Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 januari 2001
gepubliceerd op 26 januari 2001

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het hof van beroep te Brussel

bron
ministerie van justitie
numac
2001009037
pub.
26/01/2001
prom.
17/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/17/2001009037/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het hof van beroep te Brussel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 101, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 22 december 1998, artikel 102, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, artikel 105, artikel 106, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 1 december 1994, artikel 106bis, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, artikel 107, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, artikel 108, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1985, artikel 109, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985, 9 juli 1997 en 22 december 1998, artikel 109bis, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 9 juli 1997, artikel 109ter, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, de artikelen 110, 111, artikel 112, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en artikel 113;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het hof van beroep te Brussel;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Brussel, van de procureur-generaal te Brussel, van de hoofdgriffier van het hof van beroep te Brussel en van de vergadering van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het hof van beroep te Brussel bestaat uit eenentwintig burgerlijke en correctionele kamers, een jeugdkamer en een bureau voor rechtsbijstand.

Art. 2.De eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende, de achtste, de negende, de negende bis, de zestiende, de zeventiende en de achttiende kamer houden zitting in burgerlijke, handels-, en fiscale zaken.

Zij kunnen naargelang de noodwendigheden van de dienst, geroepen worden om zitting te houden als kamer met drie raadsheren in het hof, de voorzitter inbegrepen of als kamer met één magistraat, kamervoorzitter of raadsheer in het hof.

De eerste kamer bis houdt zitting als inleidings- en voortgangskamer in burgerlijke, handels-, en fiscale zaken. Zij houdt zitting als kamer met één magistraat, kamervoorzitter of raadsheer in het hof.

De tiende kamer en de tiende kamer bis houden zitting als kamer van inbeschuldigingstelling. Zij houden zitting als kamers met drie raadsheren in het hof van beroep, de voorzitter inbegrepen.

De negentiende kamer houdt zitting in jeugdzaken. Zij zetelt als kamer met één magistraat, kamervoorzitter of raadsheer in het hof.

Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting als kamer met één magistraat, kamervoorzitter of raadsheer in het hof.

Art. 3.De eerste, de eerste bis, de derde, de zesde, de zevende, de achtste, de negende bis, de tiende, de tiende bis, de twaalfde, de zestiende, de achttiende en de negentiende kamer, alsmede het bureau voor rechtsbijstand houden zitting, naargelang de noodwendigheden van de dienst, in het Frans of in het Nederlands.

De tweede, de vierde, de negende, de elfde en de veertiende kamer houden zitting in Franstalige zaken.

De vijfde, de dertiende, de vijftiende en de zeventiende kamer houden zitting in Nederlandstalige zaken.

Art. 4.De eerste voorzitter bepaalt, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren waarop de verschillende kamers zitting houden.

De ochtendzittingen beginnen om 9 uur, deze van de namiddag om 14 uur.

De zittingen duren tenminste drie en een half uur.

Art. 5.Volgens de behoeften van de dienst kunnen de kamers buitengewone zittingen houden, waarvan zij zelf de dag en het uur bepalen, in akkoord met de eerste voorzitter.

Art. 6.De eerste voorzitter kan, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen : - beslissen dat een of meer kamers bijkomende zittingen houden waarvan hij de dagen en uren vaststelt; - het aantal zittingen en de dagen en uren, alsmede de bevoegdheid van de kamers tijdelijk wijzigen;

Art. 7.De eerste voorzitter of het lid van het hof dat hij daartoe aanduidt, wijst de burgerlijke, handels-, en fiscale zaken toe. Op voorstel van de procureur-generaal wijst de eerste voorzitter, of het lid van het hof dat hij aanwijst, eveneens de strafzaken toe.

Art. 8.Na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter de dag en het uur van de vakantiezittingen vast en maakt de lijst op van de magistraten die zitting houden.

Hij kan te allen tijde volgens de noodwendigheden van de dienst de lijst van die zittingen wijzigen.

Art. 9.De beschikkingen die de eerste voorzitter neemt ter uitvoering van dit besluit worden ter griffie van het hof aangeplakt.

Art. 10.Het koninklijk besluit van 28 februari 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het hof van beroep te Brussel wordt opgeheven.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 12.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^