Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 maart 2000
gepubliceerd op 13 april 2000

Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2000014085
pub.
13/04/2000
prom.
16/03/2000
ELI
eli/besluit/2000/03/16/2000014085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 MAART 2000. - Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit beoogt artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven uit te voeren. Dit artikel geeft de Koning de mogelijkheid om de vorm en voorwaarden voor toewijzing en intrekking van de nummeringscapaciteit vast te stellen.

Nummeroverdraagbaarheid is een faciliteit die de operatoren moeten aanbieden aan de abonnees zodat deze hun bestaande nummers kunnen behouden. Gelet op de grote kosten die een verandering van nummer veroorzaakt voor alle abonnees is dit belangrijk in het kader van de vrije mededinging.

De nummeroverdraagbaarheid is het voorwerp geweest van uitgebreide besprekingen en consultaties van de betrokken operatoren. In onderhavig besluit werd hiermee rekening gehouden.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 bevat de definities die nodig zijn voor een goed begrip van dit besluit.

Artikel 2 geeft duidelijk aan dat de nummeroverdraagbaarheid niet mag gezien worden als een dienst aangeboden door een operator aan een klant of aan een andere operator, maar als een faciliteit die door alle operatoren - zowel de operatoren van vaste openbare telefoonnetwerken of digitale netwerken met integratie van diensten, als operatoren van spraaktelefoniediensten, die over nummercapaciteit beschikken - gezamenlijk ter beschikking moet worden gesteld aan alle abonnees. De Europese richtlijn 98/61/EG van 24 september 1998 legt de verplichting op om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren vanaf 1 januari 2000 aan alle operatoren die beschikken over geografische en niet-geografische nummers, met uitsluiting van de nummers die worden gebruikt voor mobiele diensten.

Voor wat betreft artikel 3 moet opgemerkt worden dat nummers een essentiële hulpbron zijn voor het aanbieden van telecommunicatiediensten. Een gelijke toegang zowel op kwalitatief als kwantitatief niveau is van groot belang voor eerlijke concurrentie. Zo zijn er in het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan (Belgisch Staatsblad van 30 december 1997) een aantal criteria opgesomd waarmee het Instituut rekening houdt bij de behandeling van een reserveringsaanvraag. Artikel 3 zorgt ervoor dat de gelijke toegang tot nummers ook in het geval van nummeroverdraagbaarheid behouden blijft. Operatoren die niet voldoen aan de criteria voor reservatie en toewijzing kunnen door de invoering van deze bepaling namelijk geen rechten op vlak van nummers op een onrechtstreekse wijze verkrijgen.

Deze bepaling is geldig per door het Instituut gedefinieerde nummerreeks (bijvoorbeeld : 0902-nummers).

Artikel 4 geeft aan dat bij het overdragen van een nummer het dienstendomein moet worden gerespecteerd. Dit betekent niet dat exact dezelfde dienst aangeboden moet worden als deze van het donornetwerk, maar dat het bijvoorbeeld onmogelijk is om een nummer 0902 over te dragen naar een operator die het nummer zou gebruiken aan een tarief dat overeenkomt met het tarief van het dienstendomein van het nummer 0903.

Artikel 5 regelt de praktische uitvoering en creëert rechtszekerheid voor de betrokken operatoren via een certificaat op te stellen door het Instituut.

Artikel 6 en 7 volgen uit een logische interpretatie van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan : operatoren krijgen nummercapaciteit toegewezen van het Instituut. Op hun beurt wijzen operatoren nummers toe aan abonnees. In het laatste geval spreekt men van secundaire toewijzing.

In artikel 8 worden de abonnees centraal gesteld. Zo wordt de mogelijkheid geboden om naast de nummers die ze reeds in gebruik hebben ook de nummers die ze hebben gereserveerd over te dragen. Op deze manier kunnen ze een coherent intern nummeringsplan uitbouwen.

Dit biedt eveneens het voordeel dat fragmentatie en aldus verspilling van de nummeringscapaciteit wordt vermeden.

Artikel 9 regelt de problematiek van de nummerblokoverdraagbaarheid.

Dit kan zich voordoen als een voldoende aantal nummers uit een toegewezen nummerblok zijn overgedragen naar één andere operator. Het doel hiervan is het bereiken van een globale kostenminimalisatie. Dit artikel bevat de procedure voor aanvraag van een hertoewijzing, de opsomming van de criteria waarmee het Instituut rekening zal moeten houden en de informatie die de betrokken partijen moeten leveren teneinde het Instituut in staat te stellen het onderzoek te voeren.

Het Instituut zal op basis van de gegeven informatie, rekening houdend met de specifiek toe te passen criteria voor elke soort nummercapaciteit, de aanvragen evalueren. Gelet op de primaire doelstelling van een hertoewijzing van een nummerblok, namelijk de minimalisatie van de totale kosten, is het logisch dat hieraan voorrang wordt gegeven boven secundaire toewijzing.

De invoering van de nummeroverdraagbaarheid is een bijzonder complexe aangelegenheid. Een intense samenwerking tussen alle betrokken operatoren, zowel in de voorbereidings- als exploitatiefase is onontbeerlijk voor een kwalitatieve dienstverlening.

Artikel 10 bepaalt dat de Minister bevoegd is voor het vaststellen van de specificaties op de gemeenschappelijke interfaces van de operatoren. Hiervoor moet op een evenwichtige manier rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde eisen van de individuele operatoren.

De gekozen technische oplossing moet het mogelijk maken om op een kwalitatief hoogstaande en goedkope manier de nummeroverdraagbaarheid in te voeren.

Artikel 11 regelt de centrale referentiedatabank. Deze dient om het operationele proces verbonden aan de overdracht van een nummer zo vlot mogelijk af te handelen. Om de voordelen van deze oplossing te maximaliseren moet elke operator hiervan gebruik maken. Dit impliceert niet noodzakelijk dat elke operator over een rechtstreekse aansluiting op deze databank moet beschikken. Indien dit niet het geval is moet men een beroep doen op een derde partij die direct verbonden is. Het Instituut bepaalt de hiervoor te hanteren criteria. Deze databank wordt uitgebaat onder de verantwoordelijkheid van de betrokken operatoren. Het Instituut houdt evenwel toezicht om op evenwichtige manier de belangen van alle operatoren en abonnees te vrijwaren. Om deze taak te vervullen kan het Instituut alle relevante informatie opvragen. Dit toezicht moet gezien worden in het licht van de algemene bevoegdheid van het BIPT om het nummeringsplan te beheren.

In artikel 12 worden de kwaliteitsvereisten ten aanzien van de abonnee van de nummeroverdraagbaarheidsfaciliteit beschreven.

Artikel 13, § 1, beschrijft de regels die gelden ten aanzien van de operatoren op het vlak van de nummeroverdraagbaarheidsfaciliteit die zij aanbieden.

In artikel 13, § 2, wordt gesteld dat de operatoren een akkoord moeten sluiten om de faciliteit van de nummeroverdraagbaarheid mogelijk te maken en wordt een opsomming gegeven van de elementen die minimaal moeten worden opgenomen in een dergelijk nummeroverdraagbaarheidsakkoord.

In artikel 13, § 3, wordt gesteld dat de operatoren twee maanden de tijd hebben een akkoord te sluiten. Bij het uitblijven van een akkoord na die termijn, worden de respectievelijke rechten en verplichtingen door de Minister opgelegd gebaseerd op de principes vermeld in artikel 12 en 13, § 1 en 2.

Artikel 14 legt aan de Minister de verplichting op om jaarlijks de minder belangrijke dienstkwaliteitsparameters op te leggen die slaan op de operationele uitvoering van een overdracht.

De Minister kan voor de vaststelling van deze kwaliteitsparameters onder andere een beroep doen op internationale vergelijkingen.

Artikel 15 regelt de financiële aspecten tussen operatoren met betrekking tot de nummeroverdraagbaarheid. Er zijn verschillende kostensoorten.

De eerste, de eigen systeemopzetkosten, die gerelateerd zijn aan alle noodzakelijke activiteiten op zowel technisch (netwerkmodificaties, investeringen in IN-platformen), operationeel (aanpassingen in de Ondersteunende systemen, procedures,...) als administratief vlak (ontwikkeling, implementatie, projectbeheer en testen), moeten worden gedragen door elke individuele operator. Deze kosten zijn het gevolg van de wettelijke verplichting om de nummeroverdraagbaarheid aan te bieden. Het is dus een voorwaarde om actief te worden of te blijven op de telecommunicatiemarkt.

De tweede kostensoort, met name de opzetkosten per lijn of per nummer zijn kosten die specifiek worden veroorzaakt bij het overdragen van een nummer of meerdere nummers. Daarom is het raadzaam dat ze worden gedragen door de recipiëntoperator. Echter kunnen enkel de kosten die erbij komen worden aangerekend ten opzichte van de normale kosten om klanten te transfereren naar een andere operator.

De derde kostencategorie, namelijk de jaarlijkse recurrente kosten van de centrale referentiedatabase moeten worden verdeeld tussen de operatoren volgens het principe van de gelijke verdeling.

Ten slotte zullen op basis van de gekozen technische oplossing een of meerdere verkeersgerelateerde kosten moeten worden vergoed. Dit zal het voorwerp uitmaken van de onderhandelingen om een nummeroverdraagbaarheidsakkoord af te sluiten.

Het niveau van alle vermelde kosten die het voorwerp zijn van een afrekening tussen operatoren zal jaarlijks worden bepaald door de Minister op basis van een theoretisch model dat optimaal is voor de Belgische markt met de huidige marktprijzen voor de exploitatie van de verschillende netwerkcomponenten. Operatoren die op een minder efficiënte wijze de nummeroverdraagbaarheid invoeren moeten zelf de meerkosten hiervan ten opzichte van de meest efficiënte methode dragen.

In ieder geval werd een overgangsclausule ingevoerd om de huidige toestand van de markt te weerspiegelen gedurende de beginperiode van de nummeroverdraagbaarheid.

De rol van de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt, bestaat erin om voor zijn abonnee de oproep af te wikkelen naar het betreffende nummer, dit tegen een bepaalde gesprekskost. Deze operator zal proberen om alle oproepen via interconnectieovereenkomsten met andere operatoren, zo efficiënt mogelijk af te handelen. Dit beeld wijzigt niet bij oproepen naar een overgedragen nummer. Daarom is het raadzaam dat de operator van waar de oproep wordt gemaakt en die de factuur stuurt naar de abonnee, de donoroperator zal vergoeden voor de door deze laatste opgelopen kosten voor de oproep naar het overgedragen nummer. Eventueel kunnen bepaalde functies per oproep (zoals databankopvraging) en de hieraan verbonden kosten uitgevoerd worden door andere operatoren zoals transitoperatoren. Deze kunnen dan ook een vergoeding aanrekenen aan de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt.

De artikelen 16 en 17 passen het koninklijk besluit betreffende het beheer van het nummeringsplan aan en zijn een logisch gevolg van de invoering van de nummeroverdraagbaarheid.

De artikelen 18 en 19 behoeven geen commentaar.

Antwoord op het advies van de Raad van State Het advies werd integraal gevolgd behalve voor wat betreft de volgende opmerkingen : 1. Hoofdstuk IV : door de invoering van de nummeroverdraagbaarheid en alleen daardoor moet nummerblokoverdraagbaarheid geregeld worden. Indien dergelijke regeling niet ingevoerd zou worden, zou dit inefficiëntie met zich meebrengen voor wat betreft de afwikkeling van het verkeer en zouden de kosten in belangrijke mate stijgen, dit zowel voor operatoren als voor abonnees. Hoofdstuk IV heeft inhoudelijk derhalve meer van doen met dit besluit dan met het besluit van 10 december 1997; 2. art.15 bepaalt in de §§ 2 tot 5 de allocatie van de kosten, en in §§ 6 en 7 de methodologie van de berekening van de kosten. Bijgevolg legt de Koning wel degelijk de principes ter zake vast. Het jaarlijks concreet vaststellen van de kosten gebeurt door de Minister, die in deze evenwel gebonden is door de principes bepaald door de Koning; 3. art.15 : operatoren zijn niet verplicht om lid te worden van de organisatie die de referentiedatabank beheert. Bijgevolg is het logisch dat wanneer een operator tot deze organisatie wil toetreden, dit gebeurt op basis van onderhandelingen met diegenen die reeds lid zijn; 4. art.7 : de interpretatie van de Raad van State is niet correct : het is de operator van het recipiëntnetwerk die de betreffende boodschap moet geven, en niet de operator die oorspronkelijk beschikt over dit nummer.

Het tweede advies van de Raad van State werd integraal gevolgd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

ADVIEZEN VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 30 december 1999 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de uitvoeringsmodaliteiten van de nummeroverdraagbaarheid", heeft op 5 januari 2000 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief aldus : « ... het verzoek om spoedbehandeling (is) gemotiveerd door dringende noodzakelijkheid die voortvloeit uit het feit dat dit besluit de omzetting inhoudt van richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision, gewijzigd door richtlijn 98/61/EG van 24 september 1998 betreffende nummerportabiliteit en carriervoorkeuze. » Aangezien de Raad van State is verzocht om binnen een termijn van ten hoogste drie dagen advies te verlenen, overeenkomstig het voormelde artikel 84, eerste lid, 2°, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot de volgende fundamentele opmerkingen.

Het ontbreken van een opmerking met betrekking tot een of andere bepaling van het ontwerp betekent niet dat de teksten van het ontwerp niet voor kritiek of voor verbetering vatbaar zijn. Het spreekt vanzelf dat het stilzwijgen vanwege de afdeling wetgeving over die bepalingen niet kan dienen als een gegeven bij de interpretatie van het ontworpen besluit.

Algemene opmerkingen 1. Overeenkomstig artikel 105bis, derde en achtste lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven dient het ontworpen besluit te worden uitgevaardigd op voorstel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. Uit de aan de Raad van State bezorgde inlichtingen blijkt niet dat de ter fine van advies voorgelegde tekst door het voornoemde Instituut is voorgesteld.

Dit advies wordt dan ook gegeven onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat dit vormvereiste wordt vervuld. 2. Hoofdstuk IV handelt over de overdracht van een "nummerblok" tussen operatoren op verzoek van een van hen. Zulk een regeling heeft niets uit te staan met de faciliteit nummeroverdraagbaarheid, welke de faciliteit is die het een abonnee mogelijk maakt zijn nummer te behouden wanneer hij van operator verandert.

Die regeling houdt in feite voorschriften in voor de eerste toewijzing van nummeringsruimte aan de operatoren, waarop het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan betrekking heeft.

Die bepalingen, voor de dringende noodzakelijkheid waarvan in de aanhef geen pertinente motivering wordt gegeven, dienen in dat koninklijk besluit van 10 december 1997 te worden opgenomen.

De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat hoofdstuk IV dan ook uit het onderhavige ontwerp moet worden gelicht. 3. Krachtens artikel 105bis, achtste lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991 staat het aan de Koning om de "technische implementatievoorwaarden, de kostprijs en de verdeling van de kosten tussen de betrokken partijen" te bepalen in verband met de faciliteit nummeroverdraagbaarheid. Bij een aantal bepalingen van het ontwerp worden bevoegdheden overgedragen aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

Wanneer het om individuele maatregelen gaat, lijken die overdrachten van bevoegdheid in overeenstemming met de wet, waarbij het Instituut overigens belast wordt met "het beheer van de nationale nummeringsruimte" (artikel 105bis, eerste lid).

Twee bepalingen van het ontwerp lijken het Instituut echter een bevoegdheid van verordenende aard te verlenen.

Die eerste bepaling is artikel 10, § 1, welke bepaling als volgt luidt : « Het Instituut bepaalt en wijzigt na raadpleging van de betrokken operatoren de technische specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid... » Als het inderdaad de bedoeling is aan de operatoren technische specificaties op te leggen, moet zulk een bevoegdheid, die weliswaar op bijkomende of detailkwesties betrekking heeft, in plaats van aan het Instituut aan de minister worden opgedragen (1). In de opsomming van de technische specificaties dienen voorts de woorden "financiële aspecten" te worden geschrapt. De financiële aspecten zijn immers niet van technische aard en vormen een onderdeel van de kostprijs van de faciliteit overdraagbaarheid, die door de Koning moet worden bepaald.

De tweede bepaling is artikel 15, §§ 3 en 5, waarbij het Instituut ermee belast wordt elk jaar na raadpleging van de betrokken operatoren de "opzetkosten per lijn of per nummer", die door de "operator van het recipiëntnetwerk" moeten worden gedragen, en de "verkeersgerelateerde kosten" vast te stellen.

Het vaststellen van die kosten is noch een bijkomende maatregel, noch een maatregel in detailkwesties. De Koning kan de bevoegdheid terzake dan ook niet overdragen aan de minister en a fortiori evenmin aan het Instituut. 4. In het ontwerp is op twee plaatsen sprake van akkoorden die onder operatoren moeten worden gesloten. Het gaat in de eerste plaats om artikel 12, § 1, welke bepaling als volgt luidt : « Om nummeroverdraagbaarheid mogelijk te maken sluiten operatoren een nummeroverdraagbaarheidsakkoord. ».

Krachtens artikel 105bis, zesde lid, van de wet van 21 maart 1991 is de overdraagbaarheid echter een faciliteit die elke betrokken operator aan zijn abonnees moet aanbieden.

De operatoren in kwestie hebben totaal uiteenlopende belangen, aangezien de operator die de faciliteit moet aanbieden de klant die ervan gebruik wenst te maken, verliest ten voordele van de operator met wie hij een akkoord moet sluiten.

De Koning dient dan ook zelf, eventueel met overdracht van de bevoegdheid inzake bijkomende of detailkwesties aan de minister, de nadere regels te bepalen voor het aanbieden van de faciliteiten overdraagbaarheid, waarbij hij de betrokken operatoren kan toestaan om daarvan in onderlinge overeenstemming af te wijken.

Ten tweede bevat het ontwerp voor de operatoren de verplichting om gebruik te maken van de "referentiedatabank" (artikel 11, §§ 1 en 2).

Volgens artikel 1, onderdeel 15°, wordt die databank opgericht en beheerd door de operatoren waarvan sprake is in artikel 2, § 1.

Artikel 15, § 4, van het ontwerp luidt als volgt : « De periodieke kosten en de opzetkosten van de referentiedatabank worden gedragen door alle operatoren die nummers overdragen op basis van een onderling te onderhandelen akkoord. » Volgens de uitleg van de gemachtigde ambtenaar bestaat die databank reeds en is ze de vrucht van een akkoord onder de netwerkoperatoren die thans op de markt aanwezig zijn.

Weer mag de Koning niet gewoon verwijzen naar een onder operatoren te sluiten akkoord voor de vaststelling van de verplichte kosten die aan de aangeboden faciliteit overdraagbaarheid verbonden zijn.

In het ontwerp blijft immers onduidelijkheid bestaan over de vraag hoe die databank beheerd zou worden en hoe de kosten ervan zouden worden verdeeld, bij gebrek aan een akkoord onder de operatoren, inzonderheid wat betreft de nieuwe operatoren die niet zouden hebben meegewerkt aan de oprichting van die databank.

Het ontwerp dient dus te worden aangevuld om het beheer van de "referentiedatabank" en de verdeling van de kosten ervan te verduidelijken, bij gebrek aan een eenparig akkoord (2) van alle op de markt aanwezige operatoren. 5. Artikel 105bis, zesde lid, van de wet van 21 maart 1991 heeft zowel betrekking op operatoren van vaste openbare telefoonnetwerken of digitale netwerken met integratie van diensten als op operatoren van spraaktelefoniediensten. In het ontworpen besluit, behalve in artikel 2 ervan, is evenwel alleen sprake van operatoren van netwerken.

Volgens de gemachtigde ambtenaar is de reden hiervan dat momenteel alleen operatoren van netwerken nummeringscapaciteit krijgen. Het kan evenwel geenszins worden uitgesloten dat dienstoperatoren die niet terzelfdertijd operatoren van netwerken zijn, over nummeringscapaciteit beschikken.

Het ontwerp dient te worden aangepast om met die opmerking rekening te houden. 6. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat in alle bepalingen van het ontwerp het woord "eindgebruikers" dienen te worden vervangen door de woorden "abonnees". Bijzondere opmerkingen Onderzoek van het ontwerp Opschrift Er dient te worden aangegeven om welk nummer het gaat.

Bovendien schrijve men : « ... betreffende de wijze van uitvoering van... » in plaats van « ... betreffende de uitvoeringsmodaliteiten van... ». .

Aanhef Eerste lid Dat lid behoort als volgt gesteld te worden : « Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 november 1999; ».

Tweede lid Er dient alleen naar de artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan te worden verwezen.

Vierde lid (nieuw) Er dient een vierde lid te worden ingevoegd dat de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, alsmede de datum ervan, bevat.

Vierde lid (dat het vijfde lid wordt) De datum waarop het advies van de inspecteur van Financiën gegeven is, dient te worden vermeld.

Zesde lid (nieuw) Er dient een zesde lid te worden ingevoegd, dat letterlijk de motivering van het verzoek om spoedbehandeling overneemt die voorkomt in de brief met de aanvraag om advies binnen een termijn van ten hoogste drie dagen en dat ingeleid dient te worden door de formule « Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat... ».

Vijfde lid (dat het zevende lid wordt) Het is beter dit lid als volgt te stellen : « Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 januari 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».

Dispositief Artikel 1 Deze bepaling bevat een groot aantal definities.

Sommige ervan zijn overbodig, omdat ze termen definiëren die reeds door de wet vastgelegd zijn. Dit is onder meer het geval met de definities van overdraagbaarheid.

Andere zijn zuiver tautologisch, waardoor het begrip niet gedefinieerd wordt. Dit is onder meer het geval met de definities van "nummerblok" en "dienstendomein".

In nog andere definities worden termen omschreven die slechts eenmaal in het ontworpen besluit gebruikt worden, en moeten worden opgenomen in de bepaling waarin die termen gebezigd worden. Dit is bijvoorbeeld het geval met onderdeel 18°.

Overigens mag niet worden verwezen naar andere regelgevingen om termen te definiëren waarvan de betekenis zo niet voor de hand ligt, dan toch gemakkelijk in enkele woorden kan worden omschreven. Dit is het geval met het "geografisch nummer", waarvan de definitie verwijst naar artikel 10, § 2, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan, waaruit blijkt dat een geografisch nummer informatie over de plaats van de gebruiker bevat.

Ten slotte wordt in onderdeel 15° verkeerdelijk verwezen naar artikel 13, § 1, : het gaat om artikel 11, § 1.

Artikel 2, § 2, en artikel 3 In de Franse tekst dient het woord "portés" te worden vervangen door het woord "transférés".

Artikel 7 Het is de Raad van State niet duidelijk op wie de verplichting opgelegd in paragraaf 2 van toepassing is.

Gaat het om de laatste operator bij wie de nummergebruiker geabonneerd was of om de operator aan wie dat nummer oorspronkelijk toegewezen was en aan wie het teruggegeven wordt ? In het eerste geval is het de Raad van State niet duidelijk waarom net die operator, die niet meer over het bewuste nummer beschikt, zou moeten beslissen over het tijdvak waarin dat nummer niet aan een abonnee mag worden toegewezen.

Artikel 15 Het is de Raad van State niet duidelijk wat de betekenis is van de woorden "nummers met toegevoegde waarde" in onderdeel 3° van paragraaf 5. Die dienen derhalve te worden vervangen door geschiktere bewoordingen. Slotopmerkingen De Nederlandse tekst van het ontwerp lijkt uit een oogpunt van correct taalgebruik op heel wat plaatsen niet zorgvuldig gesteld te zijn.

Onder voorbehoud van de vorenstaande inhoudelijke opmerkingen wordt, ongerekend de tekst voorgesteld voor het opschrift, ten overvloede en bij wijze van voorbeeld het volgende onder de aandacht gebracht : Artikel 1 Voor onderdeel 8° geldt dat het woord "hertoewijzing" ongebruikelijk is.

In onderdeel 13° is de zin : "De kosten... vallen niet onder;" onvolledig.

In onderdeel 14° zou, gelijk elders in het ontwerp, "kosten" geschreven moeten worden in plaats van "kost".

In onderdeel 18° beantwoordt aan het Frans "numéros transférés" in het Nederlands "overgedragen nummers" en aan het Frans "numéros non transférés" in het Nederlands "niet-geporteerde nummers". Het werkwoord "porteren" staat bijvoorbeeld niet in Van Dale, GWNT. Onder punt b) van hetzelfde onderdeel 18° is sprake van "transitkosten gelinkt aan de portabiliteit". Volgens Van Dale, GWNT, is "linken" een computerterm. Evenzo staat onder punt c) "de functie van de opzoekingen van de databank... » , wat om twee redenen foutief is.

De Nederlandse tekst van het ontwerp zou herzien moeten worden.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Hanse en P. Quertainmont, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer B. Rongvaux, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy, staatsraad.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota (1) Wanneer een bij de wet aan de Koning opgedragen bevoegdheid op bijkomende of detailkwesties betrekking heeft, kan immers worden aanvaard dat die bevoegdheid aan een minister wordt overgedragen.Zulk een verordeningsbevoegdheid aan een parastatale instelling overdragen is echter ongrondwettig. (2) De machtiging die in artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 aan de Koning verleend wordt, betekent niet dat Hij mag afwijken van het beginsel van de betrekkelijkheid van overeenkomsten, door de bepalingen van een akkoord gesloten onder verschillende operatoren op te leggen aan andere operatoren die geen partij bij dat akkoord zijn. De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 15 februari 2000 door de Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie daaen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de wijze van uitvoering van overdraagbaarheid van geografische en niet-geografische nummers", heeft op 18 februari 2000 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering van het verzoek om spoedbehandeling is in de brief gevoegd bij de adviesaanvraag en in de aanhef van het ontwerp van besluit in nagenoeg dezelfde bewoordingen gesteld.

In het onderhavige geval luidt die motivering als volgt : « Vu l'urgence motivée par le fait que cet arrêté transpose la directive 97/33/CE du Parlement européen et du Conseil du 30 juin 1997 relativa à l'interconnexion dans le secteur des télécommunications en vue d'assurer un service universel et l'interopérabilité par l'application des principes de fourniture d'un réseau ouvert (ONP), modifié par la directive 98/61/CE du 24 septembre 1998 pour ce qui concerne la portabilité du numero et la présélection de l'opérateur; ».

Aangezien de Raad van State is verzocht om binnen een termijn van ten hoogste drie dagen advies te verlenen, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot de volgende fundamentele opmerkingen.

Voorafgaande opmerking Het onderhavige ontwerp was reeds een eerste keer voorgelegd aan de afdeling wetgeving en is onderzocht in advies nr. L. 29.774/2 van 5 januari 2000.

In de onderhavige adviesaanvraag staat het volgende te lezen : « Ik verwijs naar pagina 8 van de circulaire "Wetgevingstechniek : Aanbevelingen en formules", om het advies te vragen van de Raad van State rond de vrij substantieel gewijzigde artikelen : artikel 2, § 2, artikel 12, artikel 13, artikel 15, § 7. » .

