Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 maart 2008
gepubliceerd op 27 maart 2008

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Eupen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2008009214
pub.
27/03/2008
prom.
16/03/2008
ELI
eli/besluit/2008/03/16/2008009214/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 MAART 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Eupen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 81 tot en met 83, 86 tot en met 93, 95, 96, 334 tot en met 339;

Gelet op de wet van 23 september 1985 betreffende het gebruik van het Duits in gerechtszaken en betreffende de rechterlijke organisatie, gewijzigd bij de wet van 3 augustus 1988;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 augustus 1988 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Eupen;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Luik, van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Luik, van de procureur-generaal te Luik, van de voorzitter van de arbeidsrechtbanken te Verviers en Eupen, van de arbeidsauditeur te Verviers en Eupen, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbanken te Verviers en Eupen en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Eupen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Eupen bestaat uit drie kamers.

De eerste kamer neemt kennis van alle zaken genoemd in de artikelen 578 tot 580 en in het artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij neemt ook kennis van de verwijzing na cassatie.

De tweede kamer neemt kennis van alle zaken genoemd in de artikelen 581 en 582 van het Gerechtelijk Wetboek.

De derde kamer neemt kennis van de zaken bepaald bij titel IV van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek genoemd « De collectieve schuldenregeling » alsmede van de geschillen bedoeld bij artikel 52, § 3, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 met betrekking tot de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering.

Art. 2.De zittingen van de rechtbank worden gehouden te Eupen, Klötzerbahn 27, om 14 u. 30 m.

De eerste kamer houdt zitting op elke donderdag van de maand, om 14 u. 30 m., uitgezonderd de 3e donderdag.

De tweede kamer houdt zitting op de derde donderdag van de maand, om 14 u. 30 m.

De derde kamer houdt zitting op de tweede en vierde dinsdag van de maand, om 14 u. 30 m.

De zittingen tot minnelijke schikking en de zittingen van de voorzitter van de rechtbank, zitting houdend in kort geding, worden gehouden op de eerste en derde donderdag van de maand, om 14 uur.

Art. 3.De kamers kunnen, mits toestemming van de voorzitter van de rechtbank die vooraf het advies van de arbeidsauditeur en de hoofdgriffier inwint, naar gelang van de behoeften van de dienst, buitengewone zittingen houden waarvan zij zelf de dag en het uur vaststellen.

De beschikking die een zitting bepaalt wordt ter griffie aangeplakt en wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het arbeidshof.

Art. 4.Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de voorzitter van de rechtbank, van ambtswege, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden op de dag en uren die hij vaststelt.

Bovendien kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aantal kamers en de bevoegdheden ervan tijdelijk wijzigen, evenals de dagen en de uren van de zittingen en de plaats waar zij op de zetel van de jurisdictie gehouden worden.

In deze gevallen wordt zijn beschikking ter griffie aangeplakt en onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het arbeidshof.

Art. 5.De inleidingen vinden plaats als volgt : 1. op de zitting van de eerste kamer, op de eerste donderdag van de maand, om 14 u.30 m., in alle zaken met uitzondering van die welke betrekking hebben op de wetgeving inzake minder-validen en zelfstandigen en van de geschillen bedoeld bij artikel 52, § 3, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 met betrekking tot de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering; 2. op de zitting van de tweede kamer, op de derde donderdag van de maand, om 14 u.30 m., in zaken die betrekking hebben op de wetgeving inzake minder-validen en zelfstandigen; 3. op de zitting van de derde kamer, op de tweede dinsdag van de maand voor geschillen genoemd in artikel 52, § 3, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 met betrekking tot de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering;4. op de eerste en derde donderdag van de maand, om 14 uur, inzake kort geding;5. met betrekking tot de andere zaken waarvoor de arbeidsgerechten bevoegd zijn krachtens de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake aangelegenheden die niet genoemd zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek, vinden de inleidingen plaats op de zitting van de eerste kamer, op de eerste donderdag van de maand, om 14 u.30 m.

Art. 6.Ieder jaar stelt de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de arbeidsauditeur en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen vast en wijst de magistraten aan die er zitting zullen nemen.

De voorzitter van de rechtbank kan altijd bij beschikking, na het advies van de arbeidsauditeur en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, die dagen en uren in het belang van de dienst wijzigen.

Deze beschikking en de eventuele wijzigingen ervan worden toegezonden aan de eerste voorzitter van het arbeidshof en aan de arbeidsauditeur.

Zij wordt ter griffie aangeplakt.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 24 augustus 1988 tot vaststelling van het bijzonder reglement van de arbeidsrechtbank te Eupen wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk worden, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 maart 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN De Minister van Werk, J. PIETTE

^