat-generaal Vervoer te Land. § 4. Het Directoraat-generaal Vervoer te Land staat garant voor de niet-discriminerende behandeling van de kandidaten. Deze instantie ontvangt eventuele opmerkingen van de waarnemers, bedoeld in het ARGSI en neemt, in voorkomend geval, de noodzakelijke maatregelen. Deze maatregelen worden gemotiveerd en betekend bij aangetekende brief, verzonden binnen de drie dagen. § 5. Het slagen in de proef geeft recht op de aflevering van een geschiktheidsbrevet. Dit brevet wordt opgemaakt en afgeleverd door de beheerder van de spoorweginfrastructuur en is conform de modaliteiten bepaald in het ARGSI. Het kan worden verdaagd, geschorst of ingetrokken worden onder dezelfde voorwaarden. De beheerder van de spoorweginfrastructuur maakt zijn beslissing kenbaar binnen de vijf dagen aan de aanvrager en aan het Directoraat-generaal Vervoer te Land. HOOFDSTUK VI. - Slot en opheffingsbepalingen
Art. 33.Dit besluit heft het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 91/440/EEG van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, het koninklijk besluit van 11 december 1998 betreffende de vergunning van spoorwegonderneming en het gebruik van spoorweginfrastructuurcapaciteit met uitzondering van het hoofdstuk III, het ministerieel besluit van 18 maart 1999 houdende de benoeming van de leden van de Commissie Spoorvervoer, de ministeriële besluiten van 23 maart 1999 betreffende de modaliteiten voor de afgifte, de schorsing, de intrekking van de vergunning van spoorwegonderneming en betreffende het nieuwe onderzoek ervan, houdende de bepaling van de afgiftemodaliteiten van het veiligheidsattest en het nieuw onderzoek ervan, en het ministerieel besluit van 20 april 2000 houdende de bepaling van de modaliteiten van het jaarlijkse verslag met betrekking tot de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik op.
Art. 34.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 35.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 17 november 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX
BIJLAGE I Bijlage aan het jaarlijkse veiligheidsverslag : hoofdtabellen Ongeval : gebeurtenis die de exploitatieveiligheid in gevaar brengt of kan brengen.
Tabel I : indeling van de ongevallen 1. Botsingen of aanrijdingen van hindernissen (niet als gevolg van kwaadwillige daden). 1.1. Te wijten aan menselijke tekortkomingen. 1.2. Te wijten aan technische fouten. 1.3. Te wijten aan een combinatie van menselijke tekortkomingen en technische fouten. 1.4. Te wijten aan de weersomstandigheden. 2. Ontsporingen (niet als gevolg van de gevallen die in punt 1 hiervoor vermeld zijn en niet te wijten aan kwaadwillige daden). 2.1. Te wijten aan menselijke tekortkomingen. 2.2. Te wijten aan technische fouten. 2.3. Te wijten aan een combinatie van menselijke tekortkomingen en technische fouten. 2.4. Te wijten aan de weersomstandigheden. 3. Belemmeringen van het verkeer die de verkeersveiligheid in het gedrang brengen (zonder botsingen, aanrijdingen, ontsporingen voor gevolg of niet te wijten aan kwaadwillige daden). 3.1. Te wijten aan menselijke tekortkomingen. 3.2. Te wijten aan technische fouten. 3.3. Te wijten aan een combinatie van menselijke tekortkomingen en technische fouten. 3.4. Te wijten aan de weersomstandigheden. 4. Persoonsongevallen (niet als gevolg van de gevallen die hiervoor zijn vermeld en niet als gevolg van kwaadwillige daden). 4.1. Aanrijding van een reiziger (behalve zelfmoord of poging tot zelfmoord). 4.2. Aanrijding van een bediende van de beheerder van de spoorweginfrastructuur, van een spoorwegonderneming of van een derde (behalve zelfmoord of poging tot zelfmoord). 4.3. Zelfmoord of poging tot zelfmoord. 4.4. Ongeval overkomen aan (een) reiziger(s) bij het op- en afstappen of in een rijdende trein. 4.5. Elektrocutie of elektrisering. 5. Kwaadwillige daden. 5.1. Plaatsen van materialen of diverse voorwerpen op de sporen. 5.2. Gooien van voorwerpen of schieten naar een trein. 5.3. Sabotage van veiligheidsinrichtingen. 5.4. Aanslag. 5.5. Bomalarm.
Tabel II : indeling van de oorzaken en de gevolgen.
A . Soorten gevolgen : Uitsluitend treinvertraging.
Voorbijrijden van een sein.
Lichte botsing of aanrijding.
Zware botsing.
Ontsporing.
Brand, ontploffing of implosie.
Schade aan het rollend materieel (klassiek materieel).
Schade aan het rollend materieel (HST-materieel).
Schade aan de infrastructuur.
Schade aan de bezittingen van derden.
Tussenkomsten m.b.t. gevaarlijke goederen.
Weerslag op het leefmilieu.
Doden.
Gekwetsten.
Gekneusden.
B . Soorten oorzaken 1. Technische 1.1. Rollend materieel. 1.1.1. Beheerder van de infrastructuur. 1.1.2. HST. 1.1.3. Spoorwegonderneming. 1.1.4. Aannemer. 1.2. Infrastructuur. 1.2.1. Infrastructuur sporen. 1.2.2. Seininrichting. 1.2.3. Bovenleiding en voedingsinstallaties. 1.2.4. Gebouwen en kunstwerken. 1.3. Communicatie. 2. Menselijke 2.1. Beheerder van de infrastructuur. 2.1.1. Personeel Infrastructuur. 2.1.2. Personeel van de beweging en de technische schouwing van de treinen. 2.2. Spoorwegonderneming. 2.2.1 Personeel van de instandhouding rollend materieel 2.2.2 Besturings- en begeleidingspersoneel. 2.2.3 Personeel "onderneming".2 2.3. Aannemer. 2.4. Afzender. 2.5. Reiziger. 2.6. Weggebruiker. 2.7. Derden. 3. Weersomstandigheden Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 november 2003. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 november 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 november 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX