gepubliceerd op 23 januari 2007
Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag
16 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, inzonderheid op de artikelen 19, tweede lid en 33, § 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende de uitvoering van de hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op de artikelen 3, 4 en 16 tot 32;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 november 2006;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 november 2006;
Gelet op het advies nr. 41.704/4 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit besluit strekt tot gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en Richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering om. Afdeling 1. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet » : de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen;2° « vervoer met gesloten treinen » : vervoer met treinen, die wagons (materieel bestemd voor goederenvervoer) van één verzender vanuit één spoorweginstallatie naar één bestemmeling in een andere spoorweginstallatie brengt;3° « verspreid vervoer » : vervoer met treinen die afzonderlijk of in groep verzonden wagons (materieel bestemd voor goederenvervoer) vervoeren en die onderweg eens of meermaals gerangeerd worden;4° « veiligheidscertificaat deel A » : de door een veiligheidsinstantie van de Europese Unie afgeleverde certificering bedoeld in artikel 27, § 2, a) van de wet;5° « veiligheidscertificaat deel B » : de certificering bedoeld in artikel 27, §2, b) van de wet;6° « historisch materieel » : elk oud materieel dat niet over alle heden noodzakelijke technische uitrustingen beschikt en waarvoor bijzondere maatregelen vereist zijn om de spoorweginfrastructuur in alle veiligheid te kunnen gebruiken;7° « Richtlijn » : de Richtlijn 2004/49 van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18 van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14 van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (« Spoorwegveiligheidsrichtlijn »). Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 3.Dit besluit is niet van toepassing op regelmatig of uitzonderlijk met historisch materieel georganiseerde diensten. HOOFDSTUK II. - De veiligheidsvergunning Afdeling 1. - Initiële aanvraag, herziening en vernieuwing van de
veiligheidsvergunning
Art. 4.§ 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder vraagt per aangetekend schrijven aan de veiligheidsinstantie een veiligheidsvergunning aan, zoals bepaald in artikel 23 van de wet.
De spoorweginfrastructuurbeheerder dient zijn eerste aanvraag in op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Bij de aanvraag hoort een dossier met de volgende elementen : 1° het ondernemingsnummer of nummer van de vestigingseenheid van de kruispuntbank van de ondernemingen, het contact-postadres, het telefoon- en faxnummer, het emailadres en eventueel de internetsite, het maatschappelijk kapitaal en de laatste jaarrekening, alsook een beschrijving van de organisatie van de onderneming en de voorziene veiligheidsmiddelen; 2° het veiligheidsbeheerssysteem dat de elementen, beschreven in de bijlage 1 omvat en in voorkomend geval het advies van de N.M.B.S.-Holding op grond van artikel 18 van de wet; 3° de gegevens betreffende het rollend materieel waaruit blijkt dat de op basis van artikel 6, § 2, tweede lid van de wet aangenomen voorschriften nageleefd worden;4° de gegevens betreffende het veiligheidspersoneel van de spoorweginfrastructuurbeheerder waaruit blijkt dat de op basis van artikel 6, § 2, tweede lid van de wet aangenomen voorschriften nageleefd worden;5° de schikkingen genomen om te voldoen aan de nationale veiligheidsregels en ook in voorkomend geval aan de STI's ten einde de veiligheid van de spoorweginfrastructuur te waarborgen in elke fase van de conceptie, het onderhoud en de exploitatie met, in voorkomend geval, inbegrip van het onderhoud en de exploitatie van het verkeersleidingsysteem en het seinstelsel. Een elektronische versie van het dossier wordt samen met het officiële dossier door de aanvrager aan de veiligheidsinstantie overgemaakt.
Art. 5.Bij elke substantiële wijziging van de elementen op basis waarvan het veiligheidscertificaat afgeleverd werd, dient de spoorweginfrastructuurbeheerder onverwijld een aanvraag in overeenkomstig artikel 4 met het oog op de bijwerking van de veiligheidsvergunning.
Art. 6.§ 1. Om de vernieuwing van de veiligheidsvergunning te bekomen, dient de spoorweginfrastructuurbeheerder bij de veiligheidsinstantie een aanvraag in overeenkomstig artikel 4. § 2. De documenten betreffende de vernieuwing van de veiligheidsvergunning worden aan de veiligheidsinstantie overgedragen ten laatste honderdtwintig dagen vóór de vervaldatum van de veiligheidsvergunning.
Art. 7.Wanneer de veiligheidsinstantie de herziening van de veiligheidsvergunning eist overeenkomstig artikel 24 van de wet, deelt zij de spoorweginfrastructuurbeheerder alle stukken mee die zij nodig heeft voor haar onderzoek. Afdeling 2. - Onderzoek van de aanvraag en uitreiking van de
veiligheidsvergunning
Art. 8.§ 1. Indien bij de aanvraag niet alle documenten bedoeld in artikel 4 bijgevoegd werden, wordt de spoorweginfrastructuurbeheerder door de veiligheidsinstantie onmiddellijk hierover ingelicht. In dit geval begint de aanvraagprocedure pas te lopen wanneer alle ontbrekende stukken aan de veiligheidsinstantie overgemaakt werden. § 2. Indien de veiligheidsinstantie vaststelt dat het vergunningsdossier bijkomende informatie vereist, betekent ze dit aan de aanvrager en vraagt hem haar aanvullende of verklarende stukken te bezorgen.
Deze stukken worden naar de veiligheidsinstantie gestuurd en de in artikel 10 bedoelde termijn wordt opgeschort vanaf de betekening tot op de datum van ontvangst van de ontbrekende stukken door de veiligheidsinstantie.
Art. 9.§ 1. Binnen de negentig werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag, betekent de veiligheidsinstantie aan de aanvrager haar beslissing over de uitreiking, vernieuwing, herziening of bijwerking van een veiligheidsvergunning.
In geval van positieve beslissing wordt in dezelfde briefwisseling het passende document overgemaakt.
De spoorweginfrastructuurbeheerder zet zijn activiteiten naar behoren verder, met name het beheer en de exploitatie van het spoornet, gedurende de duur van het onderzoek van de veiligheidsvergunning, bedoeld in het eerste lid. § 2. De veiligheidsvergunning is conform het model vastgelegd in bijlage 2.
Art. 10.De veiligheidsinstantie mag beslissen de veiligheidsvergunning voor een maximale periode van drie maand te verlengen. Afdeling 3. - Intrekking van de veiligheidsvergunning
Art. 11.De veiligheidsinstantie mag een veiligheidsvergunning intrekken als de houder van de veiligheidsvergunning het gebruik van de infrastructuur die hij beheert in gevaar brengt.
De intrekking is gedeeltelijk en betreft enkel het gedeelte van het spoorwegnet waar het gevaar gelokaliseerd kan worden. De spoorwegondernemingen mogen eventuele schadevergoedingen vragen in het raam van de overeenkomst gesloten volgens artikel 24 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur. HOOFDSTUK III. - Het veiligheidscertificaat Afdeling 1. - Het veiligheidscertificaat deel A
Onderafdeling 1. - Initiële aanvraag, herziening en vernieuwing van het veiligheidscertificaat deel A
Art. 12.§ 1. Om een aanvraag van veiligheidscertificaat deel A bij de veiligheidsinstantie te mogen indienen, moet de spoorwegonderneming op de eerste plaats haar bedrijvigheid in België opzetten. § 2. Een veiligheidscertificaat deel A voor het uitoefenen van spoorwegactiviteiten wordt door de spoorwegonderneming per aangetekend schrijven aan de veiligheidsinstantie aangevraagd. § 3. De aanvraag vermeldt : 1° de vervoerscategorie : het vervoer van reizigers en/of goederen;2° de voornaamste elementen van het goederenvervoer : - het type van vervoer : vervoer met gesloten treinen, verspreid vervoer, alleen rangeerdiensten of gecombineerd vervoer; - de aard van de goederen : wanneer het om gevaarlijke goederen gaat, moeten deze gedetailleerd opgesomd worden; - meer of minder dan 500 miljoen ton-km vracht per jaar in de Europese Unie; - de aard van het rollend materieel; - de tractiewijze : elektrisch of autonoom; 3° de voornaamste elementen van het reizigersvervoer : - het type van vervoer : conventioneel of hoge snelheid; - meer of minder dan 200 miljoen reizigers-km per jaar in de Europese Unie; - de vooropgestelde frequenties; - de aard van het rollend materieel; - de tractiewijze : elektrisch of autonoom; 4° het aantal personeelsleden dat de aanvrager van plan is in de spoorwegsector of voor spoorwegoperaties tewerk te stellen, alsook voor de hiermee verband houdende taken, met inbegrip van het personeel van de contractanten. § 4. Bij de aanvraag hoort een dossier dat het volgende bevat : 1° het veiligheidsbeheerssysteem dat de elementen, beschreven in bijlage 1, alsook in voorkomend geval het advies uitgebracht door de N.M.B.S.-Holding op grond van artikel 18 van de wet; 2° een afschrift van de vergunning indien zij door een andere lidstaat van de Europese Unie werd afgegeven, alsook de volgende gegevens : a.de naam, de benaming of het maatschappelijk doel van de onderneming; b. de nauwkeurige aanduiding van de verschillende adressen, eventueel van de hoofdzetel van de onderneming;c. de rechtsvorm;d. de rechtstoestand;e. de datum van oprichting en de datum van ophouden van de onderneming;f. de identificatiegegevens van de stichters, gemandateerden en gevolmachtigden;g. de economische activiteiten uitgeoefend door de onderneming;h. de andere basisgegevens van identificatie die op het ogenblik van de oprichting van de rechtspersoon moeten geleverd worden;i. de vermelding van de toelatingen en vergunningen waarover de onderneming beschikt of de hoedanigheid waarvoor laatstgenoemde bij de verschillende autoriteiten, besturen en diensten is gekend. Een elektronische versie van het dossier wordt door de aanvrager, samen met het officieel dossier, aan de veiligheidsinstantie overgemaakt.
Art. 13.Bij elke substantiële wijziging van de elementen van het veiligheidscertificaat deel A, dient de spoorwegonderneming onverwijld een aanvraag in overeenkomstig artikel 12 voor de bijwerking van haar veiligheidscertificaat deel A.
Art. 14.Wanneer de veiligheidsinstantie de herziening van het veiligheidscertificaat deel A eist overeenkomstig artikel 30, derde lid, van de wet, verzoekt zij de spoorwegonderneming haar alle stukken te bezorgen die zij nodig heeft voor haar onderzoek.
Onderafdeling 2. -Onderzoek van de aanvraag en uitreiking van het veiligheidscertificaat deel A.
Art. 15.§ 1. Indien bij de aanvraag niet alle in artikel 12 bedoelde documenten bijgevoegd werden, wordt de vragende spoorwegonderneming door de veiligheidsinstantie onmiddellijk hierover ingelicht. In dit geval wordt de onderzoekprocedure van de aanvraag pas opgestart wanneer de spoorwegonderneming alle ontbrekende stukken aan de veiligheidsinstantie heeft overgemaakt. § 2. Indien de veiligheidsinstantie vaststelt dat het in artikel 12, § 4, bedoelde dossier bijkomende informatie vereist, betekent ze dit aan de betrokken spoorwegonderneming en vraagt ze haar aanvullende of verklarende stukken over te maken. Deze stukken worden per aangetekend schrijven opgestuurd.
De in artikel 16, § 1, bedoelde termijn van negentig werkdagen wordt opgeschort vanaf de betekening tot op de datum van ontvangst van de ontbrekende stukken door de veiligheidsinstantie.
Art. 16.§ 1. Binnen de negentig werkdagen na ontvangst van de aanvraag of van de in artikel 15, § 2, bedoelde aanvullende stukken, betekent de veiligheidsinstantie aan de aanvrager haar beslissing over de uitreiking van het veiligheidscertificaat deel A. In geval van positieve beslissing wordt in dezelfde briefwisseling het passende document overgemaakt. § 2. Het veiligheidscertificaat deel A voor het spoorvervoer is conform het model vastgelegd in bijlage 3.
Onderafdeling 3. - Opschorting of intrekking van het veiligheidscertificaat deel A
Art. 17.§ 1. In geval de jaarlijkse bijdrage, voorzien in artikel 33 van de wet, niet wordt betaald kan de veiligheidsinstantie de intrekking van het veiligheidscertificaat deel A uitspreken.
De opschorting van het veiligheidscertificaat heeft geen opschortend effect op de in artikel 30 van de wet bepaalde termijn. § 2. Onverminderd artikel 18, tweede lid, heft de veiligheidsinstantie de opschorting van het veiligheidscertificaat deel A op, zodra de spoorwegonderneming aantoont dat zij het bedrag van de bijdrage voorzien in artikel 33 van de wet vereffend heeft.
Art. 18.In geval van het niet naleven door de spoorwegonderneming van de voorwaarden verbonden aan de aflevering door de Belgische veiligheidsinstantie van het veiligheidscertificaat deel A, kan deze laatste, na de eventuele opmerkingen van de houder te hebben aanhoord, de intrekking ervan uitspreken.
De veiligheidsinstantie gaat over tot de intrekking van het veiligheidscertificaat deel A wanneer zes maanden na de opschorting ervan de spoorwegonderneming de jaarlijkse bijdrage, voorzien in artikel 33 van de wet, niet betaald heeft.
De veiligheidsinstantie spreekt de intrekking van het veiligheidscertificaat deel A uit wanneer blijkt dat gedurende het jaar de houder van dat veiligheidscertificaat dat op de uitreiking ervan volgde, er niet het bedoelde gebruik van heeft gemaakt of noch geen aanvraag voor het deel B ingediend heeft.
Art. 19.Indien de spoorwegonderneming beschikt over het door de Belgische veiligheidsinstantie afgeleverd veiligheidscertificaat deel A mag de veiligheidsinstantie overgaan tot de intrekking van het veiligheidscertificaat deel A op grond van artikel 30, vierde of vijfde lid, van de wet, op basis van de uit hoofde van de omzettingsinstrumenten van artikel 10.5, vierde lid, van de Richtlijn door de veiligheidsinstantie van een andere lidstaat van de Europese Unie verkregen inlichtingen of als gevolg van de in een andere lidstaat van de Europese Unie gepleegde feiten. Afdeling 2. - Het veiligheidscertificaat deel B
Onderafdeling 1. - Procedure tot aanvraag, herziening of vernieuwing en uitreiking van het veiligheidscertificaat deel B
Art. 20.§ 1. Elke spoorwegonderneming die op het Belgisch spoorwegennet wenst te rijden, dient een aanvraag bij de veiligheidsinstantie in voor de uitreiking van het veiligheidscertificaat deel B. De aanvraag duidt de spoorwegdiensten aan waarvoor het veiligheidscertificaat deel B wordt aangevraagd.
De aanvragers van een veiligheidscertificaat deel B, waarvan het veiligheidscertificaat deel A door een andere Lidstaat werd afgegeven, vragen het advies van de N.M.B.S.-Holding wat betreft de coherentie van hun systeem van veiligheidsbeheer met dit van de spoorweginfrastructuurbeheerder en de andere spoorwegondernemingen die het Belgisch spoorwegnet gebruiken. De N.M.B.S.-Holding brengt zijn advies uit binnen de dertig werkdagen na de aanvraag. Bij ontstentenis van advies binnen de voorgeschreven termijn, wordt het advies geacht positief te zijn. § 2. Voor elke spoorwegdienst vermeldt de aanvraag : 1° de vervoerscategorie : reizigers of goederen;2° de voornaamste elementen van het goederenvervoer : - het type van vervoer : vervoer met gesloten treinen, verspreid vervoer, alleen rangeerdiensten of gecombineerd vervoer; - de aard van de goederen : wanneer het om gevaarlijke goederen gaat, moeten deze gedetailleerd opgesomd worden; - meer of minder dan 500 miljoen ton-km vracht per jaar in België; - de oorsprong en de bestemming; - de tussenliggende bedieningspunten en de grenspunten; - de vooropgestelde frequenties; - de aard van het rollend materieel; - de tractiewijze : elektrisch of autonoom; 3° de voornaamste elementen van het reizigersvervoer : - het type van vervoer : conventioneel of hoge snelheid; - meer of minder dan 200 miljoen reizigers-km per jaar in België; - de oorsprong en de bestemming; - de tussenliggende bedieningspunten en de grenspunten; - de vooropgestelde frequenties; - de aard van het rollend materieel; - de tractiewijze : elektrisch of autonoom; 4° de reiswegen waarvoor het certificaat deel B wordt aangevraagd en die bepaald worden door : - de stations of installaties aan de uiteinden van de reisweg; - één of meer stations of kenmerkende punten; - de alternatieve reiswegen die de aanvrager eventueel wenst te gebruiken; 5° de datum waarop de spoorwegdienst vermoedelijk zal aanvangen. § 3. Bij de aanvraag voor het bekomen van een veiligheidscertificaat deel B hoort een dossier dat het volgende bevat : 1° de documenten bedoeld in bijlage IV van de wet;2° een afschrift van het veiligheidscertificaat deel A indien het certificaat door een veiligheidsinstantie van een andere lidstaat uitgereikt werd, 3° een afschrift van de vergunning indien ze door een andere lidstaat uitgereikt werd, alsook de volgende gegevens : a.de naam, de benaming of het maatschappelijk doel van de onderneming; b. de nauwkeurige aanduiding van de verschillende adressen, eventueel van de hoofdzetel van de onderneming;c. de rechtsvorm;d. de rechtstoestand;e. de datum van oprichting en de datum van ophouden van de onderneming;f. de identificatiegegevens van de stichters, gemandateerden en gevolmachtigden;g. de economische activiteiten uitgeoefend door de onderneming;h. de andere basisgegevens van identificatie die op het ogenblik van de oprichting van de rechtspersoon moeten geleverd worden;i. de vermelding van de toelatingen en vergunningen waarover de onderneming beschikt of de hoedanigheid waarvoor laatstgenoemde bij de verschillende autoriteiten, besturen en diensten is gekend;2° het document waaruit blijkt dat de wettelijke aansprakelijkheid gedekt is of soortgelijke bepalingen overeenkomstig artikel 29, derde lid, van de wet. Een elektronische versie van het dossier wordt door de aanvrager, samen met het officieel dossier, aan de veiligheidsinstantie overgemaakt.
Art. 21.Bij elke substantiële wijziging van de elementen van het veiligheidscertificaat deel B, dient de spoorwegonderneming onverwijld een aanvraag in overeenkomstig artikel 20 voor de bijwerking van haar veiligheidscertificaat deel B.
Art. 22.§ 1. De spoorwegonderneming dient bij de veiligheidsinstantie een aanvraag in overeenkomstig artikel 20 om de vernieuwing van het veiligheidscertificaat deel B te bekomen. § 2. De documenten betreffende de vernieuwing van het veiligheidscertificaat deel B, worden aan de veiligheidsinstantie overgedragen ten laatste honderdtwintig dagen vóór de vervaldatum van het veiligheidscertificaat deel B.
Art. 23.Wanneer de veiligheidsinstantie de herziening van het veiligheidscertificaat deel B eist overeenkomstig artikel 30, derde lid, van de wet, deelt zij de spoorwegonderneming haar alle stukken mee te bezorgen die zij nodig heeft voor haar onderzoek.
Onderafdeling 2. - Onderzoek van de aanvraag en uitreiking van het veiligheidscertificaat deel B
Art. 24.§ 1. Indien bij de aanvraag niet alle in artikel 20 bedoelde documenten werden bijgevoegd, wordt de vragende spoorwegonderneming door de veiligheidsinstantie onmiddellijk hierover ingelicht. In dit geval wordt de onderzoeksprocedure van de aanvraag pas opgestart wanneer de spoorwegonderneming alle ontbrekende stukken aan de veiligheidsinstantie heeft overgemaakt. § 2. Indien de veiligheidsinstantie vaststelt dat het in artikel 20 bedoelde dossier bijkomende informatie vereist, betekent ze dit aan de betrokken spoorwegonderneming en vraagt ze haar aanvullende of verklarende stukken over te maken. Deze stukken worden per aangetekend schrijven opgestuurd. De in artikel 26 bedoelde termijn van negentig werkdagen wordt opgeschort vanaf de betekening tot op de datum van ontvangst van de ontbrekende stukken door de veiligheidsinstantie.
Art. 25.De veiligheidsinstantie maakt een kopie van het dossier over aan de spoorweginfrastructuurbeheerder, die een gemotiveerd en uitvoerig advies uitspreekt, binnen de door de veiligheidsinstantie bepaalde termijn, waarna deze hem informeert over het gevolg dat eraan werd gegeven.
Art. 26.§ 1. Binnen de negentig werkdagen na ontvangst van de aanvraag, betekent de veiligheidsinstantie aan de aanvrager haar beslissing over de uitreiking van het veiligheidscertificaat deel B. In geval van positieve beslissing wordt in dezelfde briefwisseling het passende document overgemaakt en een kopie naar de spoorweginfrastructuurbeheerder gestuurd. § 2. Het veiligheidscertificaat deel B is conform het model in bijlage 4.
Onderafdeling 3. - Verlenging, intrekking of opschorting van het veiligheidscertificaat deel B
Art. 27.De veiligheidsinstantie kan beslissen het veiligheidscertificaat deel B te verlengen voor een periode van maximaal drie maanden.
Art. 28.De veiligheidsinstantie kan eveneens de opschorting van het veiligheidscertificaat deel B uitspreken in geval de retributie, bedoeld in artikel 33 van de wet, niet wordt betaald.
De opschorting van het veiligheidscertificaat deel B heeft geen opschortend effect op de in artikel 30 van de wet en in artikel 27 bepaalde termijnen.
Art. 29.Onverminderd artikel 30, vierde lid, heft de veiligheidsinstantie de opschorting van het veiligheidscertificaat deel B op, zodra de spoorwegonderneming aantoont dat zij het bedrag van de bijdrage voorzien in artikel 33 van de wet vereffend heeft.
Art. 30.In geval van het niet naleven door de spoorwegonderneming van de voorwaarden verbonden aan de aflevering door de Belgische veiligheidsinstantie van het veiligheidscertificaat deel B, kan deze laatste, na de eventuele opmerkingen van de houder te hebben aanhoord, de gehele of gedeeltelijke intrekking ervan uitspreken.
Gezien het veiligheidscertificaat deel B gebaseerd is op het veiligheidscertificaat deel A, kan de veiligheidsinstantie, na de eventuele opmerkingen van de houder te hebben aanhoord, de gehele of gedeeltelijke opschorting van het veiligheidscertificaat deel B uitspreken bij niet-naleving van de voorschriften die op het veiligheidsbeheerssysteem van toepassing zijn en die als voorwaarde gelden voor het behouden van het veiligheidscertificaat deel A, dat door haar of door de veiligheidsinstantie van een andere lidstaat van de Europese Unie uitgereikt werd.
De intrekking kan door de infrastructuurbeheerder worden voorgesteld.
De veiligheidsinstantie spreekt zich uit over de gehele of gedeeltelijke intrekking van het veiligheidscertificaat deel B wanneer zes maanden na de opschorting ervan, de spoorwegonderneming de jaarlijkse bijdrage, voorzien in artikel 33 van de wet, niet heeft betaald.
De veiligheidsinstantie spreekt de intrekking van het veiligheidscertificaat deel B uit wanneer blijkt dat de houder van dat veiligheidscertificaat tijdens het jaar dat op de uitreiking ervan volgde, er niet het bedoelde gebruik van heeft gemaakt.
Art. 31.Wanneer de spoorweginfrastructuurbeheerder vaststelt dat bij een spoorwegonderneming feitelijke elementen bestaan die tot een inbreuk op de spoorwegreglementering kunnen leiden, informeert hij de veiligheidsinstantie hiervan.
De veiligheidsinstantie informeert de spoorweginfrastructuurbeheerder over haar beslissingen van opschorting of intrekking van de veiligheidscertificaten deel B. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen m.b.t. de eerste en tweede
sectie
Art. 32.De veiligheidsinstantie publiceert op haar internetsite de gedetailleerde inlichtingen m.b.t. de modaliteiten om een veiligheidscertificaat te bekomen. Zij maakt een lijst op van alle eisen, vastgelegd in het kader van het artikel 27, § 2 van de wet en stelt alle nuttige documenten ter beschikking van de aanvrager.
De specifieke richtinggevende elementen worden gegeven aan de spoorwegondernemingen die een aanvraag van veiligheidscertificaat voor een beperkt gedeelte van een infrastructuur hebben ingediend; zij verduidelijken met name de regels van toepassing op het betrokken gedeelte.
Een dossier met informatie met een omschrijving en met toelichting van de vereisten m.b.t. de veiligheidscertificaten en met opsomming van de documenten die dienen voorgelegd, wordt gratis ter beschikking gesteld aan de aanvragers. HOOFDSTUK IV. - Retributie verbonden aan het bezit van een veiligheidsvergunning en een veiligheidscertificaat
Art. 33.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33 van de wet, stort de houder van een veiligheidsvergunning een jaarlijkse retributie van 96.500 euro op de rekening van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Vervoer te Land. § 2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33 van de wet, stort de houder van een veiligheidscertificaat deel A een jaarlijkse retributie van 1.000 euro op de rekening van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Vervoer te Land. § 3. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 33 van de wet, stort de houder van een veiligheidscertificaat deel B een jaarlijkse retributie op de rekening van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Vervoer te Land.
Deze retributie wordt berekend op basis van een jaarlijks bedrag van 96.500 euro, terug te krijgen bij alle houders van een veiligheidscertificaat deel B naar rato van het aantal trein-km tijdens het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
Het vooraf te betalen jaarlijkse bedrag hangt af van het geraamde aantal trein-km vermeld in de aanvraag voor treinpaden die bij de spoorweginfrastructuurbeheerder ingediend werd.
Wanneer het door de verschillende spoorwegondernemingen aantal afgelegde trein-km tijdens het bedoelde jaar gekend is, wordt het jaarlijkse bedrag van 96.500 euro verdeeld onder alle houders van een veiligheidscertificaat deel B naargelang van dit aantal.
Het verschil tussen het betaalde bedrag en de berekening bedoeld in het vierde lid van deze paragraaf vormt voor de spoorwegonderneming een positief of negatief saldo dat, naargelang van het geval, wordt afgetrokken van of geteld bij de retributie van het jaar dat volgt op de eindafrekening.
De spoorweginfrastructuurbeheerder deelt aan het Bestuur het aantal gevraagde trein-km en het aantal in België door de spoorwegondernemingen gebruikte trein-km. De statistieken m.b.t. het voorbije jaar en de vooruitzichten voor het lopende jaar dienen ten laatste op 30 april van elk jaar overgemaakt te worden. § 4. Het bedrag van de te betalen retributie voor het jaar van uitreiking van de veiligheidsvergunning of van het veiligheidscertificaat wordt berekend naar rato van het aantal volle maanden tussen de datum van het toekennen van de vergunning of van het certificaat en de eerste januari van het volgende jaar. § 5. De retributie wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de waarde van de gezondheidsindex van de maand oktober van het voorgaande jaar en wordt vereffend binnen de dertig dagen die volgen op de uitnodiging tot de betaling van het betrokken bedrag.
De referentie-index is de gezondheidsindex van oktober 2006, zijnde 104,32 met het jaar 2004 als basisjaar. HOOFDSTUK V. - Indienststelling van reeds in een andere lidstaat van de Europese Unie in gebruik zijnde rollend materieel
Art. 34.§ 1. De spoorwegonderneming of de houder van wagons die op het Belgische spoorwegnet rollend materieel wenst te laten rijden waarvan de ingebruikname toegelaten werd in een andere lidstaat van de Europese Unie maar dat niet helemaal gedekt is door de relevante TSI's of wel helemaal gedekt is door de relevante TSI's doch waarvoor de Belgische Staat afwijkingen heeft voorzien binnen de door de Koning vastgestelde perken, vraagt een toelating tot indienststelling aan bij de veiligheidsinstantie. § 2. De aanvraag moet de trajecten vermelden waarop de indienststelling van het rollend materieel gevraagd wordt, alsmede alle verdere nuttige informatie betreffende het gebruik van dit rollend materieel. § 3. Bij de aanvraag hoort het in artikel 40 van de wet bedoelde dossier.
Art. 35.De veiligheidsinstantie vraagt aan de spoorwegonderneming eventuele bijkomende informatie te verlenen en/of ontbrekende documenten.
Ze onderzoekt het dossier binnen een termijn van negentig werkdagen.
Deze termijn begint pas te lopen vanaf de dag dat het dossier volledig is.
Art. 36.De veiligheidsinstantie betekent de toelating tot indienststelling aan de vragende spoorwegonderneming. Een afschrift van de toelating tot indienststelling wordt naar de spoorweginfrastructuurbeheerder gestuurd, die ze inschrijft in het nationaal register bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit van 28 december 2006 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en van het conventionele spoorwegsysteem.
Art. 37.Voor de uitreiking van het in artikel 40, c) van de wet bedoelde attest kiest de aanvrager een door de Belgische Staat aangewezen instantie. Hij bezorgt haar een dossier betreffende het betrokken rollend materieel en stelt de veiligheidsinstantie hiervan in kennis die de coördinatie verzekert.
De aangewezen instantie vraagt aan de spoorwegonderneming eventuele bijkomende informatie te leveren en/of ontbrekende documenten.
Ze onderzoekt het dossier binnen een redelijke termijn.
Art. 38.De instantie kan haar onderzoek opschorten wanneer ze proeven op het net nodig acht voor het onderzoek. De veiligheidsinstantie kan op grond van artikel 41 van de wet de spoorwegonderneming uitnodigen testen op het spoorwegnet te doen.
De aangewezen instantie kan een voorwaardelijk attest uitreiken. Bij de uitreiking van de toelating tot indienststelling houdt de veiligheidsinstantie overeenkomstig artikel 42 van de wet rekening met de gebruiksomstandigheden die erin worden vermeld.
Art. 39.Voor de uitreiking van het in artikel 40, d) van de wet bedoelde bewijs, dient de spoorwegonderneming een aanvraag in bij de spoorweginfrastructuurbeheerder.
De aanvraag bevat de in artikel 40, a), b) en c) van de wet bedoelde informatie.
De spoorweginfrastructuurbeheerder vraagt aan de spoorwegonderneming de eventuele bijkomende informatie en/of ontbrekende documenten.
Hij onderzoekt het dossier binnen een termijn van zestig dagen, op basis van een risico-evaluatie.
Deze termijn begint pas te lopen vanaf de dag dat het dossier volledig is.
De spoorweginfrastructuurbeheerder mag een voorwaardelijk bewijs uitreiken. Bij de uitreiking van de toelating tot indienststelling houdt de veiligheidsinstantie overeenkomstig artikel 42 van de wet rekening met de gebruiksomstandigheden die erin worden vermeld. HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen van de hoofdstukken II tot V
Art. 40.In elke briefwisseling vermeldt de aanvrager het ondernemingsnummer of het vestigingseenheidsnummer in de kruispuntbank van ondernemingen, het contact-postadres, het telefoon- en faxnummer, het emailadres en eventueel de internetsite, alsook alle andere nuttige gegevens.
Om ontvankelijk te zijn, horen de in dit besluit bedoelde documenten hetzij in het Nederlands, hetzij in het Frans opgesteld te zijn.
De documenten afkomstig van een andere lidstaat van de Europese Unie gaan, in voorkomend geval, vergezeld van een door een bevoegde overheid van het land van oorsprong of door een bevoegde overheid van de Europese Commissie gewaarmerkt afschrift en van een vertaling hetzij in het Nederlands, hetzij in het Frans. HOOFDSTUK VII. - Het jaarlijks veiligheidsverslag
Art. 41.§ 1. Naast de in artikel 19 van de wet bedoelde informatie, bevat het jaarlijkse verslag vanaf 2008 bijkomende elementen inzake de risico-evaluatie, het risicobeheer, de ongevallen en incidenten, de audits en de controles alsook inzake de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren. § 2. In het kader van de risico-evaluatie en het risicobeheer bevat het verslag : a) de resultaten van een minimaal tweejaarlijkse risico-evaluatie en, in voorkomend geval, de oorzaken die een daling van het veiligheidsniveau t.a.v. het vorige jaar verklaren, alsook de genomen en de te nemen maatregelen ten gevolge van deze daling; b) de resultaten van een evaluatie van de maatregelen die het vorige jaar genomen werden;c) een concreet actieprogramma om de risico's die als de meest belangrijke beschouwd worden te voorkomen en hun aantal te verminderen;d) de resultaten van het programma van het vorige jaar en de redenen waarom de uitvoering ervan eventueel faalde;e) wat de spoorweginfrastructuurbeheerder betreft, de beschrijving van de te nemen maatregelen en van de te ondernemen acties gaat gepaard met een raming van hun budgettaire weerslag en, wanneer ze over meerdere boekjaren gespreid worden, wordt een verwezenlijkingprogramma opgesteld. § 3. Wat de ongevallen en de incidenten betreft, bevat het verslag : a) een lijst van de ongevallen en belangrijke incidenten gerangschikt volgens tabel 1.A van bijlage 5, waarbij de onderneming betrokken was of die rechtstreeks in verband staan met de exploitatieveiligheid en waarbij de medecontractanten van spoorwegondernemingen, die diensten leveren voor rekening van deze laatsten, betrokken waren; b) een vergelijkende tabel en een vergelijkende grafiek die, per categorie gerangschikt volgens tabel 1.A van bijlage 5, over een periode van maximaal tien jaar de evolutie beschrijft van het aantal ongevallen en belangrijke incidenten; c) een gedetailleerd commentaar van de mogelijke oorzaken van deze evolutie. Wat het beheer van de spoorweginfrastructuur betreft, bevat het verslag bovendien : a) een repertorium met het aantal geïnventariseerde exploitatieongevallen en -incidenten, gerangschikt volgens de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren bedoeld in tabel 1.B van bijlage 5; b) in het repertorium en per categorie exploitatieongevallen en -incidenten, een tabel met een beschrijving van hun oorzaken, gevolgen, kostprijs en eruit voortvloeiende schade, overeenkomstig de tabellen 2, 3 en 4 van bijlage 5;c) een analyse van elke tabel van het repertorium en de conclusies en de voorstellen die deze analyse oplevert;d) de evolutie tijdens de laatste vijf jaar van het aantal ongevallen met weggebruikers en op openbare overwegen;e) de voorgestelde maatregelen om de veiligheid te optimaliseren en hun budgettaire weerslag.f) de evolutie van de veiligheid van het spoorwegnet, rekening houdend met de parameters, vastgelegd door de veiligheidsinstantie.Deze analyse wordt vervolledigd met een histogram, opgemaakt naarmate de voortschrijdende jaren met een maximum van tien jaar. § 4. Wat de uitgevoerde veiligheidsaudits en de verschillende controles betreft, vermeldt het verslag : a) de details van deze audits en controles;b) de genomen maatregelen die erop volgden;c) de nog te ondernemen acties; § 5. De veiligheidsinstantie kan bijkomende informatie betreffende de gegevens van het verslag opvragen.
De veiligheidsinstantie kan eveneens op grond van het voorbije jaarlijkse veiligheidsverslag, van de recente evolutie van sommige veiligheidsaspecten of naar aanleiding van betekenisvolle gebeurtenissen welbepaalde veiligheidskwesties drie maanden voor de aflevering van het verslag opleggen te verduidelijken of op de voorgrond te stellen in het rapport. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 42.De artikelen 3, 4 en 16 tot 32 van het koninklijk besluit van 17 november 2003 houdende de uitvoering van hoofdstukken III, V en VI van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur worden opgegeven.
Art. 43.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Bijlage 1 Bijlage aan hoofdstuk II veiligheidsvergunning en hoofdstuk III veiligheidscertificaat A Niet-beperkende checklist van criteria ter beoordeling van het veiligheidsbeheerssysteem, als hulpmiddel bij het opstellen van een aanvraag voor een veiligheidsvergunning of een veiligheidscertificaat deel A. 1° Het dossier toont aan dat de directie van de onderneming het veiligheidsbeheerssysteem controleert op de verschillende niveaus.Het laat zien dat de verantwoordelijkheden inzake het veiligheidsbeleid zijn verdeeld, en ook de delegaties en de vervangingen zijn geregeld. 2° Het dossier toont dat een veiligheidsbeleid bestaat, dat een betrokkenheid en verplichtingen tot veiligheid inhouden.3° Het dossier geeft aan dat de veiligheidsdoelen worden vastgelegd en gecontroleerd.4° De onderneming geeft weer dat alle nodige schikkingen werden getroffen om te waarborgen dat elk onderdeel van het spoorwegsysteem dat hij controleert, de vereiste voorgeschreven kwaliteiten voor de betrokken spoorvervoerdiensten bezit en behoud.En in het bijzonder : - Voor het personeel dat bevoegd is om veiligheidsfuncties uit te voeren; - Voor het rollend materieel; - Voor de procedures en de documentatie. 5° Het dossier toont het riskmanagement in geval van relevante wijzigingen die een nieuwe risicoanalyse vereisen.Het geeft ook het riskmanagement weer voor de specifieke risico's eigen aan de onderneming en aan de aard van het betrokken vervoersproces, met inbegrip van de arbeidsveiligheid. Het toont aan hoe de gemeenschappelijke risico's door de spoorwegonderneming en de spoorweginfrastructuurbeheerder onder controle worden gehouden, zeker indien beide een verschillende methode voor risicoanalyse toepassen. 6° Het dossier duidt het systeem van opleiding voor het veiligheidspersoneel aan.Het beschrijft het pedagogisch systeem, het systeem van permanente opleiding, en het organisme dat instaat voor de specifieke veiligheidsvorming en de bijscholing van het personeel. 7° Het dossier laat zien hoe de veiligheidsinformatie wordt uitgewisseld binnen de onderneming enerzijds en tussen de spoorwegondernemingen en de spoorweginfrastructuurbeheerder anderzijds.Het geeft duidelijk de verantwoordelijken weer en hoe het de inwendige- en uitwendige overdracht van de veiligheidsinformatie verzekert. 8° Het dossier toont wie verantwoordelijk is voor het opstellen, de vormgeving, de verdeling, de bijwerking, de beschikbaarheid en het verwijderen van de documenten met de veiligheidsinformatie.Het duidt tevens de organisatorische schikkingen aan opdat het veiligheidspersoneel over de vereiste en de correcte veiligheidsinformatie zou beschikken. 9° Het dossier geeft weer hoe het veiligheidsonderzoek binnen de onderneming wordt uitgevoerd i.v.m. de incidenten, de bijna ongevallen, de ongevallen en de gevaarlijke gebeurtenissen. Het beschrijft ook op welke wijze de gegevens van- en de ervaring uit de veiligheidsonderzoeken worden gebruikt. 10° Het dossier geeft de interne noodplannen aan voor alarm en hulpverlening van toepassing bij een ernstige gebeurtenis, een belangrijk schadegeval of een ramp waarbij de onderneming betrokken is en waarvoor bijstand van buiten de onderneming moet worden gevorderd, zoals van de brandweer, van de medische hulpdiensten, van de civiele bescherming.11° Het dossier toont de aangekondigde systematische interne audits en de niet aangekondigde controles die de onderneming zelf organiseert over al zijn veiligheidsaspecten, of door welke organisatie hij ze in zijn opdracht laat uitvoeren.Het vermeldt ook de verschillende veiligheidsinstanties en andere officiële instellingen die gemachtigd zijn om veiligheidsaudits en controletaken uit te voeren bij de onderneming. 12° Het dossier laat zien dat de onderneming continu kan instaan voor het veiligheidsniveau van de geleverde diensten en producten door de leveranciers, de partners en de onderaannemers die betrokken zijn bij de veiligheidsgebonden activiteiten van het vervoersproces.Het geeft aan dat de leveranciers, de partners en de onderaannemers contractueel voldoen aan dezelfde veiligheidseisen als de onderneming en onderworpen zijn aan dezelfde audits en controles als de onderneming. 13° Het dossier geeft de veiligheidsvoorwaarden voor het onderhoud van zijn rollend materieel en van zijn spoorweginfrastructuuruitrustingen aan.14° Het dossier toont aan dat de gemeenschappelijke veiligheidsrisico's zijn opgenomen in de elementen van het risicobeheerssysteem van de onderneming en dat het veiligheidsbeheerssysteem ook de identificatie en het risicobeheer van de risico's bevat die ontstaan door de interactie met andere partijen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007 betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007, betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007, betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007, betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
Bijlage 5 Tabel I : Indeling van de ongevallen I.A. Volgens type van ongeval : 1. Ongevallen die het gevolg zijn van bepaalde fouten tegen de veiligheid van het verkeer : 1.1. Seinvoorbijrijding (behalve wanneer deze het gevolg is van het ontijdig dichtvallen van een sein - zie punt 1.2 en 5.6) 1.2. Ontijdig dichtzetten van een sein ten gevolge van een menselijke fout. 1.3. Merkelijke overschrijding van de toegelaten snelheid. 1.4. Uitvoeren van een beweging in onregelmatige omstandigheden (verzuimen of nalatigheden bij het toepassen van veiligheidsmaatregelen). 1.5. Miszending van een trein waarbij de veiligheid in het gedrang werd gebracht (inbegrepen de miszending van een elektrische rit naar een niet geëlektrificeerd spoor). 1.6. Ontsnappen van voertuigen, koppelingsbreuk (reizigerstreinen). 1.7. Onvoorzien in beweging komen van een trein. 1.8. Openrijden van een wissel niet ten gevolge van één van de voornoemde gevallen. 1.9. Opengebleven of laattijdig gesloten slagbomen van een overweg. 1.10. Onregelmatig vertrek van een reizigerstrein met ten minste een deur open gebleven. 2. Botsingen (niet ten gevolge van gevallen aangehaald onder 1) : 2.1. Botsing of zijdelingse aanrijding van treinen, stellen of spoorvoertuigen. 