Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 maart 2013
gepubliceerd op 29 maart 2013

Koninklijk besluit waarbij de droogte van de lente 2011 als een landbouwramp wordt beschouwd, waarbij de geografische omvang van deze ramp wordt afgebakend en waarbij de schadeloosstelling van de schade wordt vastgesteld

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2013011154
pub.
29/03/2013
prom.
17/03/2013
ELI
eli/besluit/2013/03/17/2013011154/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2013. - Koninklijk besluit waarbij de droogte van de lente 2011 als een landbouwramp wordt beschouwd, waarbij de geografische omvang van deze ramp wordt afgebakend en waarbij de schadeloosstelling van de schade wordt vastgesteld


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij Uwe Majesteit ter ondertekening voorleggen beoogt de vervanging van het op 24 oktober 2012 ondertekende koninklijk besluit dat nog niet werd gepubliceerd en dat moet worden gewijzigd.

Het volgende artikel 6 moet immers worden toegevoegd : Schadeloosstelling is enkel mogelijk indien de schade tijdig werd vastgesteld en het schadepercentage minstens 30 % bedraagt. Het schadepercentage wordt berekend op de totale oppervlakte per teelt.

Deze bepaling was initieel opgenomen in het artikel 4 van het ontwerp van ministerieel besluit dat voor advies werd voorgelegd aan de Raad van State. In zijn advies nr. 52/336/3 (punt 6) heeft de Raad van State echter opgemerkt dat dit artikel geen enkele gepaste rechtsgrond had in een ministerieel besluit.

De rechtvaardiging van een productieverlies van 30 % en meer per teelt voor elke landbouwer is een onontbeerlijke voorwaarde voor de Europese Commissie om staatssteun te beschouwen als verenigbaar met de interne markt, zoals bleek in haar beslissing « C(2013) 1039 final aide d'Etat/Belgique - SA 35985 (2012/N) punt 6, en in de brief met referentie ARES (2012)1375762 punt I(1) waar het volgende wordt vermeld : « Gelieve te vermelden of enkel tot schadeloosstelling wordt overgegaan als de droogte meer dan 30 % van de productie van een landbouwer heeft vernietigd. » Deze voorwaarde vloeit voort uit de definitie (1) van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden geassimileerd : fenomenen zoals vorst, hagel, ijzel, neerslag of droogte die meer dan 30 % vernietigen van de gemiddelde jaarlijkse productie van een landbouwer in de loop van de drie voorafgaande jaren of van een driejaarlijks gemiddelde gebaseerd op de vijf voorafgaande jaren waarbij de grootste en de laagste waarden worden uitgesloten.

Omdat het voor de Commissie gaat om een onvermijdelijke regel, met het oog op juridische duidelijkheid en rekening houdend met het advies van de Raad van State, werd het ontwerp van koninklijk besluit bijgevolg aangepast. (1) Artikel 2 van verordening (EG) Nr.1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening(EG) nr. 70/2001 Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