Er zijn nog andere artikelen dan die genoemd in de adviesaanvraag die gewijzigd zijn ten opzichte van de oorspronkelijke versie. Die wijzigingen zijn aangebracht om tegemoet te komen aan een aantal opmerkingen van de afdeling wetgeving. Niet alle opmerkingen die in het advies van 5januari 2000 zijn gemaakt, zijn echter gevolgd, zoals trouwens wordt bevestigd in het ontwerp van Verslag aan de Koning.

Dit advies beperkt zich dan ook tot het onderzoek van de artikelen genoemd in de adviesaanvraag en verwijst voor het overige naar advies nr. L. 29.774/2.

De Raad van State merkt evenwel op dat het opschrift van het ontwerp, zoals gewijzigd in de versie die thans voorligt, het resultaat lijkt te zijn van een verkeerd begrip van de vroegere opmerking van de afdeling wetgeving.

De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat derhalve de volgende redactie wordt voorgesteld : « Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten. » .

Bijzondere opmerkingen Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid Het zou beter zijn dit lid als volgt te stellen : « Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 november 1999; ».

Zevende lid Naast de datum van 5 januari 2000 moet ook de datum worden vermeld waarop het huidige advies van de Raad van State is gegeven.

Dispositief Artikel 2, § 2 Deze bepaling vestigt een norm voor de kwaliteit van de dienstverlening, waarbij iedere operator verplicht wordt te kunnen garanderen dat per dag, per werkdag of per week, naar gelang van het geval, een bepaald aantal nummers wordt overgedragen.

Het gaat om een overgangsbepaling, die alleen van toepassing zou zijn tussen 1 februari 2000 en 30 april 2000.

Dat het om een overgangsbepaling gaat, roept twee bedenkingen op. 1. In de eerste plaats dient erop gewezen te worden dat 1 februari 2000 reeds voorbij is en dat artikel 18, dat de inwerkingtreding van het ontwerp regelt, niet voorziet in - en trouwens niet kan voorzien in - een terugwerking. De woorden "vanaf 1 februari 2000" dienen dan ook geschrapt te worden. 2. Daarnaast stelt artikel 13, § 1, 4°, termijnen vast waarbinnen ieder verzoek tot nummeroverdracht "beoordeeld" moet worden door de donoroperator (beter : overdragende operator). Indien de laatstgenoemde bepaling ertoe strekt maximale wachttermijnen voor een overdracht vast te stellen, dient zulks duidelijker te worden aangegeven (1) en dient in artikel 2, § 2, vermeld te worden dat die bepaling tijdelijk afwijkt van artikel 13, § 1, 4°.

Indien dat niet de strekking is van artikel 13, § 1, 4°, zou het ontwerp in gebreke blijven met betrekking tot het vaststellen van een norm inzake de beschikbaarheid van de dienst na 30 april 2000.

Voorts dient bepaald te worden wat verstaan moet worden onder "ISDN-BA-lijn" Artikelen 12 en 13 In zijn advies nr. L. 29.774/2 had de afdeling wetgeving de volgende opmerking geformuleerd : « De Koning dient (...) zelf, eventueel met overdracht van de bevoegdheid inzake bijkomende of detailkwesties aan de minister, de nadere regels te bepalen voor het aanbieden van de faciliteiten overdraagbaarheid, waarbij hij de betrokken operatoren kan toestaan om daarvan in onderlinge overeenstemming af te wijken. ».

Om aan die opmerking tegemoet te komen stelt het ontwerp zelf een aantal kwaliteitsnormen en regels vast wat betreft het aanbod van de faciliteit (2) overdraagbaarheid.

Het handhaaft evenwel het principe volgens hetwelk de operatoren een akkoord moeten afsluiten, met inachtneming evenwel van de in artikel 12 vastgestelde regels, en bepaalt dat, ingeval er geen akkoord is, de minister zelf aanvullende voorschriften uitvaardigt.

Die wijze van regulering van de dienst is aanvaardbaar, aangezien enerzijds de Koning zelf de basisregels ervan vaststelt, en anderzijds de minister de ontstentenis van een akkoord tussen de partijen over detailkwesties moet ondervangen. Aldus wordt het verplichte karakter van de faciliteit overdraagbaarheid, opgelegd bij artikel 105bis, zesde lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gewaarborgd.

Bij de onderzochte bepalingen behoren evenwel de volgende opmerkingen te worden gemaakt : 1. De "financiële aspecten" genoemd in artikel 13, § 2, 2°, worden behandeld in hoofdstuk VII.De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat men bijgevolg schrijft : « 2° de nadere regels voor de betaling van de in artikel 15 genoemde kosten; ». 2. Het komt niet toe aan de operatoren om onderling "de aansprakelijkheid ten opzichte van de abonnees" vast te stellen.Die woorden moeten bijgevolg vervallen in artikel 13, § 2, tweede lid, 3°. 3. De artikelen 12 en 13, § 1, stellen regels vast inzake de kwaliteit van de dienstverlening;artikel 13, § 2, bepaalt dat de operatoren bij wege van een akkoord terzake nog andere, aanvullende regels moeten vaststellen; artikel 14, ten slotte, bepaalt dat het Instituut er nog andere moet vaststellen.

Zoals is opgemerkt in advies L. 29.774/2, staat het, wanneer het gaat om kwaliteitsparameters met verordenende waarde (die dus niet alleen gelden als referentienorm), aan de Koning om die regels vast te stellen. Een bevoegdheidsoverdracht aan de minister (en niet aan het Instituut) is mogelijk voorzover het gaat om bijkomende of detailkwesties en voorzover het onderwerp van die aanvullende regels door de Koning wordt bepaald.

Het is eveneens aanvaardbaar dat wordt bepaald dat de partijen aanvullende kwaliteitsparameters mogen vaststellen, maar in dat geval moet het gaan om een loutere mogelijkheid, tenzij, nogmaals, het ontwerp wordt bepaald van die aanvullende kwaliteitsnormen, die in gemeen overleg door de partijen moeten worden vastgesteld of, bij ontstentenis van een akkoord, door de minister. 4. De bewoordingen "legt een akkoord op" in artikel 13, § 3, tweede lid, zijn tegenstrijdig.Een akkoord is immers de uitdrukking van een vrijwillige instemming van de partijen en kan niet door een derde worden opgelegd.

Voorgesteld wordt artikel 13, § 3, tweede lid, als volgt te stellen : « Indien de partijen geen akkoord sluiten binnen de in het eerste lid vastgestelde termijn, bepaalt de minister binnen een termijn van een maand de suppletoire rechten en verplichtingen van iedere operator.

Die rechten en verplichtingen zijn gegrond op de beginselen genoemd in de artikelen 12 en 13, §§ 1 en 2. ».

Een soortgelijke opmerking geldt voor artikel 15, § 4. 5. Ten slotte dienen de termen "PSTN" en "ISDN" gedefinieerd te worden. Artikel 15 De in deze bepaling aangebrachte wijzigingen komen niet geheel tegemoet aan de opmerkingen gemaakt in advies nr. L. 29.774/2.

Niet alleen de verdeling van de kosten voor de referentiedatabank moet worden vastgesteld, maar ook de wijze waarop die databank wordt beheerd.

Het ontworpen besluit bepaalt terzake alleen dat die databank, die gebruikt moet worden door alle operatoren die verplicht zijn de faciliteit overdraagbaarheid aan te bieden, beheerd wordt door de operatoren, zonder te preciseren hoe al die operatoren, met inbegrip van de nieuwkomers op de markt, bij dat beheer betrokken worden.

Die leemte dient door de steller van het ontwerp te worden verholpen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy,.P. Quertainmont, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer B. Rongvaux, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota (1) Het zou immers beter zijn de termijn vast te stellen waarbinnen aan het verzoek tot nummeroverdracht, gedaan door een recipiëntoperator (beter : ontvangende operator), of, beter nog, door een abonnee, "voldaan" moet zijn (en niet de termijn waarbinnen het verzoek "beoordeeld" moet worden) door de donoroperator.(2) In het Frans moet de term "facilité", die gebruikt wordt in het nieuwe opschrift van hoofdstuk VI en die meermaals voorkomt in het ontwerp van Verslag aan de Koning, geweerd worden om de redenen die uiteengezet zijn in het advies over het ontwerp van koninklijk besluit dat het koninklijk besluit van 6 november 1999 houdende wijziging van artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven is geworden.Zowel in dat besluit als in richtlijn 98/61/EG, die bij dat besluit wordt omgezet, wordt in de Franse tekst trouwens de term "service de la portabilité" gehanteerd.

16 MAART 2000. - Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 november 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan, inzonderheid de artikelen 6 en 7;

Op voorstel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 20 december 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 december 1999;

Gelet op het verzoek tot spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit de omzetting inhoudt van richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision, gewijzigd door richtlijn 98/61/EG van 24 september 1998 betreffende nummerportabiliteit en carriervoorkeuze, Gelet op het advies van de Raad van State van 5 januari 2000 en 18 februari 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° koninklijk besluit van 10 december 1997 : het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan;2° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, opgericht bij artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;3° geografisch nummer : een nummer zoals bepaald in artikel 10, § 2, van het koninklijk besluit van 10 december 1997.Dit nummer bevat informatie over de plaats van de gebruiker; 4° niet-geografisch nummer : een nummer zoals bepaald in artikel 10, § 3, van het koninklijk besluit van 10 december 1997;5° nummeringszone : geografisch gebied met een bepaalde geografische communicatiecode in de zin van artikel 10, § 2, van het koninklijk besluit van 10 december 1997;6° nummerblokoverdraagbaarheid : de toekenning door het Instituut van een reeds toegewezen nummerblok aan een andere operator; 7°geografisch nummeroverdraagbaarheid : de mogelijkheid voor een eindgebruiker om zijn bestaande geografisch nummer te behouden wanneer hij van operator verandert; 8° niet-geografische nummeroverdraagbaarheid : de mogelijkheid voor een eindgebruiker om zijn bestaande niet-geografisch nummer te behouden wanneer hij van operator verandert;9° donoroperator : de operator van waaruit een nummer wordt overgedragen;10° recipiëntoperator : de operator waarnaar het nummer wordt overgedragen;11° systeemopzetkosten : de kosten die worden gedragen door elke operator om nummeroverdraagbaarheid in te voeren of uit te breiden.De kosten vermeld onder 14° vallen hier niet onder; 12° opzetkost per lijn of per nummer : de eenmalige kost om een of meer nummers over te dragen;13° referentiedatabank : een centrale gegevensbank in de zin van artikel 11, § 1, die door de operatoren waarvan sprake in artikel 2, § 1, is opgericht en door hen wordt beheerd;14° opzetkosten van de referentiedatabank : de kosten om de referentiedatabank op te zetten of uit te breiden;15° periodieke kosten van de referentiedatabank : de jaarlijkse kosten voor exploitatie en onderhoud van deze databank;16° verkeerskosten gerelateerd aan de nummeroverdracht : de meerkosten die in het netwerk veroorzaakt worden door oproepen naar overgedragen nummers in vergelijking met oproepen naar niet-overgedragen nummers. Deze kosten omvatten : a) additionele transportkosten : de kosten die de donoroperator heeft bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van additioneel transport in werking word gezet;b) transitkosten verbonden met de nummeroverdracht : de kosten die een dienstenverstrekker heeft bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van transit gelinkt aan de portabiliteit in werking wordt gezet c) kosten van opzoekingen van de gegevensbank : de kosten die een dienstenverstrekker heeft bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van de opzoekingen van de databank in werking wordt gezet, in de mate waarin een intelligente technologie gebruikt wordt;17° secundaire toewijzing van nummers : toewijzing van nummers door operatoren aan abonnees;18° secundaire nummers : nummers die voorwerp zijn van een toewijzing in de zin van punt 17°;19° PSTN : Public Switched Telephone Network, het basisnetwerk voor de telefoondiensten;20° ISDN : Integrated Services Digital Network, het digitale netwerk met geïntegreerde toegang tot diensten;21° ISDN-BA-lijn : een basisaansluiting op het ISDN netwerk. HOOFDSTUK II. - Algemeen

Art. 2.§ 1. Alle operatoren aan wie geografische en/of niet-geografische nummers werden toegewezen, bieden al hun abonnees geografische nummeroverdraagbaarheid en/of niet-geografische nummeroverdraagbaarheid aan.

Deze verplichting geldt evenwel niet voor de niet-geografische nummers vermeld in artikel 10, § 3, 3°, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 alsook van andere niet-geografische nummers toegewezen voor mobiele telefoondiensten. § 2. In afwijking van artikel 13, § 1, 4°, moet tot ten laatste 30 april 2000 een capaciteit van 90 overgedragen nummers per dag gegarandeerd worden. Daarenboven moet per werkdag de overdracht van 10 geografische nummers gekoppeld aan een partiële overdracht van een ISDN-BA lijn gegarandeerd worden. Bovendien moeten ook een capaciteit van 10 overgedragen niet-geografische nummers per dag en de transfer van één complexe installatie per week gegarandeerd worden. § 3. Na 30 april 2000 moet een capaciteit van overgedragen nummers gegarandeerd worden die overeenstemt met de marktvraag.

Art. 3.Geografische nummers kunnen enkel binnen dezelfde nummerzone worden overgedragen naar de recipiëntoperator in die gebieden waar hij beschikt over een reservatie en toewijzing van dit type nummers.

De recipiëntoperator kan niet-geografische nummers enkel overdragen indien hij beschikt over een reservatie en toewijzing van een nummerreeks binnen hetzelfde dienstendomein.

Art. 4.Overgedragen nummers kunnen enkel worden gebruikt overeenkomstig de doelstellingen die door het Instituut zijn vastgelegd voor de betreffende dienstendomeinen.

Art. 5.Indien een operator de donoroperator om nummeroverdraagbaarheid vraagt, gaat deze vraag vergezeld van een certificaat uitgereikt door het Instituut. Dit certificaat bevat de rechten en plichten van de recipiëntoperator vermeld in de artikelen 3 en 4. HOOFDSTUK III. - Invloed op het nummeringsplan

Art. 6.§ 1. In geval van nummeroverdracht blijft het nummer toegewezen aan de abonnee en doet de recipiëntoperator geen hertoewijzing. § 2. De recipiëntoperator gebruikt het overgedragen nummer om zijn diensten aan te bieden. Hij is verantwoordelijk voor het gebruik van dit nummer. § 3. De donoroperator kan voor de overgedragen nummers het aan het Instituut jaarlijks verschuldigde recht terugeisen van de recipiëntoperator van het netwerk. Dit gebeurt in samenspraak met de recipiëntoperator, en op proportionele en redelijke wijze.

Art. 7.§ 1. Indien het contract tussen de recipiëntoperator en de abonnee wordt beëindigd, en het nummer van de abonnee niet het voorwerp is van een andere nummeroverdracht, dan wordt dit nummer teruggegeven aan de operator waaraan het betreffende nummerblok was toegewezen. De teruggave geschiedt evenwel pas na inachtneming van de termijn omschreven in § 2. § 2. Om foutieve oproepen te vermijden, sluit de recipiëntoperator het in § 1, vermelde nummer uit van gebruik gedurende een periode die hij noodzakelijk acht. De recipiëntoperator draagt er bovendien zorg voor dat indien dit nummer wordt opgeroepen, deze oproep gratis is en een informatieboodschap wordt gegeven. Deze boodschap houdt in dat de oproeper ervan op de hoogte wordt gebracht dat de betreffende eindgebruiker niet langer via het gevormde nummer bereikbaar is. § 3. In geval van nummerschaarste wordt de termijn vermeld in § 2 beperkt tot een periode bepaald door het Instituut.

Art. 8.Secundaire nummers worden toegewezen voor onmiddellijk gebruik of als reserve. Abonnees kunnen de overdraagbaarheid van secundaire nummers eisen indien ze kunnen aantonen dat deze nummers hen reeds door de donoroperator werden toegewezen of gereserveerd. HOOFDSTUK IV. - Aanvraag van nummerblokoverdraagbaarheid

Art. 9.§ 1. Een aanvraag voor nummerblokoverdraagbaarheid is pas volledig wanneer zij de volgende inlichtingen bevat : l° de naam van de aanvrager alsook zijn adres;2° de opsomming van de blokken waarvoor men nummerblokoverdraagbaarheid wenst;3° een beschrijving van de kosten van de technische uitvoering van de nummeroverdraagbaarheid;4° het aantal overgedragen nummers; § 2. De aanvraag wordt gedaan bij een ter post aangetekende brief aan het Instituut door de operator aan wie het nummerblok werd toegewezen of de operator die het blok wenst te bekomen. Zij is gedagtekend en ondertekend door of in naam van de aanvrager.

De vertegenwoordiger van een rechtspersoon moet zijn hoedanigheid kenbaar maken en bewijzen dat hij bevoegd is.

De gemachtigde moet de volmacht die hij gekregen heeft, overleggen. § 3. De operator die beschikt over de toewijzing van het nummerblok waarvoor nummerblokoverdraagbaarheid wordt aangevraagd of de operator aan wie het nummerblok mogelijk zal worden toegewezen en andere betrokkenen stellen indien dit nodig mocht zijn, de volgende informatie ter beschikking van het Instituut : 1° het aantal nummers die in het nummerblok in gebruik zijn, 2° de beschrijving van de kosten van de technische uitvoering van de nummeroverdraagbaarheid;3° het aantal overgedragen nummers. Het Instituut bepaalt de termijn waarbinnen deze informatie ter beschikking wordt gesteld. § 4. Het Instituut evalueert de aanvraag aan de hand van de volgende criteria : 1° de algemene kostenminimalisatie;2° de algemene routeringsefficiëntie en de stabiliteit van de routering;3° het uitblijven van een negatief effect op de diensten en faciliteiten die beschikbaar zijn voor de abonnees van de donoroperator na de intrekking van het nummerblok. § 5. Indien het Instituut de aanvraag inwilligt wordt het nummerblok teruggetrokken van de operator waaraan het nummerblok oorspronkelijk was toegewezen. Dit nummerblok wordt gereserveerd en toegewezen aan de nieuwe aanvrager op de datum bepaald door het Instituut na overleg met de betrokken operatoren. Het Instituut licht de betrokken operatoren in over zijn beslissing. § 6. Rechten op nummerblokoverdraagbaarheid zijn prioritair ten opzichte van secundaire, tertiaire en volgende reserveringsrechten. § 7. Met de overdracht van een nummerblok gaan ook alle rechten en plichten verbonden met het nummerblok over naar de nieuwe houder van het nummerblok. HOOFDSTUK V. - Technische aspecten

Art. 10.§ 1. De Minister bepaalt en wijzigt na raadpleging van de betrokken operatoren de technische specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid.

Dit omvat de volgende elementen : 1° het document dat de definities inzake de punten 2° tot 5° vastlegt;2° de dienstenbeschrijving, 3° de beschrijving van de netwerkarchitectuur;4° de signalering;5° de operationele aspecten, waaronder de dienstkwaliteitparameters. § 2. De in § 1 vermelde specificaties zijn op eenvoudige aanvraag beschikbaar bij het Instituut.

Art. 11.§ 1. Om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren wordt gebruik gemaakt van de centrale referentiedatabank. Deze referentiedatabank ondersteunt operationeel, administratief en geautomatiseerd het overdragen van nummers. Tevens bevat ze de nodige routeringsinformatie. § 2. De operatoren vermeld in artikel 2, § 1, kiezen de bestuursvorm voor de centrale referentiedatabank op basis van een onderling te onderhandelen akkoord. Indien een dergelijk akkoord niet wordt bereikt, wordt de bestuursvorm en de wijze van beheer door de Minister opgelegd. De basisprincipes die de Minister hierbij in acht moet nemen, zullen in een Koninklijk Besluit ter uitvoering van dit besluit worden opgelegd. § 3. Het gebruik van de referentiedatabank is verplicht. § 4. Het Instituut houdt met het oog op het algemeen belang toezicht op de referentiedatabank. In voorkomend geval kan het Instituut de maatregelen opleggen die het nodig acht.

HOOFSTUKVI. - De nummeroverdraagbaarheidsfaciliteit

Art. 12.Het recht van de abonnee op overdracht van zijn telefoonnummer moet gegarandeerd via een dienstverlening die de volgende kwaliteitsvereisten garandeert : 1° de abonnee ondervindt niet meer dan een nauwelijks merkbaar verschil tussen oproepen naar een overgedragen nummer en oproepen naar een niet overgedragen nummer;2° de oproeper wordt niet op de hoogte gebracht van het feit dat hij een overgedragen nummer oproept;3° de tijdspanne waarbij de abonnee na de aanvang van de nummeroverdracht geen oproepen kan ontvangen, bedraagt maximaal : a) voor PSTN en ISDN (eenvoudige installaties) : 10 minuten in 95% van de gevallen, maar nooit meer dan 30 minuten;b) voor PSTN en ISDN (complexe installaties) : 30 minuten in 85% van de gevallen, maar nooit meer dan 120 minuten;4° iedere operator maakt de installatie van nummeroverdracht ook buiten de normale kantooruren mogelijk.

