gepubliceerd op 24 november 2000
Koninklijk besluit houdende vaststelling van het bedrag van de vergoedingen en presentiegelden van de leden en van de jaarlijkse toelage van de secretaris en de adjunct-secretaris van de Hoge Raad voor de Statistiek
16 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van het bedrag van de vergoedingen en presentiegelden van de leden en van de jaarlijkse toelage van de secretaris en de adjunct-secretaris van de Hoge Raad voor de Statistiek
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 5 januari 1952 houdende vaststelling van het bedrag der presentiegelden en der verblijfsvergoeding toegekend aan de leden van de Hoge Raad voor de Statistiek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 januari 1972;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 maart 1998 betreffende de Hoge Raad voor de Statistiek;
Gelet op het ministerieel besluit van 15 december 1950 waarbij een jaarlijkse vergoeding wordt toegekend aan de secretaris van de Hoge Raad voor de Statistiek;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 juli 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 februari 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen van 5 januari 2000;
Gelet op het protocol SC IV/P 56 van 13 juli 2000 van sectorcomité IV;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De voorzitter, ondervoorzitter, leden en deskundigen van de Hoge Raad voor de Statistiek die geen lid zijn van het Rijkspersoneel zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het Rijkspersoneel, ontvangen per dag dat er plenaire vergaderingen worden gehouden, een presentiegeld waarvan het bedrag vastgesteld is als volgt : - duizend vijfhonderd frank (F 1 500) en duizend tweehonderd frank (F 1 200) respectievelijk aan de voorzitter en de ondervoorzitter; - duizend frank (F 1 000) aan de leden en deskundigen.
Art. 2.De voorzitter, vice-voorzitter, leden en deskundigen van de Hoge Raad voor de Statistiek die geen lid zijn van het Rijkspersoneel zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het Rijkspersoneel, ontvangen per dag dat er vergaderingen van hun werkgroep worden gehouden, een presentiegeld waarvan het bedrag vastgesteld is als volgt : - duizend frank (F 1 000) aan de voorzitter; - vijfhonderd frank (F 500) aan de vice-voorzitter, de leden en deskundigen.
Art. 3.De reiskosten van de voorzitter, ondervoorzitter, leden en deskundigen van de Hoge Raad voor de Statistiek worden als volgt terugbetaald voor het traject tussen hun woning en de zetel van de raad : - bij gebruik van het openbaar vervoer worden zij terugbetaald op basis van de officiële tarieven; als het openbaar vervoer verschillende klassen telt, dan wordt de prijs van een eerste klas biljet terugbetaald; - het gebruik van een eigen wagen geeft recht op een bepaalde kilometervergoeding op grond van het tarief vastgesteld in de reglementering die van toepassing is op de ambtenaren van rang 15 tot 17.
Art. 4.Het presentiegeld en de reiskostenvergoeding worden bepaald per dag aanwezigheid vermeld op de daartoe opgemaakte presentielijsten.
Art. 5.Een jaarlijkse belastbare forfaitaire toelage van honderdduizend frank (F 100 000) en vijftigduizend frank (F 50 000) wordt respectievelijk toegekend aan de secretaris en de adjunct-secretaris van de Hoge Raad voor de Statistiek.
Art. 6.Het koninklijk besluit van 5 januari 1952 houdende vaststelling van het bedrag der presentiegelden en der verblijfsvergoedingen toegekend aan de leden van de Hoge Raad voor de Statistiek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 januari 1972, en het ministerieel besluit van 15 december 1950 waarbij een jaarlijkse vergoeding wordt toegekend aan de secretaris van de Hoge Raad voor de Statistiek worden opgeheven.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998.
Art. 8.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 oktober 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Economie, Ch. PICQUE