ADVIES 51.997/3 VAN 25 SEPTEMBER 2012 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVEREEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT WAARBIJ DE DROOGTE VAN DE LENTE 2011 ALS EEN LANDBOUWRAMP WORDT BESCHOUWD, WAARBIJ DE GEOGRAFISCHE OMVANG VAN DEZE RAMP WORDT AFGEBAKEND EN WAARBIJ DE SCHADELOOSSTELLING VAN DE SCHADE WORDT VASTGESTELD' Op 3 september 2012 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Landbouw verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit waarbij de droogte van de lente 2011 als een landbouwramp wordt beschouwd, waarbij de geografische omvang van deze ramp wordt afgebakend en waarbij de schadeloosstelling van de schade wordt vastgesteld'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 25 september 2012. De kamer was samengesteld uit Jan Smets, staatsraad, voorzitter, Bruno Seutin en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, en Marleen Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Githa Scheppers, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jan Smets.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 september 2012. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Rechtsgrond 2.1. Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit vindt een uitdrukkelijke rechtsgrond in de artikelen 2, § 2, 8, § 2, en 17, § 4 (1), van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen'. 2.2. Voor artikel 6 van het ontwerp is er geen uitdrukkelijke rechtsgrond voorhanden, maar dat artikel kan wel worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, bedoeld in artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6, § 1, van de wet van 12 juli 1976. 2.3. De vraag rijst of aan de minister bevoegd voor Landbouw ook een delegatie kan worden verleend om de wijze van onderzoek van de aanvragen te regelen. In dat verband moet worden opgemerkt dat de Koning in artikel 17, § 4, van de wet van 12 juli 1976 slechts wordt gemachtigd om de voorwaarden van vorm en termijn van indiening der aanvragen te bepalen, terwijl die wet wat betreft het onderzoek van de aanvragen reeds een vrij uitgewerkte regeling bevat waarbij slechts op enkele punten een delegatie aan de Koning is verleend (zie de artikelen 17, § 4, en 49, §§ 1, eerste lid, en 2). Weliswaar is het niet uitgesloten dat de Koning het onderzoek van de aanvragen nader regelt op grond van zijn algemene uitvoeringsbevoegdheid en in het raam daarvan een delegatie aan de genoemde minister verleent, maar de ruimte hiertoe lijkt toch eerder beperkt te zijn. 2.4. Luidens artikel 5 van het ontwerp worden de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 7 april 1978 tot vaststelling van de percentages, veranderlijk per gedeelten van het netto totaal bedrag van de geleden schade, evenals van het bedrag van de vrijstelling en van het abattement voor de berekening van de herstelvergoeding van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door landbouwrampen' niet toegepast.

De rechtsgrond voor dit besluit is gelegen in de artikelen 9, B, 1°, en 10, § 2, van de wet van 12 juli 1976. Luidens de eerstgenoemde bepaling bestaat de financiële tegemoetkoming van de Staat in het geval van een landbouwramp in het toekennen van een herstelvergoeding globaal berekend voor het geheel van de schade geleden door eenzelfde getroffene, op basis van het netto totaal bedrag van deze schade en volgens de percentages veranderlijk per gedeelten van dit bedrag, die door de Koning worden vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Voorts wordt in artikel 10, § 2, van de wet van 12 juli 1976 bepaald dat de erin bedoelde vrijstelling en abattement overeenkomen met een percentage van de waarden der geteisterde goederen, die eveneens door de Koning worden bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De in de genoemde bepalingen bedoelde percentages dienen derhalve te worden vastgesteld wil men aan de wet van 12 juli 1976 een correcte uitvoering geven. De artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 7 april 1976 kunnen derhalve niet zonder meer buiten toepassing worden gesteld. Artikel 5 van het ontwerp ontbeert dan ook rechtsgrond.

Vormvereisten 3. Luidens artikel 6, § 3bis, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen', dient tussen de betrokken gewestregeringen en de federale overheid overleg te worden gepleegd over de maatregelen die een weerslag hebben op het landbouwbeleid. Deze overlegverplichting geldt ten aanzien van de ontworpen regeling.

Uit de aan de Raad van State meegedeelde documenten blijkt dat het ontwerp weliswaar besproken is geworden in de permanente werkgroep van de Interministeriële Conferentie voor het Landbouwbeleid, maar niet dat die conferentie zelf het dossier heeft onderzocht. Zolang dat niet is gebeurd of de voornoemde conferentie niet haar goedkeuring heeft verleend aan het verslag van de permanente werkgroep, is aan het voorschrift van artikel 6, § 3bis, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet voldaan en dient de betrokken procedure alsnog te worden voltooid. Indien als gevolg van dat overleg nog wijzigingen zouden worden aangebracht aan de tekst van het ontwerp, dienen deze wijzigingen nog om advies aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, te worden voorgelegd.

Onderzoek van de tekst Aanhef 4. Gelet op hetgeen werd opgemerkt omtrent de rechtsgrond voor het ontworpen besluit : - voege men aan de aanhef een lid toe (dat het eerste lid wordt) waarin gewag wordt gemaakt van artikel 108 van de Grondwet; - schrappe men in het huidige eerste lid van de aanhef (dat het tweede lid wordt) de verwijzing naar de artikelen 2, § 1, 2°, en 9, B, 1°, van de wet van 12 juli 1976, en voege men in dat lid een verwijzing toe naar de artikelen 6, § 1, 8, § 2, en 17, § 4, van die wet. 5. Gelet op hetgeen is opgemerkt sub 3, zal het huidige vijfde lid van de aanhef dienen te worden aangepast.6. Aan de aanhef dient een lid te worden toegevoegd waarin wordt vermeld dat het voorafgaande onderzoek voorgeschreven bij artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' heeft plaatsgevonden en dat daaruit is gebleken dat geen duurzame-ontwikkelingsbeoordeling dient te worden verricht. (1) Voor artikel 3, tweede lid, van het ontwerp, althans voor zover het slaat op de nadere regels tot indiening van de aanvraag tot schadeloosstelling (zie opmerking 2.3).

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, J. Smets.

17 MAART 2013. - Koninklijk besluit waarbij de droogte van de lente 2011 als een landbouwramp wordt beschouwd, waarbij de geografische omvang van deze ramp wordt afgebakend en waarbij de schadeloosstelling van de schade wordt vastgesteld ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, de artikelen 6, § 1, 8, § 2, en 17, § 4;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juli 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2012;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale Overheid van 20 september 2012;

Gelet op de Verordening (EG) Nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) Nr. 70/2001;

Gelet op de Communautaire richtsnoeren voor Staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013;

Gelet op het advies nr 51.997/3 van de Raad van State, gegeven op 25 september 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het voorafgaand onderzoek voorgeschreven bij artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, dat heeft aangetoond dat geen duurzame-ontwikkelingsbeoordeling dient te worden verricht;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De schade aan de volgende teelten veroorzaakt door de droogte van de lente 2011, wordt beschouwd als een landbouwramp die de toepassing verantwoordt van artikel 2, § 1, 2° van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen : -vlas; - spinazie; - zomergranen : haver, zomertarwe of wisseltarwe, zomergerst, brouwgerst, zomerrogge.

Art. 2.De geografische omvang van deze ramp omvat : - het geheel van het Belgische grondgebied voor wat vlas en spinazie betreft; - de volgende gemeenten voor wat de zomergranen betreft : Bredene, De Haan, Blankenberge, Knokke-Heist, Zuienkerke met uitzondering van het grondgebied dat overeenstemt met de landbouwstreek 'Vlaamse zandstreek', Damme met uitzondering van het grondgebied dat overeenstemt met de landbouwstreek 'Vlaamse zandstreek', Brugge met uitzondering van het grondgebied dat overeenstemt met de landbouwstreek 'Vlaamse zandstreek', Jabbeke met uitzondering van het grondgebied dat overeenstemt met de landbouwstreek 'Vlaamse zandstreek', Oudenburg met uitzondering van het grondgebied dat overeenstemt met de landbouwstreek 'Vlaamse zandstreek'.

Art. 3.De bedragen per hectare van de in aanmerking genomen schade zijn de volgende : - vlas : 1.120 EUR - spinazie : 1.090 EUR - zomergranen : 690 EUR. De minister bevoegd voor Landbouw stelt de modaliteiten van de indiening van de aanvragen vast alsmede de wijze van hun onderzoek.

Art. 4.Voor de tegemoetkoming worden de bedragen bedoeld in artikel 3 verminderd met 50 % als de geteisterde geen verzekering afgesloten heeft tegen de klimaatrisico's voor ten minste 50 % van zijn productie.

Art. 5.Voor de berekening van de tegemoetkoming van het Nationaal Fonds voor Landbouwrampen wordt elke feitelijke vereniging van natuurlijke personen die onder eenzelfde producentennummer of eenzelfde BTW-nummer geïdentificeerd is, beschouwd als één enkele uitbater van het geteisterde goed.

Art. 6.Schadeloosstelling is enkel mogelijk indien de schade tijdig werd vastgesteld en het schadepercentage minstens 30 % bedraagt. Het schadepercentage wordt berekend op de totale oppervlakte per teelt.

Art. 7.De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 maart 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

^