gepubliceerd op 06 juni 2019
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
17 MEI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2011 pub. 29/11/2011 numac 2011024326 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten sluiten tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, artikel 82, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 28 maart 2003;
Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, subrubriek 25-4 (vroeger 31-2) van de tabel, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004, 23 december 2005, 8 juni 2008, 22 december 2008 en 23 december 2009;
Gelet op de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, artikel 5, § 1, eerste lid, 2°, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004 en 27 juli 2011, artikel 8, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003 en artikel 20bis, gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004, 27 december 2004 en 10 september 2009;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2011 pub. 29/11/2011 numac 2011024326 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten sluiten tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 oktober 2018;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 14 november 2018;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op advies 65.102/1 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Leefmilieu en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 13 november 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2011 pub. 29/11/2011 numac 2011024326 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten sluiten tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 december 2017, wordt aangevuld met een lid, luidende: "Iedere persoon van wie de aanvraag tot goedkeuring of verlenging van goedkeuring van een werkzame stof of tot toelating voor een biocide, wordt toegewezen aan België in het kader van de uittreding van een lidstaat uit de Europese Unie, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, rekening houdend met de toestand van de vooruitgang van het dossier en proportioneel met het nog uit te voeren werk."
Art. 2.In artikel 7/1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/08/2014 pub. 08/09/2014 numac 2014024328 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten sluiten, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt: " § 1. Alle betalingen vermeld in artikel 6 en artikel 7 voldoen aan de volgende modaliteiten: 1° De bedragen worden in euro betaald en de betalingskosten voor buitenlandse bedrijven zijn ten laste van die bedrijven; 2° Retributies bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid, die meer bedragen dan 50.000 worden opgesplitst in drie schijven waarbij elke schijf één derde bedraagt van de totale retributie.
De eerste schijf wordt betaald binnen dertig dagen nadat de bevoegde overheid de aanvrager in kennis heeft gesteld van de verschuldigde retributie overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 14, lid 2, van Verordening 528/2012 of artikel 4, lid 4, van Verordening 1062/2014.
De tweede schijf wordt betaald uiterlijk twaalf maanden nadat de aanvraag voor goedkeuring of voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, of artikel 13, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 3, lid 2 van Verordening 1062/2014.
De derde schijf wordt betaald uiterlijk twintig maanden nadat de aanvraag voor goedkeuring of voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, of artikel 13, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 3, lid 2, van Verordening 1062/2014.
De laatste schijf dient betaald te worden alvorens de bevoegde overheid aan de aanvrager het beoordelingsrapport betreffende de werkzame stof overmaakt overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening 528/2012 of artikel 6, lid 4, van Verordening 1062/2014.
Indien, in het geval van een aanvraag voor verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof, de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 14, lid 2, tweede alinea, van Verordening 528/2012 besluit dat een volledige beoordeling van de aanvraag niet noodzakelijk is, wordt het resterende te betalen bedrag in één schijf betaald uiterlijk negen maanden nadat de aanvraag voor verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof werd ingediend bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen, en in ieder geval alvorens de bevoegde dienst het afschrift van aanbeveling tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof overmaakt aan de aanvrager.
De modaliteiten voor de betaling worden vermeld bij de vraag tot betaling van de eerste schijf. Bij de betaling moet de vermelding `active substance' en de naam van de werkzame stof worden vermeld, alsook over welke schijf het gaat (eerste, tweede, etc). 3° Indien van toepassing en met uitzondering van de retributies vermeld onder 2° wordt de vereiste retributie of jaarlijkse bijdrage betaald met vermelding van de gestructureerde mededeling die bij de vraag tot betaling wordt vermeld.Bij het betalen van de vereiste retributie voor een beroep wordt als betalingskenmerk de identiteit van de indiener van het beroep vermeld en de naam van het product waarop het beroep betrekking heeft; 4° Indien niet kan worden vastgesteld waarvoor de betaling is gedaan, stelt de FOD VVL een termijn vast waarbinnen de betaler schriftelijk moet meedelen wat het doel van de betaling is.Indien binnen die termijn niet aan de FOD VVL wordt meegedeeld waartoe de betaling dient, wordt de betaling als ongeldig beschouwd en wordt het betrokken bedrag aan de betaler terugbetaald; 5° Tenzij anders vermeld, worden retributies betaald binnen dertig dagen nadat de betalingsaanvraag werd verzonden.Wat de retributies vermeld onder 2° betreft, worden de verschillende schijven betaald voor de respectievelijk uiterste datum vermeld in de eerste vraag tot betaling; 6° De datum waarop het volledige bedrag van de betaling of van de betreffende schijf vermeld onder 2° op de opgegeven bankrekening is bijgeschreven, wordt beschouwd als de datum waarop de betaling is gedaan;7° De betaling wordt geacht tijdig te zijn gedaan als voldoende bewijsstukken worden voorgelegd waaruit blijkt dat de betaler binnen de desbetreffende termijn opdracht tot overschrijving naar de opgegeven vermelde bankrekening heeft gegeven.Een bevestiging van de opdracht tot overschrijving, afgegeven door een financiële instelling, wordt als voldoende bewijs beschouwd; 8° Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd als het volledige bedrag van de retributie of van de betreffende schijf vermeld onder 2° of van de jaarlijkse bijdrage tijdig is betaald.Zo het volledige bedrag van de retributie of van de betreffende schijf vermeld onder 2° niet tijdig werd betaald, wordt de aanvraag verworpen of de behandeling van de aanvraag stopgezet; 9° De FOD VVL gaat over tot terugbetaling van te veel betaalde bedragen volgens de regels die worden vastgesteld door de Voorzitter van het directiecomité van de FOD VVL.Indien echter blijkt dat het te veel betaalde bedrag minder dan 200 euro bedraagt en de betrokkene niet uitdrukkelijk om terugbetaling heeft verzocht, wordt het te veel betaalde bedrag niet terugbetaald; 10° Te veel betaalde bedragen die niet zijn terugbetaald, kunnen niet dienen voor toekomstige betalingen aan de FOD VVL."
Art. 3.De minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 mei 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Minister van Leefmilieu, M. C. MARGHEM