gepubliceerd op 07 februari 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormingsinitiatieven
17 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormingsinitiatieven (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormingsinitiatieven.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 december 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 Vormingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 6 februari 2007 onder het nummer 81894/CO/120) I. Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoed-ondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de NV Celanese en de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Subcomités voor textiel Verviers (P.S.C. 120.01), voor het vlas (P.S.C. 120.02) en voor de jute (P.S.C. 120.03).
II. Draagwijdte van de overeenkomst
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het kader van de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 gesloten in het Paritair Comité van de textielnijverheid en het breiwerk, met het oog op een aantal vormingsinitiatieven.
In het bijzonder bepaalt deze collectieve arbeidsovereenkomst de nodige modaliteiten met betrekking tot de uitvoering van hoofdstuk V - Vorming en opleiding - van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst.
III. Patronale bijdrage
Art. 3.Zoals voorzien in hoofdstuk V - Vorming en opleiding - artikel 12, 1ste lid van de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, zijn de werkgevers voor de jaren 2007 tot en met 2010, aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de textiel- en breigoednijverheid", een bijdrage van 0,10 pct. verschuldigd, berekend op grond van het volledig loon van hun werklieden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.
Deze bijdrage is om het kwartaal verschuldigd en wordt door het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de textielnijverheid en het breiwerk" geïnd en op de sectie "Opleiding" gestort.
Aldus levert de sector een bijkomende inspanning op het vlak van permanente vorming.
IV. Opleidingsplannen
Art. 4.Op het niveau van de onderneming kan een opleidingsplan opgesteld worden, rekening houdende met hetgeen volgt : - Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 heeft het opleidingsplan betrekking op de opleidingen die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 zullen gerealiseerd worden; - Voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 heeft het opleidingsplan betrekking op de opleidingen die in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 zullen gerealiseerd worden; - Het opleidingsplan vermeldt de inhoud van de geplande vorming, het aantal betrokken werklieden en de voorziene tijdsbesteding voor de vorming. Eventueel kunnen in het kader van de opleidingsinspanningen voor werkzoekenden financiële stimuli voorzien worden; - Alle mogelijke opleidingen komen hiervoor in aanmerking. Het betreft zowel interne opleidingen als externe opleidingen en zowel de opleidingen die de onderneming zelf organiseert en uitvoert (cfr training "on the job") als die waarvoor zij beroep doet op externe opleidingsaanbieders. Ook de opleidingen die betrekking hebben op de thema's veiligheid, gezondheid en milieu en die al dan niet door de reglementering ter zake zijn opgelegd, kunnen in aanmerking komen voor opname in het opleidingsplan en het trekkingsrecht; - Het opleidingsplan moet tegemoetkomen aan de opleidingsbehoeften van de werkgever en de arbeid(st)ers; - Voor het opleidingsplan kan beroep gedaan worden op COBOT of CEFRET; - Het opleidingsplan moet door de werkgever voorgesteld worden aan de ondernemingsraad of bij ontstentenis aan de syndicale delegatie of bij ontstentenis aan het regionaal contactcomité; - Het opleidingsplan moet door voormeld orgaan besproken, goedgekeurd en opgevolgd worden. In de regionale contactcomités gebeurt de opvolging aan de hand van de nodige documenten, voorgelegd door de betrokken onderneming. Indien het regionaal contactcomité, door onvoldoende informatie, haar opdracht niet kan uitvoeren, kunnen de vakbonden een beroep doen op de syndicale techniekers, overeenkomstig de geëigende procedure in de textiel- en breigoedsector; - Ingeval het opleidingsplan niet goedgekeurd wordt in het voormeld orgaan, kan de werkgever het voorleggen aan de paritaire werkgroep, opgericht in de schoot van het paritair comité. Deze paritaire werkgroep zal de eindbeslissing omtrent het opleidingsplan nemen.
V. Trekkingsrecht
Art. 5.De onderneming die haar werklieden en/of werkzoekenden vorming aanbiedt binnen het kader van een goedgekeurd opleidingsplan zoals bedoeld in artikel 4 hiervoor, kan een gedeelte van de kosten hiervan recupereren op basis van een trekkingsrecht bij het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de textiel- en breigoednijverheid".
Het trekkingsrecht kan uitgeoefend worden onder de volgende voorwaarden : - De onderneming moet haar aanvraag voor de toekenning van het trekkingsrecht indienen bij het waarborg- en sociaal fonds. Voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008 stuurt zij uiterlijk op 15 december 2007 per aangetekende brief een exemplaar van het goedgekeurde opleidingsplan naar het fonds. Voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010 stuurt zij uiterlijk op 15 december 2009 per aangetekende brief een exemplaar van het goedgekeurde opleidingsplan naar het fonds; - Het trekkingsrecht beloopt per onderneming en per kalenderjaar maximaal 0,10 pct. van de loonmassa van de werklieden van de onderneming; - Alleen de kosten voor vorming, zoals bedoeld in artikel 6 hierna, die gerealiseerd werd in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, respectievelijk 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 in het kader van het goedgekeurd opleidingsplan komen in aanmerking voor het trekkingsrecht; - De uitbetaling van het trekkingsrecht gebeurt na bewijs van de gedane kosten. Het volstaat dat de onderneming de gedane kosten bewijst ten belope van het trekkingsrecht; - Het bewijs van de gedane kosten voor 2007 dient uiterlijk op 31 maart 2008 bij het waarborg- en sociaal fonds ingediend te worden. Het bewijs van de gedane kosten voor 2008 dient uiterlijk op 31 maart 2009 bij het waarborg- en sociaal fonds ingediend te worden. Het bewijs van de gedane kosten voor 2009 dient uiterlijk op 31 maart 2010 bij het waarborg- en sociaal fonds ingediend te worden. Het bewijs van de gedane kosten voor 2010 dient uiterlijk op 31 maart 2011 bij het waarborg- en sociaal fonds ingediend te worden; - Een afschrift van het bewijs van de gedane kosten wordt overgemaakt aan de leden van de ondernemingsraad of bij ontstentenis de syndicale delegatie of bij ontstentenis aan het regionaal contactcomité.
Art. 6.De kosten die in aanmerking genomen worden voor het trekkingsrecht zijn alleen de kosten die verband houden met de opleidingen, voorzien in het opleidingsplan, zoals bedoeld in artikel 4 hierboven.
VI. Eindbepalingen
Art. 7.Onverminderd hetgeen voorafgaat met betrekking tot het trekkingsrecht, dienen de ondernemingen aangespoord te worden om gebruik te maken van de financiële tegemoetkomingen die voorzien zijn door regionale, nationale, Europese of andere instanties.
Art. 8.Indien het volgen van een opleiding door een werkman, binnen een goedgekeurd opleidingsplan, voor de betrokken werkman bijkomende kosten (onder andere verplaatsingskosten) veroorzaakt, zal de werkgever deze kosten vergoeden, mits voorlegging van bewijsstukken.
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en is gesloten voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010.
Art. 10.De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 december 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN