Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 juli 2012
gepubliceerd op 01 augustus 2012

Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2012003211
pub.
01/08/2012
prom.
17/07/2012
ELI
eli/besluit/2012/07/17/2012003211/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2012. - Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Sedert 1 april 2011 is de Nationale Bank van België (hierna : de Bank) bevoegd voor de uitoefening van het prudentieel toezicht op financiële instellingen. Deze bevoegdheid werd voorheen uitgeoefend door de toenmalige Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA).

Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt ertoe een regeling in te voeren voor de dekking van de werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het toezicht. Deze werkingskosten worden, overeenkomstig artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Bank (hierna : de organieke wet), gedragen door de instellingen onder haar toezicht, volgens de nadere regels vastgesteld door de Koning.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het ontbreken van de duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling, kan worden gesteld dat artikel 19/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2010, nog geen uitvoering heeft gekregen. Een ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de effectbeoordeling en tot bepaling van de vrijstellingen van deze beoordeling, wordt momenteel voorbereid.

Derhalve kan enkel gesteund worden op de bestaande richtlijnen inzake de DOEB-test, en kan besloten worden dat de vrijstelling omwille van de auto-regulering van de federale overheid kan worden ingeroepen.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het ontbreken van specifieke bepalingen voor de instellingen voor elektronisch geld en met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG, wordt opgemerkt dat het niet raadzaam wordt geacht om voorliggend koninklijk besluit aan te passen aan de tekst van een in voorbereiding zijnde wet die mogelijks pas in werking zal treden nadat dit koninklijk besluit in werking zal zijn getreden.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State dat er reden is om in het koninklijk besluit van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 06/08/1999 numac 1999011192 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling sluiten betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling de verwijzing naar de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen te vervangen door een verwijzing naar de Nationale Bank van België, wordt opgemerkt dat dergelijke wijziging buiten de draagwijdte valt van voorliggend koninklijk besluit, dat er louter toe strekt een regeling in te voeren voor de dekking van de werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het prudentieel toezicht op financiële instellingen.

Hieronder wordt op de uitgangspunten van het ontwerpbesluit nader ingegaan.

Dekking van de jaarlijkse kosten van de Bank De werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het toezicht op de verzekeringssector en op de banksector worden jaarlijks berekend en ten laste gelegd van deze sectoren. Het betreft de personeelskosten, beheerskosten, afschrijvingen op materiële en immateriële vaste activa en overige kosten die aan het toezicht op deze sectoren dienen te worden toegerekend. Deze toerekening gebeurt door middel van een kostencalculatie-applicatie. De wijze waarop de Bank de jaarlijkse werkingskosten berekent en de aldus bekomen bedragen worden jaarlijks door de bedrijfsrevisor van de Bank gecertificeerd. De bedragen worden toegelicht in de jaarrekening van de Bank.

Binnen elk van deze sectoren worden de bijdragen omgeslagen over de individuele ondernemingen volgens welbepaalde criteria. Het gehanteerde omslagmechanisme sluit nauw aan bij het mechanisme dat ook werd gehanteerd door de toenmalige CBFA voor de omslag van de werkingskosten ( koninklijk besluit van 22 mei 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2005 pub. 27/05/2005 numac 2005003512 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA). Er is in dit opzicht dan ook sprake van continuïteit. Hierbij past één nuancering : voortaan zullen financiële instellingen die als systeemrelevant worden beschouwd een bijkomende bijdrage betalen. Dit is verantwoord vanuit de vaststelling dat de Bank, overeenkomstig artikel 36/3 van haar organieke wet, specifieke toezichtsbevoegdheden uitoefent ten aanzien van deze instellingen. Indien binnen een groep verscheidene entiteiten als systeemrelevant worden beschouwd, is slechts één ervan de bijkomende bijdrage verschuldigd.

Het uitgangspunt dat de bijdragen strekken tot de dekking van de werkelijke jaarlijkse kosten van de Bank heeft als gevolg dat zich geen reserves kunnen opbouwen binnen de Bank door de opeenstapeling van jaarlijkse positieve saldi en dat het eventuele overschot aan inkomsten in vergelijking met de kosten wordt terugbetaald of aangerekend op het bedrag van latere bijdragen.

Voor het toezicht op de verrekeningsinstellingen, de vereffeningsinstellingen, de betalingsinstellingen en de maatschappijen voor onderlinge borgstelling worden de werkingskosten van de Bank jaarlijks gedekt door een adequate forfaitaire bijdrage.

Prefinanciering en verrekening De bijdragen van de ondernemingen onder toezicht zijn bestemd om de kosten van de Bank te dekken van het lopende jaar. Aangezien het juiste bedrag van deze kosten pas na het einde van het jaar gekend is, voorziet het besluit een systeem van prefinanciering dat gepaard gaat met een afrekening nadien.

De ondernemingen uit de verzekeringssector en de banksector betalen jaarlijks, uiterlijk op 30 september, een bijdrage die in totaal 90 % bedraagt van de werkelijke werkingskost van de Bank met betrekking tot die sectoren tijdens het voorgaande kalenderjaar.

Wanneer op het einde van het jaar blijkt dat de som van de geïnde bijdragen hoger is dan het totale bedrag van de werkelijke kosten van de Bank met betrekking tot deze sectoren, komt het overschot toe aan de ondernemingen van deze sectoren, naar verhouding met hun bijdragen, onder de vorm van een terugbetaling of van een aanrekening op het bedrag van de bijdragen van het volgende jaar. Wanneer op het einde van het jaar blijkt dat de som van de geïnde bijdragen lager is dan het totale bedrag van de werkelijke kosten van de Bank met betrekking tot deze sectoren, wordt het verschil gedragen door de ondernemingen van deze sectoren, naar verhouding met de voor het betrokken jaar geïnde of nog verschuldigde voorschotten.

De ondernemingen die een forfaitaire bijdrage verschuldigd zijn, betalen deze uiterlijk op 30 september van het jaar waarop het toezicht slaat.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE

Advies 51.479/2 van 2 juli 2012 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 5 juni 2012 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp koninklijk besluit « betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaand vormvereiste Uit artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten "betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling" vloeit voort dat in principe elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministerraad moet worden voorgelegd, aanleiding moet geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren (1), de enige gevallen waarin zo een voorafgaand onderzoek niet hoeft plaats te vinden, zijn die welke moeten worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (2), welk besluit bij de huidige stand van de teksten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn, nog niet uitgevaardigd is.

Er moet voor gezorgd worden dat dit vormvereiste naar behoren vervuld wordt.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Aan het eind van het eerste lid behoort te worden gepreciseerd dat artikel 12bis van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten "tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België" daarin ingevoegd is door artikel 187 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2011 pub. 09/03/2011 numac 2011003096 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector sluiten "betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector".

Tussen het huidige eerste en tweede lid dient voorts een nieuw tweede lid te worden ingevoegd waarin melding wordt gemaakt van artikel 57 van de programmawet van 10 februari 1998Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 10/02/1998 pub. 21/02/1998 numac 1998016046 bron ministerie van middenstand en landbouw Programmawet tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap sluiten "tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap", dat de rechtsgrond uitmaakt van het koninklijk besluit van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 06/08/1999 numac 1999011192 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling sluiten "betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling", waarvan artikel 58 opgeheven wordt bij artikel 19 van het ontwerp.

Dispositief Artikelen 2 en 13 In de artikelen 2, § 2, 2°, en 13, § 3, is sprake van "een bancaire onderneming" waarmee, zoals ook bevestigd wordt door de gemachtigde ambtenaar, een onderneming uit de banksector bedoeld wordt in de zin waarin hoofdstuk III van het ontwerp betrekking heeft op die sector; de voornoemde uitdrukking behoort aldus verduidelijkt te worden dat eerder de termen "een kredietinstelling of een beursvennootschap" worden gebezigd. De gemachtigde ambtenaar stemt daarmee in.

Artikel 14 Paragraaf 1 is van toepassing op de "op 1 januari in België gevestigde betalingsinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in titel II van de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van de betalingsinstellingen".

De Raad van State stelt in dat verband vast dat in het ontwerp geen bijzondere bepalingen vervat zijn voor de instellingen voor elektronisch geld, die evenwel ook vermeld worden in de opsomming in artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten "tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België", en vestigt de aandacht van de stellers van het ontwerp op de noodzaak om dit ontwerp aan te passen rekening houdend met het voorontwerp van wet "tot wijziging van de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen, en van andere wetgeving die betrekking heeft op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld", dat strekt tot omzetting van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 "betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG", en waarover de afdeling Wetgeving op 20 juni 2012 advies 51.456/2 gegeven heeft.

Artikel 19 Overeenkomstig artikel 330 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2011 pub. 09/03/2011 numac 2011003096 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector sluiten dient een besluit over de materies waarvoor de controlebevoegdheid door dat besluit overgedragen wordt aan de Nationale Bank van België en waarin melding wordt gemaakt van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gelezen te worden alsof het gaat om de Nationale Bank, wanneer het de bevoegdheden betreft die haar aldus zijn overgedragen.

Artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 31/03/2003 numac 2003003188 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten sluiten "tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten" heeft in het koninklijk besluit van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 06/08/1999 numac 1999011192 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling sluiten "betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling" de woorden "Controledienst voor de Verzekeringen" en "Controledienst" vervangen door "CBFA", behalve in artikel 1, 3°, dat wordt vervangen als volgt : « 3° de controlerende instelling : de instelling die de controle uitoefent op de maatschappij, namelijk de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".

In dat artikel 1, 3°, dat aldus vervangen is bij artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 31/03/2003 numac 2003003188 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten sluiten, behoort thans de vermelding "Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen" uitdrukkelijk vervangen te worden door de vermelding "Nationale Bank van België", daar deze inzonderheid belast is met het prudentieel toezicht op de maatschappijen voor onderlinge borgstelling, overeenkomstig de artikelen 12bis, § 1, en 36/2 van de voornoemde wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, ingevoegd bij de artikelen 187 en 195 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 31/03/2003 numac 2003003188 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten sluiten.

Het ontwerp zou dus moeten worden aangevuld met een bepaling waarbij dat artikel 1, 3°, aldus wordt gewijzigd.

De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter, P. Vandernoot, Mevr. M. Baguet, staatsraden, de heren : S. Van Drooghenbroeck, J. Englebert, assessoren van de afdeling Wetgeving, Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de Heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de Heer P. Vandernoot.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) Artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de voornoemde wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.Artikel 19/1, § 2, van de voornoemde wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten belast de Koning om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad dat voorafgaand onderzoek te regelen. Tot op heden is nog geen enkel besluit met een zodanige strekking bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. (2) Artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten. 17 JULI 2012. - Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis, § 4, ingevoegd bij artikel 187 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/03/2011 pub. 09/03/2011 numac 2011003096 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector sluiten betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector;

Gelet op de programmawet van 10 februari 1998Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 10/02/1998 pub. 21/02/1998 numac 1998016046 bron ministerie van middenstand en landbouw Programmawet tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap sluiten tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, artikel 57;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 06/08/1999 numac 1999011192 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling sluiten betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling;

Gelet op het advies van de Europese Centrale Bank, gegeven op 10 mei 2012;

Gelet op advies 51.479/2 van de Raad van State, gegeven op 2 juli 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De werkingskosten van de Nationale Bank van België (hierna : de Bank) met betrekking tot het toezicht op financiële instellingen worden door die instellingen gedragen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

De Bank bepaalt jaarlijks voor de bijdrageplichtige sectoren bedoeld in de hoofdstukken II en III het bedrag dat zij verschuldigd zijn voor de dekking van de werkingskosten verbonden aan het toezicht op die sectoren tijdens het voorgaande kalenderjaar. De werkingskosten verbonden aan het toezicht omvatten de personeelskosten, beheerskosten, afschrijvingen op materiële en immateriële vaste activa en overige kosten die aan het toezicht op financiële instellingen dienen te worden toegerekend. Deze toerekening gebeurt door middel van een kostencalculatie-applicatie. De wijze waarop de Bank de reële jaarlijkse sectoriële werkingskosten berekent, alsook de aldus bekomen verschuldigde sectoriële bijdragen worden jaarlijks door de bedrijfsrevisor van de Bank gecertificeerd. De bedragen worden toegelicht in de jaarrekening van de Bank.

Alle in dit besluit nominatief vermelde bedragen worden op 31 december van elk jaar aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het referentie-indexcijfer hiervoor is dat van de maand december 2011. De weerslag van die evolutie wordt jaarlijks gecertificeerd door de bedrijfsrevisor van de Bank. HOOFDSTUK II. - Dekking van de werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het toezicht op de verzekeringssector.

Art. 2.§ 1. De op 1 januari in België gevestigde verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen betalen jaarlijks, als voorschot voor het lopende jaar, een bijdrage aan de Bank die in totaal 90 % bedraagt van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, bepaalde werkelijke werkingskosten van de Bank met betrekking tot het toezicht op de verzekeringssector tijdens het voorgaande kalenderjaar. § 2. De in § 1 bedoelde sectorbijdrage wordt als volgt omgeslagen over de in § 1 bedoelde ondernemingen : 1° Alle in § 1 bedoelde ondernemingen betalen vooreerst een vaste bijdrage van 500 EUR; 2° Vervolgens betalen de in § 1 bedoelde ondernemingen die, overeenkomstig artikel 36/3, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, door de Bank als systeemrelevant worden beschouwd een bijkomende vaste bijdrage van 200.000 EUR. Deze bijdrage is niet verschuldigd voor de in § 1 bedoelde ondernemingen die als systeemrelevant worden beschouwd en die deel uitmaken van een groep waarin ook een kredietinstelling of een beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap is ondergebracht die als systeemrelevant wordt beschouwd; 3° Het verschil tussen de in § 1 vastgestelde sectorbijdrage en het totaal van de vaste bijdragen bedoeld in de punten 1° en 2° hierboven, wordt omgeslagen over de in § 1 bedoelde ondernemingen naar verhouding van hun premies of bijdragen zoals die blijken uit hun laatst beschikbare jaarrekening, volgens het volgende onderscheid : a) voor de verrichtingen van ondernemingen naar Belgisch recht : de premies of bijdragen worden integraal in aanmerking genomen, met uitzondering van deze betreffende de herverzekeringsverrichtingen die voor 30 % in aanmerking worden genomen;b) voor de verrichtingen in België van in België gevestigde agentschappen of bijkantoren van ondernemingen die ressorteren onder het recht van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte : de premies of bijdragen worden voor 30 % in aanmerking genomen. § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder premies en bijdragen verstaan : de algebraïsche som van de bedragen onder de posten 'uitgegeven premies' (710.11, 720.11) en 'wijziging in de nog uit te geven premies' (710.12, 720.12) van hoofdstuk II, afdeling II, I. - Gedetailleerde technische rekening niet-levensverzekering en II. - Gedetailleerde technische rekening levensverzekering, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen. § 4. Verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen of die ervan afstand doen, blijven bijdrageplichtig zolang zij, na voormelde intrekking, herroeping of afstand, onderworpen blijven aan het toezicht van de Bank conform artikel 44, vierde lid, van de wet van 9 juli 1975Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/1975 pub. 24/12/2014 numac 2014000890 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 09/07/1975 pub. 23/10/2015 numac 2015000557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of artikel 54, vierde lid, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf. § 5. De Bank stelt de in § 1 bedoelde ondernemingen jaarlijks uiterlijk op 1 september in kennis van het bedrag dat zij overeenkomstig dit artikel verschuldigd zijn.

De ondernemingen in kwestie betalen deze bijdragen ten laatste op 30 september van hetzelfde jaar.

Art. 3.Als het totaal van de op grond van artikel 2 door de Bank geïnde bedragen voor een bepaald jaar groter is dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, door de Bank bepaalde werkelijke sectorkosten voor dat jaar, betaalt de Bank het overschot terug aan de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1. Het sectoroverschot dat wordt terugbetaald, wordt omgeslagen over de in artikel 2, § 1, bedoelde ondernemingen, naar verhouding van de van elk van die ondernemingen voor het betrokken jaar geïnde bijdragen.

De terugbetaling geschiedt, desgevallend via verrekening met de in het daaropvolgende jaar verschuldigde voorschotten, uiterlijk op 30 september van het volgende jaar.

Art. 4.Als het totaal van de op grond van artikel 2 door de Bank geïnde bedragen voor een bepaald jaar kleiner is dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, door de Bank bepaalde werkelijke sectorkosten voor dat jaar, wordt het verschil gedragen door de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1. Het sectorbedrag dat bijkomend wordt opgevraagd, wordt omgeslagen over de in artikel 2, § 1, bedoelde ondernemingen, naar verhouding van de van elk van die ondernemingen voor het betrokken jaar reeds geïnde voorschotten of de door elk van die ondernemingen voor het betrokken jaar nog verschuldigde voorschotten.

De Bank stelt de bijdrageplichtige ondernemingen uiterlijk op 1 september van het volgende jaar in kennis van de bijkomende opvragingen die zij verschuldigd zijn. De ondernemingen in kwestie betalen deze bijkomende opvragingen, desgevallend samen met de in hetzelfde jaar verschuldigde voorschotten, uiterlijk op 30 september van dat jaar.

Art. 5.De Bank kan een onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, de uitzonderlijke uitgaven en lasten ten laste leggen die zij voor het toezicht heeft moeten maken krachtens artikel 21, § 1bis, vierde en vijfde lid, van de wet van 9 juli 1975Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/1975 pub. 24/12/2014 numac 2014000890 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 09/07/1975 pub. 23/10/2015 numac 2015000557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, dan wel voor de verwerking van niet-gestandaardiseerde gegevens verstrekt door gecontroleerde ondernemingen.

De wijze waarop de Bank de in het eerste lid bedoelde bijdragen berekent, alsook de aldus bekomen verschuldigde bijdragen worden door de bedrijfsrevisor van de Bank gecertificeerd.

De krachtens dit artikel verschuldigde bijdragen worden betaald binnen een termijn van één maand na het verzoek tot betaling door de Bank. HOOFDSTUK III. - Dekking van de werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het toezicht op de banksector

Art. 6.De op 1 januari in België gevestigde kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap betalen jaarlijks, als voorschot voor het lopende jaar, een bijdrage aan de Bank die in totaal 90 % bedraagt van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, bepaalde werkelijke werkingskosten van de Bank met betrekking tot het toezicht op de banksector tijdens het voorgaande kalenderjaar.

Art. 7.§ 1. De in artikel 6 bedoelde sectorbijdrage wordt als volgt omgeslagen over de in artikel 6 bedoelde ondernemingen : 1° Alle in artikel 6 bedoelde ondernemingen betalen vooreerst een vaste bijdrage van 2.000 EUR; 2° Vervolgens betalen de in artikel 6 bedoelde ondernemingen die, overeenkomstig artikel 36/3, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, door de Bank als systeemrelevant worden beschouwd een bijkomende vaste bijdrage van 50.000 EUR. Deze bijdrage wordt verhoogd tot 100.000 EUR voor de in artikel 6 bedoelde ondernemingen die als systeemrelevant worden beschouwd en die een balanstotaal hebben van meer dan 50 miljard EUR op geconsolideerde basis. Deze bijdrage wordt verhoogd tot 300.000 EUR voor de in artikel 6 bedoelde ondernemingen die als systeemrelevant worden beschouwd en die een balanstotaal hebben van meer dan 100 miljard EUR op geconsolideerde basis; 3° Het verschil tussen de in artikel 6 bedoelde sectorbijdrage en het totaal van de vaste bijdragen bedoeld in de punten 1° en 2° hierboven, wordt overeenkomstig § 2 omgeslagen over de in artikel 6 bedoelde ondernemingen. § 2. De helft van het verschil bedoeld in § 1, 3°, wordt omgeslagen over alle kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap naar verhouding van hun maximaal vereiste eigen vermogen, rekening houdend met het volgende onderscheid : - het deel van het maximaal vereiste eigen vermogen tot 300.000.000,00 EUR wordt integraal in aanmerking genomen; - het deel van het maximaal vereiste eigen vermogen van 300.000.000,00 EUR tot 1.500.000.000,00 EUR wordt voor drie vierden in aanmerking genomen; - het deel van het maximaal vereiste eigen vermogen van 1.500.000.000,00 EUR tot 3.000.000.000,00 EUR wordt voor de helft in aanmerking genomen; - het deel van het maximaal vereiste eigen vermogen dat meer bedraagt dan 3.000.000.000,00 EUR wordt voor een vierde in aanmerking genomen.

Het in aanmerking genomen vereiste eigen vermogen voor de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap is het eigen vermogen voor de positie van de kredietinstelling of van de beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap op 31 december van het voorafgaande jaar, berekend overeenkomstig artikel III.I van het reglement van de Bank van 15 november 2011 op het eigen vermogen van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.

Een vierde van het verschil bedoeld in § 1, 3°, wordt omgeslagen over alle kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap naar verhouding van hun positieve bruto-opbrengsten van de twaalf voorafgaande maanden vastgesteld op 31 december van het voorafgaande jaar, rekening houdend met het volgende onderscheid : - het deel van de opbrengsten tot 150.000.000,00 EUR wordt integraal in aanmerking genomen; - het deel van de opbrengsten van 150.000.000,00 EUR tot 300.000.000,00 EUR wordt voor drie vierden in aanmerking genomen; - het deel van de opbrengsten van 300.000.000,00 EUR tot 600.000.000,00 EUR wordt voor de helft in aanmerking genomen; - het deel van de opbrengsten van 600.000.000,00 EUR tot 1.200.000.000,00 EUR wordt voor een vierde in aanmerking genomen; - het deel van de opbrengsten dat meer bedraagt dan 1.200.000.000,00 EUR wordt niet in aanmerking genomen.

Onder bruto-opbrengsten van de kredietinstellingen moet het bankproduct, na aftrek van het renteresultaat, worden verstaan zoals dat blijkt uit de periodieke staten bezorgd aan de Bank.

Onder bruto-opbrengsten van de beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap en bijkantoren van beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte moet worden verstaan het totaal van de bedrijfsopbrengsten na aftrek van het renteresultaat in de mate dat dat in de bedrijfsopbrengsten begrepen is en vermeerderd met de opbrengsten van financiële vaste activa, zoals dat blijkt uit de periodieke staten bezorgd aan de Bank.

De bijdragen die worden betaald door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden, voor de toepassing van de drie voorgaande leden, vastgesteld op basis van één derde van de positieve bruto-opbrengsten.

Een vierde van het verschil bedoeld in § 1, 3°, wordt omgeslagen over alle kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap naar verhouding van hun balanstotaal op 31 december van het voorafgaande jaar, rekening houdend met het volgende onderscheid : - het deel van het balanstotaal tot 7.500.000.000,00 EUR, wordt integraal in aanmerking genomen; - het deel van het balanstotaal van 7.500.000.000,00 EUR tot 15.000.000.000,00 EUR, wordt voor drie vierden in aanmerking genomen; - het deel van het balanstotaal van 15.000.000.000,00 EUR tot 30.000.000.000,00 EUR, wordt voor de helft in aanmerking genomen; - het deel van het balanstotaal van 30.000.000.000,00 EUR tot 75.000.000.000,00 EUR, wordt voor een vierde in aanmerking genomen; - het deel van het balanstotaal dat meer bedraagt dan 75.000.000.000,00 EUR, wordt niet in aanmerking genomen.

De bijdragen die worden betaald door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden, voor de toepassing van het voorgaande lid, vastgesteld op basis van één derde van hun balanstotaal.

Art. 8.Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen, blijven bijdrageplichtig zolang zij, na voormelde intrekking of herroeping, onderworpen blijven aan het toezicht van de Bank conform artikel 60 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen of artikel 107 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen.

Art. 9.De Bank stelt de in artikel 6 bedoelde ondernemingen jaarlijks uiterlijk op 1 september in kennis van het bedrag dat zij overeenkomstig artikel 7 verschuldigd zijn.

De ondernemingen in kwestie betalen deze bijdragen ten laatste op 30 september van hetzelfde jaar

Art. 10.Als het totaal van de op grond van artikel 7 door de Bank geïnde bedragen voor een bepaald jaar groter is dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, door de Bank bepaalde werkelijke sectorkosten voor dat jaar, betaalt de Bank het overschot terug aan de ondernemingen bedoeld in artikel 6. Het sectoroverschot dat wordt terugbetaald, wordt omgeslagen over de in artikel 6 bedoelde ondernemingen, naar verhouding van de van elk van die ondernemingen voor het betrokken jaar geïnde bijdragen.

De terugbetaling geschiedt, desgevallend via verrekening met de in het daaropvolgende jaar verschuldigde voorschotten, uiterlijk op 30 september van het volgende jaar.

Art. 11.Als het totaal van de op grond van artikel 7 door de Bank geïnde bedragen voor een bepaald jaar kleiner is dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, door de Bank bepaalde werkelijke sectorkosten voor dat jaar, wordt het verschil gedragen door de ondernemingen bedoeld in artikel 6. Het sectorbedrag dat bijkomend wordt opgevraagd, wordt omgeslagen over de in artikel 6 bedoelde ondernemingen, naar verhouding van de van elk van die ondernemingen voor het betrokken jaar reeds geïnde voorschotten of de door elk van die ondernemingen voor het betrokken jaar nog verschuldigde voorschotten.

De Bank stelt de bijdrageplichtige ondernemingen uiterlijk op 1 september van het volgende jaar in kennis van de bijkomende opvragingen die zij verschuldigd zijn. De ondernemingen in kwestie betalen deze bijkomende opvragingen, desgevallend samen met de in hetzelfde jaar verschuldigde voorschotten, uiterlijk op 30 september van dat jaar.

Art. 12.De Bank kan een onderneming bedoeld in artikel 6 de uitzonderlijke uitgaven en lasten ten laste leggen die zij voor het toezicht heeft moeten maken krachtens de artikelen 46, vijfde lid, 2° en 3° en 48, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, krachtens de artikelen 92, § 4, tweede lid, 2° en 3°, en 94, eerste lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, dan wel voor de verwerking van niet-gestandaardiseerde gegevens verstrekt door gecontroleerde ondernemingen.

De wijze waarop de Bank de in het eerste lid bedoelde bijdragen berekent, alsook de aldus bekomen verschuldigde bijdragen worden door de bedrijfsrevisor van de Bank gecertificeerd.

De krachtens dit artikel verschuldigde bijdragen worden betaald binnen een termijn van één maand na het verzoek tot betaling door de Bank. HOOFDSTUK IV. - Dekking van de werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het toezicht op de overige sectoren

Art. 13.§ 1. De Belgische verrekeningsinstellingen andere dan kredietinstellingen en de in België gevestigde bijkantoren van buitenlandse verrekeningsinstellingen andere dan kredietinstellingen die op 1 januari over een vergunning beschikken krachtens artikel 36/25, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, betalen jaarlijks een bijdrage die 0,3 % beloopt van hun bedrijfsopbrengsten van het voorafgaande jaar, met een minimum van 200.000 EUR. De in België gevestigde bijkantoren van buitenlandse kredietinstellingen, die voor hun diensten als verrekeningsinstelling op 1 januari onderworpen zijn aan het toezicht bedoeld in artikel 36/25 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. De niet in België gevestigde buitenlandse verrekeningsinstellingen, die voor hun diensten als verrekeningsinstelling op 1 januari onderworpen zijn aan het toezicht bedoeld in artikel 36/25 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, betalen jaarlijks een bijdrage die 0,3 % beloopt van hun bedrijfsopbrengsten van het voorafgaande jaar, met een maximum van 200.000 EUR. Geen bijdrage is verschuldigd indien de betrokken instelling een bijdrage aan de Bank betaalt voor een bijkantoor in België. § 2. De Belgische vereffeningsinstellingen andere dan kredietinstellingen die voor hun diensten als vereffeningsinstelling op 1 januari onderworpen zijn aan het toezicht bedoeld in artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. De in België gevestigde bijkantoren van buitenlandse vereffeningsinstellingen andere dan kredietinstellingen, die voor hun diensten als vereffeningsinstelling op 1 januari onderworpen zijn aan het toezicht bedoeld in artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, betalen jaarlijks een bijdrage die 0,3 % beloopt van hun bedrijfsopbrengsten van het voorafgaande jaar met een minimum van 200.000 EUR. De niet in het eerste of tweede lid bedoelde in België gevestigde instellingen, andere dan kredietinstellingen, die op 1 januari aan het toezicht bedoeld in artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, zijn onderworpen, betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. De overeenkomstig artikel 36/26, § 7, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die voor hun diensten als vereffeningsinstelling op 1 januari onderworpen zijn aan het toezicht bedoeld in artikel 36/26 van voormelde wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, betalen jaarlijks een bijdrage die 0,3 % beloopt van hun bedrijfsopbrengsten van het voorafgaande jaar, met een minimum van 200.000 EUR. § 3. De in §§ 1 en 2 van dit artikel bedoelde instellingen die, overeenkomstig artikel 36/3, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, door de Bank als systeemrelevant worden beschouwd, betalen een bijkomende vaste bijdrage van 100.000 EUR. Deze bijdrage is niet verschuldigd voor de in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel bedoelde instellingen die als systeemrelevant worden beschouwd en die deel uitmaken van een groep waarin ook een kredietinstelling of een beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap is ondergebracht die als systeemrelevant wordt beschouwd. § 4. De Bank stelt de instellingen bedoeld in §§ 1 tot 3 jaarlijks uiterlijk op 1 september in kennis van het bedrag dat zij overeenkomstig dit artikel verschuldigd zijn. De instellingen in kwestie betalen deze bijdragen ten laatste op 30 september van hetzelfde jaar. § 5. De Bank kan een instelling bedoeld in §§ 1 tot 3 de uitzonderlijke uitgaven en lasten ten laste leggen die zij heeft moeten maken voor het toezicht bedoeld in Hoofdstuk IV/2 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België. De wijze waarop de Bank de in deze paragraaf bedoelde bijdragen berekent, alsook de aldus bekomen verschuldigde bijdragen worden door de bedrijfsrevisor van de Bank gecertificeerd. De krachtens deze paragraaf verschuldigde bijdragen worden betaald binnen een termijn van één maand na het verzoek tot betaling door de Bank.

Art. 14.§ 1. De op 1 januari in België gevestigde betalingsinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in titel II van de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen, betalen jaarlijks een bijdrage van 2.500 EUR. Deze bijdrage wordt verhoogd tot 10.000 EUR voor de in het eerste lid bedoelde betalingsinstellingen met een eigen vermogen van meer dan 1 miljoen EUR, tot 15.000 EUR voor de in het eerste lid bedoelde betalingsinstellingen met een eigen vermogen van meer dan 5 miljoen EUR en tot 25.000 EUR voor de in het eerste lid bedoelde betalingsinstellingen met een eigen vermogen van meer dan 10 miljoen EUR. Het in aanmerking genomen eigen vermogen is het eigen vermogen op 31 december van het voorafgaande jaar, berekend overeenkomstig artikel 6 van het reglement van de FSMA van 19 januari 2010 op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen. § 2. De Bank stelt de instellingen bedoeld in § 1 jaarlijks uiterlijk op 1 september in kennis van het bedrag dat zij overeenkomstig dit artikel verschuldigd zijn. De instellingen in kwestie betalen deze bijdragen ten laatste op 30 september van hetzelfde jaar. § 3. Instellingen die in België betalingsdiensten wensen uit te oefenen zoals bedoeld in bijlage I bij de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2009 pub. 19/01/2010 numac 2009003476 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen, betalen een bijdrage van 1.500 EUR per betalingsdienst die zij in België wensen uit te oefenen, zonder dat het bedrag van 6.000 EUR mag overschreden worden.

De krachtens deze paragraaf verschuldigde bijdragen worden betaald binnen een termijn van één maand na het verzoek tot betaling door de Bank.

Art. 15.De maatschappijen voor onderlinge borgstelling, zoals gedefinieerd in artikel 57 van de programmawet van 10 februari 1998Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 10/02/1998 pub. 21/02/1998 numac 1998016046 bron ministerie van middenstand en landbouw Programmawet tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap sluiten tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, betalen jaarlijks een bijdrage die 0,3 % beloopt van de geïnde premies in het voorafgaande jaar, met een minimum van 350 EUR en zonder dat het bedrag van 3.500 EUR mag overschreden worden.

De Bank stelt de instellingen bedoeld in het eerste lid jaarlijks uiterlijk op 1 september in kennis van het bedrag dat zij overeenkomstig dit artikel verschuldigd zijn. De instellingen in kwestie betalen deze bijdragen ten laatste op 30 september van hetzelfde jaar. HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen

Art. 16.De bij dit besluit vastgestelde bijdragen worden gestort op rekening van de Bank volgens de door haar bepaalde modaliteiten.

Art. 17.De personen die instaan voor de betaling van de bij dit besluit vastgestelde bijdragen, delen aan de Bank, op de wijze en binnen de termijn die zij bepaalt, alle nodige gegevens mee voor de berekening van die bijdragen.

Art. 18.De instellingen die niet voldoen aan een verzoek tot betaling vanwege de Bank binnen de door dit besluit vastgelegde termijnen ontvangen van de Bank een aanmaning via aangetekende zending met het verzoek om tot betaling over te gaan binnen de dertig dagen vanaf de postdatum van die zending. Na verloop van deze termijn zijn de in gebreke blijvende instellingen van rechtswege en zonder ingebrekestelling de wettelijke interesten verschuldigd op de verschuldigde bedragen. De toepasselijke rentevoet is de wettelijke rentevoet in handelstransacties zoals bepaald op grond van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.

Art. 19.In het koninklijk besluit van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 06/08/1999 numac 1999011192 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling sluiten betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling wordt artikel 58 opgeheven.

Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012, met dien verstande dat, voor de eerste toepassing van de artikelen 3 en 4 in september 2012, de woorden « op grond van artikel 2 » dienen te worden gelezen als « in 2011 » en dat, voor de eerste toepassing van de artikelen 10 en 11 in september 2012, de woorden « op grond van artikel 7 » dienen te worden gelezen als « in 2011 ».

Voor de eerste toepassing, in september 2012, van artikel 2, § 1, en artikel 6 dienen de werkelijke werkingskosten van de Bank met betrekking tot het toezicht tijdens het kalenderjaar 2011 te worden geprorateerd van negen naar twaalf maanden.

Art. 21.De Minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 juli 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE

^