Art. 13.§ 1. De regels die gelden ten aanzien van de operatoren op het vlak van de nummeroverdraagbaarheidsfaciliteit zijn de volgende : 1° elke operator beslist over zijn eigen netwerkarchitectuur, netwerkfuncties en andere interfaces dan deze vermeld in artikel 10, § 1;2° het invoeren van nummeroverdraagbaarheid heeft geen invloed op het efficiënt gebruik van nummeringscapaciteit;3° de recipiëntoperator die een aanvraag van een abonnee tot overdracht van een nummer ontvangt, doet het nodige ten opzichte van alle andere operatoren om de nummeroverdracht te realiseren;4° de tijd waarover de donoroperator beschikt om aan de aanvraag van de recipiëntoperator tot nummeroverdracht te voldoen, bedraagt : a) voor PSTN en ISDN (eenvoudige installaties) : maximaal 2 werkdagen;b) voor PSTN en ISDN (complexe installaties) : maximaal 3 werkdagen;5° de recipiëntoperator beslist over het tijdstip van de implementatie, rekening houdend met de eventuele voorkeur uitgedrukt door de overdragende abonnee, maar mag de concrete implementatie van de nummeroverdraagbaarheid nooit vroeger dan 1 werkdag na de in punt 4° vermelde termijnen aanvragen;6° a) de donoroperator vraagt geen vergoeding aan een klant die zijn nummer overdraagt;b) het abonneetarief voor een oproep naar een overgedragen nummer, verschilt niet van het abonneetarief naar een niet-overgedragen nummer. § 2. Om de faciliteit van de nummeroverdraagbaarheid mogelijk te maken sluiten de operatoren een nummeroverdraagbaarheidsakkoord.

Onverminderd de principes vermeld in de artikelen 12 en 13, bevatten nummeroverdraagbaarheidsakkoorden minstens : 1° de technische en operationele invulling van de in artikel 10 beschreven specificaties;2° de nadere regels voor de betaling van de in artikel 15 genoemde kosten;3° het vaststellen van de onderlinge aansprakelijkheid;4° de planning;5° de mogelijkheid om het akkoord aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden;6° de sancties ingeval het akkoord niet wordt nageleefd. § 3. Elke operator die beschikt over toegewezen nummercapaciteit knoopt onderhandelingen aan met elke andere operator met toegewezen nummercapaciteit en sluit binnen een termijn van 2 maanden na de initiële aanvraag een nummeroverdraagbaarheidsakkoord.

Indien de partijen geen akkoord sluiten binnen de in het eerste lid vastgestelde termijn, bepaalt de Minister binnen een termijn van een maand de suppletoire rechten en verplichtingen van iedere operator.

Die rechten en verplichtingen zijn gegrond op de beginselen genoemd in de artikelen 12 en 13, §§ 1 en 2. § 4. Om de 12 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit bezorgt elke operator een statistiek aan het Instituut met een overzicht van het aantal overgedragen nummers.

Het Instituut stelt de nadere regels van deze kennisgeving vast. § 5. Indien het dit nodig acht, vraagt het Instituut een exemplaar van het nummeroverdraagbaarheidsakkoord op.

Art. 14.Andere dienstkwaliteitparameters dan deze vermeld in dit besluit, worden jaarlijks door de Minister, na raadpleging van de betrokken operatoren, vastgesteld en gepubliceerd. HOOFDSTUK VII. - Financiële aspecten

Art. 15.§ 1. Elke operator voert nummeroverdraagbaarheid zo efficiënt mogelijk in. § 2. Elke operator draagt zelf de eigen systeemopzetkosten. § 3. De opzetkosten per lijn of per nummer worden gedragen door de operator van het recipiëntnetwerk. Deze kosten kunnen variëren per soort van nummeroverdraagbaarheid en per soort van installatie. § 4. De periodieke kosten en de opzetkosten van de referentiedatabank worden gedragen door alle operatoren die nummers overdragen op basis van een onderling te onderhandelen akkoord. Indien een dergelijk akkoord niet wordt bereikt, worden de kosten van de referentiedatabank en de verdeling per operator door de Minister bepaald. De basisprincipes die de Minister hierbij moet in acht nemen, zullen in een Koninklijk Besluit ter uitvoering van dit besluit worden vastgelegd.

De wijze waarop de referentiedatabank wordt beheerd, wordt bepaald door alle operatoren die nummers overdragen op basis van een onderling te onderhandelen akkoord. Indien een dergelijk akkoord niet wordt bereikt, wordt de wijze waaarop de datareferentiebank wordt beheerd door de Minister bepaald. De basisprincipes die de Minister hierbij moet in acht nemen, zullen in een koninklijk besluit ter uitvoering van dit besluit worden vastgelegd. § 5. De operator van het netwerk van waaruit de oproep gebeurt, vergoedt de donoroperator voor de relevante verkeersgerelateerde kosten.

Het netwerk van waaruit de oproep gebeurt is het toegangsnetwerk van de eindgebruiker die het overgedragen nummer vormt.

Evenwel wordt als het netwerk van waaruit de oproep gebeurt beschouwd : 1° in geval van operatorvoorkeuze : het geselecteerde netwerk;2° in geval van internationale oproepen het netwerk dat de netwerkpoort ("gateway") bevat verbonden met het internationale netwerk;3° in geval van oproepen naar niet-geografische nummers : het netwerk op hetwelke de klant is aangesloten (in het geval van 0800-nummers) of dienstleveranciers. § 6. De relevante kosten vermeld in §§ 3 en 5, worden elk jaar door de Minister na raadpleging van de betrokken operatoren vastgesteld op basis van de theoretische kosten van een efficiënte operator. § 7. Ongeacht de bepalingen van § 6, zullen tot 30 juni 2001, de relevante kosten vermeld in §§ 3 en 5, elk jaar vastgesteld worden door de Minister na raadpleging van de betrokken operatoren op basis van de kosten van Belgacom berekend volgens de methode van de boekhoudkundige huidige kosten ("current cost accounting"). HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 16.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 december 1997 wordt een punt 5° ingevoegd, luidende : « 5° het nummerblok is niet het voorwerp van nummerblokoverdraagbaarheid. »

Art. 17.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 10 december 1997 wordt aangevuld met het volgende lid : « In geval van nummerblokoverdraagbaarheid zal het Instituut beslissen om een reeds toegewezen nummerblok in te trekken voor onmiddellijke hertoewijzing. »

Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 19.Onze Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 maart 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie R. DAEMS

^