2.2. Aanrijding op een overweg met een weggebruiker (voertuig of voetganger behalve zelfmoord zie punt 4.3). 2.3. Botsing met een stootbok, aanrijding van een stuitklamp, stopblok of van een vast voorwerp. 2.4. Aanrijding van een toevallige hinder (behalve deze die het gevolg zijn van een kwaadwillige daad - zie punt 7). 2.5. Schade bij het kruisen van twee treinen (afgerukte deur, gebroken ruit, enz.). 2.6. Aanrijding van dieren (met een schade hoger dan euro 500). 3. Ontsporingen (niet ten gevolge van de gevallen beschreven onder 1 of 2). 4. Persoonsongevallen (niet ten gevolge van de gevallen onder 1, 2 of 3 ) : 4.1. Aanrijding van een reiziger (behalve zelfmoord - zie punt 4.3). 4.2. Aanrijding van een bediende of een derde die werkt voor de onderneming (behalve zelfmoord - zie punt 4.3). 4.3. Zelfmoord, poging tot zelfmoord. 4.4. Ongeval overkomen aan een reiziger bij het op- of afstappen, of tijdens het (gedeeltelijk) buiten het perron stoppen van een trein. 4.5. Ongeval overkomen aan een reiziger in een trein te wijten aan een schok, reacties in de trein, technisch gebrek aan het materieel. 4.6. Elektrocutie of elektrisering door installaties van de elektrische tractie. 5. Beschadigingen of technisch gebrek aan installaties of rollend materieel. 5.1. Breuk of beschadiging van het spoor of van een spoortoestel of slechte staat van het spoor (spoorslingering, abnormale schokken). 5.2. Breuk of schade aan de bovenleiding. 5.3. Technisch gebrek aan het rollend materieel dat de veiligheid in het gedrang brengt (warme asbus, wielbreuk, asbreuk, gebrekkige remuitrusting, deel buiten in het nevenliggend vrije ruimteprofiel, enz). 5.4. Verlies of lek van gevaarlijke goederen, daarbij inbegrepen gevaarlijk afval. 5.5. Verlies van lading (gevaarlijke goederen) of verplaatste lading die de veiligheid in het gedrang brengt. 5.6. Ontijdig dichtvallen van een sein. 5.7. Storing aan de seininrichting die de veiligheid in het gedrang brengt. 5.8. Toevallige versperring van de sporen ten gevolge van grondverzakking of bermverschuiving, overstroming of gevolgen van uitzonderlijke weersomstandigheden. 5.9. Brand of ontploffing van een (kracht)voertuig of lading. 5.10. Brand van gebouwen toegankelijk voor het publiek of met een rechtstreeks verband met de exploitatie, en eigendom van de infrastructuurbeheerder of de spoorwegonderneming. 5.11. Gebrek aan adhesie bij de remming. 5.12. Vaste handrem(men) in een trein. 6. Aanrijding van installaties door derde : 6.1. Aanrijding van een overweginstallatie door een derde met indringing in het vrije ruimteprofiel van een spoor. 6.2. Aanrijding van een overweginstallatie door een derde zonder indringing van het vrije ruimteprofiel. 6.3. Aanrijding van een andere installatie door een derde met indringing in het vrije ruimteprofiel van een spoor. 7. Belemmeringen van het verkeer die de veiligheid in het gedrang brengen : 7.1. Versperring van een spoor ten gevolge van een ongeval op de weg. 7.2. Ontijdige indringing in het vrije ruimteprofiel van een spoor bij het uitvoeren van werken. 7.3. Ontijdige indringing in het vrije ruimteprofiel van een spoor door een derde. 7.4. Onverwachts tonen van een handstopsein. 7.5. Aanwezigheid van werklieden van de infrastructuurbeheerder of van de spoorwegonderneming in hoofdspoor. 7.6. Loslopende dieren. 7.7. Vreemd voorwerp in de bovenleiding of in de sporen (bomen, ...). 7.8. Beperking van het verkeer wegens preventieve maatregelen tengevolge een ongeval bij derden (gaslek, brand...). 8. Kwaadwillige daden die de veiligheid in het gedrang brengen : 8.1. Plaatsen van materialen of diverse voorwerpen op de sporen. 8.2. Gooien van voorwerpen of schieten naar of vanuit een trein. 8.3. Fysieke agressie van veiligheidspersoneel door een reiziger of door een derde, met inbegrip van rechtstreekse bedreigingen met wapenvertoon. 8.4. Terroristische aanslag, met uitzondering van valse bommeldingen. 8.5. Onwettig verkeer in hoofdspoor. 8.6. Sabotage van veiligheidsinrichtingen. 8.7. Kwaadwillig bedienen van een noodsein.
Brand in een trein. 9. Andere I.B. Volgens de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren : 1. Treinbotsingen, inclusief botsingen met obstakels binnen het profiel van vrije ruimte;2. Ontsporing van treinen;3. Ongevallen op spoorwegovergangen, inclusief ongevallen met voetgangers op spoorwegovergangen;4. Persoonlijke ongevallen veroorzaakt door rollend materieel in rijdende toestand, met uitzondering van zelfmoorden;5. Zelfmoorden;6. Brand in rollend materieel;7. Overige Tabel II : Oorzaak van het ongeval 1.Menselijke fout vanwege : - Personeel van de Infrastructuurbeheerder of zijn aangestelde(n); - Personeel van de Spoorwegonderneming(en); - Reizigers; - Weggebruikers; - Derden. 2. Gebreken aan : - Materieel; - Infrastructuur. 3. Andere oorzaken : - Weersomstandigheden; - Allerlei.
Tabel III : Gevolgen van de ongevallen 1. Menselijke : - Doden : (onmiddellijk gedood of overleden binnen de 30 dagen als gevolg van het ongeval - volgens Europese Richtlijn 1192/2003, bijwerking Richtlijn 91/2003 Eurostat) - Gekwetsten : (ziekenhuisopname voor minstens 24 uur - volgens Europese Richtlijn 1192/2003, bijwerking Richtlijn 91/2003 Eurostat) - Gekneusden : (ziekenhuisopname minder dan 24 uur - volgens Europese Richtlijn 1192/2003, bijwerking Richtlijn 91/2003 Eurostat) 2.Materiële : - Aanrijding; - Ontsporing; - Brand of ontploffing; - Afschaffing, omleiding of vertraging van treinen; - Schade aan de infrastructuur; - Schade aan het rollend materieel; - Schade aan de bezittingen van derden; - Schade aan het milieu. 3. Andere gevolgen. Tabel IV : Kosten naar aanleiding van het ongeval 1. Persoonlijke letsels : - Doden; - Gekwetsten; - Gekneusden. 2. Materiële : - Kosten in verband met afschaffing of omleiding van treinen, treinvertragingen en oproep van personeel van de infrastructuurbeheerder; - Herstelling en gebruiksderving van de infrastructuur; - Herstelling en gebruiksderving van het materieel; - Herstelling van de schade aan het milieu. 3. Andere kosten. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007, betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT