Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juli 2013
gepubliceerd op 12 juli 2013

Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van elektronische-communicatiediensten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2013011344
pub.
12/07/2013
prom.
02/07/2013
ELI
eli/besluit/2013/07/02/2013011344/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 JULI 2013. - Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van elektronische-communicatiediensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Meer dan een decennium geleden werd de nummeroverdraagbaarheid in België ingevoerd. Hiervoor werden de koninklijke besluiten van 16 maart 2000 en 23 september 2002 betreffende de nummeroverdraagbaarheid in respectievelijk vaste en mobiele netwerken gepubliceerd. Intussen zijn er eveneens 3 wijzigingsbesluiten verschenen.

In artikel 30.4 van de Universele Dienstrichtlijn 2002/22/EG, zoals ingevoerd door artikel 1, 21), van Richtlijn 2009/136/EG werden nieuwe vereisten vastgelegd inzake termijnen van het overdrachtsproces en bescherming van de eindgebruiker.

Deze bepaling werd in het Belgisch recht omgezet door artikel 11, § 7, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, zoals gewijzigd door artikel 21 van de wet van 10 juli 2012 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie.

Het onderhavig besluit beoogt deze wettelijke bepaling uit te voeren en terzelfdertijd de twee basis koninklijke besluiten van 16 maart 2000 en 23 september 2002 te consolideren tot één geheel.

Eveneens worden een aantal bepalingen aangepast aan de gewijzigde marktomgeving.

Nummeroverdraagbaarheid is een faciliteit die de operatoren moeten aanbieden aan de abonnees zodat deze hun bestaande nummers kunnen behouden bij het overschakelen naar een andere operator. Gelet op de grote kosten die een verandering van nummer veroorzaakt voor alle abonnees is dit belangrijk in het kader van de vrije mededinging.

De invoering en verdere omkadering van de nummeroverdraagbaarheid in dit besluit is het voorwerp geweest van uitgebreide besprekingen en raadplegingen van de betrokken operatoren. Zo heeft het Instituut naast mondelinge raadplegingen een schriftelijke raadpleging georganiseerd (zie website www.bipt.be) omtrent dit onderwerp op basis van het raadplegingsdocument : « Raadpleging van 7 september 2010 met betrekking tot de mogelijke interpretatie en impact van de bepaling dat nummers moeten worden overgedragen/geactiveerd binnen één werkdag en andere aspecten zoals opgenomen in artikel 30.4 van de nieuwe Universeledienstrichtlijn » In onderhavig besluit werd hiermee rekening gehouden.

Het belangrijkste doel van het nieuwe punt 4 van artikel 30 van de Universeledienstrichtlijn bestaat erin dat nummeroverdraagbaarheid zo snel mogelijk moet worden uitgevoerd en dat er geen extra onnodige tijd mag toegevoegd worden in het proces om van operator te veranderen. Dit wordt in onderhavig besluit bereikt door het opleggen van een aantal gedetailleerde procedures met een strikte tijdskalender, te volgen door de partijen betrokken in het nummeroverdrachtsproces. Wel is het zo dat nummeroverdraagbaarheid in de praktijk niet los kan worden gezien van de installatie en/ of activering van een lijn. Daar werd bij de uitwerking van de procedures wel degelijk rekening mee gehouden. Ook zijn in het besluit financiële compensaties opgenomen voor abonnees als het nummeroverdrachtsproces niet volgens de in dit besluit opgenomen tijdskalender wordt uitgevoerd.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 bevat de definities die nodig zijn voor een goed begrip van dit besluit. Er dient daarbij opgemerkt te worden dat de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (hierna ook : « de Wet ») ook definities bevat die relevant zijn voor dit besluit en ook doorwerken naar dit besluit. Het gaat met name om de definities van een geografisch en niet-geografisch nummer (art. 2, 46° en 47°, van de Wet) en van nummeroverdraagbaarheid zelf (art. 2, 48°, van de Wet).

In artikel 1, 8°, wordt « werkdag » gedefinieerd in overeenstemming met Verordening nr. 1182/71 van de Raad van de EEG van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data, aanvangs- en vervaltijden. Dit houdt in dat waar een periode wordt uitgedrukt in werkdagen, deze periode moet worden berekend vanaf het ogenblik dat de gebeurtenis plaatsvindt, waarbij de dag zelf waarop de gebeurtenis plaatsvindt niet wordt meegerekend.

De systeemopzetkosten, gedefinieerd in artikel 1, 9°, zijn de kosten in verband met alle noodzakelijke activiteiten op zowel technisch (netwerkwijzigingen, investeringen in IN-platformen,), operationeel (aanpassingen in de ondersteunende systemen, procedures,...) als administratief vlak (ontwikkeling, implementatie, projectbeheer en testen), die een operator heeft om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren en verder te ontwikkelen conform de wettelijke bepalingen.

De tweede kostensoort, namelijk de opzetkosten per lijn of per nummer, gedefinieerd in artikel 1, 10°, zijn kosten die specifiek worden veroorzaakt bij het overdragen van één of meer nummers. Enkel de extra kosten bovenop de normale kosten om klanten te transfereren naar een andere operator of om nummers af te sluiten kunnen echter in aanmerking worden genomen.

De jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank (artikel 1, 13° ) omvatten de investeringskosten, exploitatiekosten en werkingskosten van de VZW voor nummeroverdraagbaarheid in België die de centrale referentiedatabank beheert.De exploitatiekosten omvatten alle kosten om de centrale referentiedatabank uit te baten en om nieuwe operatoren aan te sluiten of reeds aangesloten operatoren een ander type aansluiting te geven. Zo vallen de kosten die de VZW nummeroverdraagbaarheid oploopt voor alle testen die moeten worden uitgevoerd door operatoren ter verificatie van de conformiteit met de specificaties van de centrale referentiedatabank eveneens ten laste van de VZW. Paragraaf 1 van artikel 2 houdt in dat nummeroverdraagbaarheid van geografische nummers enkel mogelijk is binnen dezelfde nummerzone. De toewijzing van nummers wordt door het Instituut gedaan op basis van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte en de toekenning en intrekking van gebruiksrechten voor nummers.

Onder het toepassingsgebied van niet-geografische nummers vallen eveneens de nummers die worden gebruikt voor machine-tot-machinecommunicatie, in overeenstemming met het Besluit van de Raad van het BIPT van 6 september 2011 met betrekking tot het vastleggen van het nummerplan voor M2M-communicatie.

Verder moet bij het overdragen van een nummer de dienstidentiteit (of het dienstendomein) worden geëerbiedigd. Dit betekent niet dat exact dezelfde dienst aangeboden moet worden als deze aangeboden op het donornetwerk, maar wel dat het bijvoorbeeld onmogelijk is om een 0900-nummer over te dragen naar een operator die het nummer zou gebruiken aan een tarief dat overeenkomt met het tarief van het dienstendomein van een 0903-nummer.

Paragraaf 3 impliceert dat in geval van nummeroverdracht de recipiëntoperator verantwoordelijk wordt voor het gebruik van het overgedragen nummer conform het koninklijk besluit van 27 april 2007.

Dit is logisch omdat de donoroperator geen contractuele relatie meer heeft met de abonnee die zijn nummer heeft overgedragen.

Vermits operatoren jaarlijkse heffingen betalen aan het BIPT per nummerblok is het verantwoord dat, indien er een groot aantal nummers overgedragen zijn aan één of meer andere operatoren, de operator aan wie het nummerblok oorspronkelijk werd toegewezen de aan de overgedragen nummers verbonden nummerheffingen op basis van evenredigheid van de recipiëntoperator kan terugeisen. Praktisch gezien zal dit maar worden gedaan bij voldoende grote volumes en asymmetrische situaties op het vlak van overdrachten tussen operatoren.

Om klanten te beschermen tegen het ongewenst ontvangen van oproepen bestemd voor de vorige gebruiker van het nummer (misdialling) wordt er in paragraaf 4 een minimale verouderingsperiode ingebouwd. Nummers in een verouderingsperiode zijn echter niet meer beschikbaar voor gebruik zodat dit een negatieve impact heeft op de totale nummervoorraad, dat een beperkte hulpbron is. Dit artikel bepaalt dan ook een maximumtermijn van de verouderingsperiode. Na het aflopen van deze verouderingsperiode keren de nummers terug naar de operator die beschikt over het nummerblok waartoe het nummer behoort. Ze kunnen vervolgens opnieuw worden aangewend voor secundaire toewijzing aan abonnees.

De uitzonderingen opgesomd in artikel 3 zijn te verantwoorden omdat (1° ) nummers uit nummerblokken die nog niet toegewezen zijn niet aan abonnees gegeven mogen worden, (2° ) de klant nog niet bekend is in het netwerk als er nog geen oproep werd verricht ingeval een vooraf betaalde kaart en (3° ) ingeval er een verouderingsperiode loopt er zoveel mogelijk misdialling moet worden voorkomen.In het eerste geval volstaat het om de ingebruikname van het nummerblok aan het BIPT te notificeren overeenkomstig artikel 19 van het KB Nummering opdat het nummer overdraagbaar zou zijn. In het tweede geval volstaat het een oproep te maken en in het derde geval moet gewacht worden tot de verouderingsperiode is afgelopen.

Bedrijven zullen in de praktijk bij hun bestaande operator naast de nummerreeks die effectief wordt gebruikt reservenummers hebben verkregen die meestal consecutief aansluiten op hun gebruikte nummerreeks. Dit heeft als voordeel dat bedrijven, als ze meer aansluitingen nodig hebben, deze reservenummers kunnen aanspreken zodat hun intern nummerplan een coherent aaneensluitend geheel vormt.

Artikel 4 zorgt er voor dat als bedrijven kunnen aantonen (bv. via contract of factuur) dat ze nummers ter beschikking hebben gekregen voor reservedoeleinden, ze eveneens uitdrukkelijk het recht hebben om deze over te dragen. Indien dit niet zou worden toegestaan, zou het nuttig effect van de nummeroverdraagbaarheidsmaatregel in de praktijk worden aangetast, omdat bedrijven maar een deel van hun nummers zouden mogen overdragen, waarbij de mogelijkheid van een latere coherente uitbreiding van het intern nummerplan verloren gaat.

De operatoren moeten hun netwerken en hun systemen technisch zodanig organiseren dat de nummeroverdraagbaarheid mogelijk wordt gemaakt.

Artikel 5 bepaalt dat ze hiervoor in hun eigen netwerk en hun interne systemen hun eigen keuzes kunnen maken.

Op de gemeenschappelijke interfaces worden de normen vastgelegd door de Minister. Deze normen bevatten de noodzakelijke definities, een beschrijving van de netwerkarchitectuur, de signalering en de operationele procedures. Elke operator die beschikt over een nummerblok moet ten minste « onward routing » als technische oplossing aanbieden. Hierdoor krijgen de operatoren de garantie dat als nummers worden overgedragen uit het nummerblok waaruit de nummers origineel komen de oproepafwikkeling correct blijft. Ingeval van « onward routing » ontvangt de operator aan wie het Instituut het nummerblok heeft toegewezen waaruit het overgedragen nummer komt, een oproep naar een overgedragen nummer. Dit wordt vervolgens gedetecteerd door deze operator en als gevolg hiervan zal deze operator een routeringsnummer opvragen en de oproep op basis van dit routeringsnummer herrouteren naar de recipiëntoperator. Eventueel kan de operator aan wie het Instituut het nummerblok heeft toegewezen waaruit het overgedragen nummer komt deze laatste functionaliteit (tegen betaling) uitbesteden.

Artikel 6 regelt de werking van de centrale referentiedatabank. Deze dient (1) om de operationele processen verbonden aan de overdracht van een nummer zo vlot mogelijk volgens een standaardprocedure af te handelen en (2) om een « masterdatabank » samen te stellen die alle routeringsinformatie bevat verbonden aan de overgedragen nummers. Deze twee functionaliteiten worden ontkoppeld (zie artikel 6, § 2, derde lid, 5° ).

Het systeem wordt beheerd door de vereniging zonder winstoogmerk voor nummeroverdraagbaarheid in België die werd opgericht op 29 januari 2002. De beheersstructuur is volgens artikel 6, § 2, tweede lid, zodanig dat elke operator die de verplichting heeft om nummeroverdraagbaarheid aan te bieden het recht heeft om lid te worden en aldus zeggenschap krijgt in de VZW. De centrale referentiedatabank, die onder het beheer staat van de VZW, kan niet alleen gebruikt worden door de leden van de VZW, maar moet ook ter beschikking gesteld worden van de zogenaamde verplichte gebruikers, namelijk de operatoren die verplicht zijn om nummers over te dragen. Daarnaast kan de database eveneens gebruikt worden door andere entiteiten (dus niet beperkt tot operatoren), onder meer om hun routering te optimaliseren of nog om informatie te verkrijgen over de (netwerk)locatie van een specifiek nummer. Hierdoor kunnen ondernemingen goedkoper hun telefoon- en SMS/MMS- verkeer afwikkelen (zie artikel 6, § 2, derde lid, 5° ).

Dit besluit zet de basisprincipes uiteen die de VZW in acht moet nemen, met het oog op het algemeen belang en de vlotte en evenwichtige invoering van de nummeroverdraagbaarheid.

Eén van de basisprincipes (zie artikel 6, § 2, derde lid, 2° ) is dat iedere operator aan wie geografische of niet-geografische nummers werden toegewezen in principe toegang moet krijgen tot de databank.

Dit recht om toegang te krijgen is een logisch gevolg van de verplichting om van het systeem gebruik te maken wanneer een aanvraag tot nummeroverdraagbaarheid geformuleerd wordt.

Het derde basisprincipe verplicht de uitbater van de databank om onder redelijke (financiële en operationele) voorwaarden toegang tot de databank te verlenen aan de nooddiensten en de diensten of instanties belast met het vervolgen van misdrijven (zie artikel 6, § 2, derde lid, 3° ), indien deze in het kader van hun opdrachten dergelijke toegang vragen. De financiële voorwaarden voor de toegang tot de centrale referentiedatabank voor deze categorie van diensten zijn dezelfde als deze vastgelegd in dit besluit voor andere partijen die toegang willen tot de routeringsinformatie.

Het vierde basisprincipe stelt dat de voorwaarden waaronder niet-leden van de VZW gebruik moeten maken van de databank niet discriminerend mogen zijn ten aanzien van de voorwaarden waaronder de leden van de entiteit die de centrale referentiedatabank beheert van de databank gebruik kunnen maken (zie artikel 6, § 2, derde lid, 4° ).

Het vijfde basisprincipe (zie artikel 6, § 2, derde lid, 6° ) stelt dat de uitbating van de databank voor andere doeleinden dan de directe ondersteuning van nummeroverdraagbaarheid onderworpen is aan een voorafgaande goedkeuring van het Instituut. Deze bepaling heeft tot doel om te anticiperen op het eventueel gebruik van deze databank in het kader van de routering van oproepen in de zogenaamde netwerken van de volgende generatie (NGN) maar terzelfder tijd te vermijden dat de centrale referentiedatabank zou worden misbruikt voor bijvoorbeeld marketingacties. Wanneer het Instituut toestemming geeft voor de uitbating van de databank voor andere doeleinden dan het ondersteunen van de nummeroverdraagbaarheid, stelt het ook de tarieven vast die voor deze uitbating kunnen gevraagd worden.

Om de voordelen van een centrale databank te maximaliseren moet elke operator, zelfs als dit niet kostefficiënt is voor de operator in kwestie (wat vooral het geval is voor de operatoren die kleine hoeveelheden nummers overdragen), verplicht gebruik maken van de centrale referentiedatabank. Omdat door een dergelijk systeem de globale operationele kostprijs voor de nummeroverdracht voor alle operatoren samen wordt geminimaliseerd (wat vooral voordelig is voor de operatoren die veel nummers overdragen) is het te verantwoorden dat operatoren die jaarlijks minder dan 500 nummers overdragen een ietwat gunstiger financiële regeling krijgen (zie artikel 12, § 4) De grens van 500 nummers is een redelijke grens tussen enerzijds het nastreven van een laagdrempelige oplossing voor nummeroverdraagbaarheid ten dienste van de eerder kleine operatoren en anderzijds het streven naar een maximale automatisering zodat de globale kosten voor alle operatoren samen worden geminimaliseerd.

Uit de beheersstructuur van de VZW voor nummeroverdraagbaarheid volgt dat de leden die deel uitmaken van de Algemene Vergadering hun belangen via dit orgaan kunnen verdedigen. Dit is niet het geval voor de niet-leden en andere belanghebbenden. De doelstelling van artikel 6, § 2, derde lid, 7° en 8° is dat het Instituut eveneens de andere belangen bewaakt en optreedt in het algemeen belang. Zo is in het verleden gebleken dat de VZW voor nummeroverdraagbaarheid heeft gepoogd om kosten af te wentelen op andere partijen zonder dat hiervoor een wettelijke grondslag bestond. Het mechanisme waarbij het budget moet worden goedgekeurd door het Instituut moet ervoor zorgen dat de uitgaven die de VZW doet te verrechtvaardigen zijn en in het belang van alle bestaande en toekomstige gebruikers van de centrale referentiedatabank.

Verder houdt het Instituut toezicht om op evenwichtige manier de belangen van alle operatoren en abonnees te vrijwaren. Om deze taak te vervullen kan het Instituut alle relevante informatie opvragen en Algemene Vergaderingen en Raden van bestuur van de VZW bijwonen. Dit toezicht moet gezien worden in het licht van de algemene bevoegdheid van het BIPT om de nationale nummeringsruimte te beheren (zie artikel 11, § 1, van de Wet).

De bepalingen van artikel 7 moeten gezien worden in het licht van de betrachting om oproepers zoveel mogelijk transparantie te bieden inzake de aangerekende eindgebruikerstarieven. Zo verschaft de dienstidentiteit geen eenduidige informatie meer over het netwerk waartoe de opgeroepene behoort en als gevolg hiervan het tarief dat van toepassing zal zijn op de oproep die hij wenst te maken (met name indien een tariefplan van een operator een verschil maakt tussen oproepen naar klanten van het eigen netwerk en oproepen naar klanten van een ander netwerk). Aan dit probleem wordt tegemoet gekomen door aan de VZW op te leggen een website aan te bieden en te beheren waar iedereen online een dienst kan raadplegen die na het ingeven van het oproepnummer de operator vermeldt die het nummer bedient. Voor deze dienst zijn reeds in het verleden de internetdomeinnamen 1299.be, 1399.be, 1499.be en 1450.be door het Instituut gereserveerd.

Door het invoeren van artikel 8 krijgt het Instituut een inzicht op de marktbewegingen inzake nummeroverdraagbaarheid en kan het Instituut eveneens voldoen aan de vereisten van de Europese Commissie m.b.t. het leveren van jaarlijkse statistieken.

Artikel 9 bepaalt de technische kwaliteitsvereisten waaraan het systeem van nummeroverdracht in zijn globaliteit moet voldoen.

Artikel 10 beschrijft de operationele procedures die de operatoren moeten volgen om een nummer over te dragen. Als zodanig wordt hiermee uitvoering gegeven aan de nieuwe vereisten opgenomen in artikel 30.4 van de Universele Dienstenrichtlijn, zoals ingevoerd door Richtlijn 2009/136/EG inzake termijnen van het overdrachtsproces. De bepalingen opgenomen in dit artikel brengen de resultaten in rekening van uitgebreide schriftelijke en mondelinge raadplegingen van het BIPT met de sector.

Eerst en vooral is het belangrijk te noteren dat een abonnee het recht heeft om een overdragen nummer op het recipiëntnetwerk geactiveerd te zien binnen maximaal 1 werkdag, maar dat het laten activeren van dat nummer binnen deze termijn voor hem geen verplichting inhoudt. Meestal zal de abonnee de datum van nummeroverdracht willen laten samenvallen met het einde van zijn contract met de donoroperator (hoewel ook dat geen verplichting is), zodat gelet op de opzegtermijn de aanvraag tot nummeroverdracht reeds lang voor de effectieve uitvoering van de nummeroverdracht in de centrale referentiedatabase kan worden ingevoerd.

Ook moet rekening gehouden worden met het gegeven dat een nummeroverdracht in de praktijk niet losgekoppeld kan worden van de (meestal) fysieke installatie van een lijn op het vaste netwerk én van de activering van de dienst (zowel bij vaste als mobiele netwerken (in dit laatste geval viseert dit de SIM-kaart activatie)). Het zou zelfs nadelig zijn voor de abonnee indien bovenstaande aspecten losgekoppeld zouden worden. Wanneer bijvoorbeeld eerst een nummer wordt overgedragen vooraleer een lijn wordt geïnstalleerd, zou de abonnee geen dienstverlening meer krijgen van zijn oude operator en zou de dienst bij de nieuwe operator nog niet gebruiksklaar zijn. Er zou dus met ander woorden een aanzienlijke discontinuïteit in de overgang naar een nieuwe operator zijn met zeer nadelige gevolgen voor de abonnee.

Paragraaf 2 voert het principe van de zogenaamde « one stop shopping » in. Het systeem van « one stop shopping » houdt in dat de abonnee die de overdracht van een nummer vraagt zich enkel dient te richten tot de recipiëntoperator. Uit internationale studies (BEREC (Body of European regulators of Electronic Communications) report on best practices to facilitate consumer switching (oktober 2010) en ECC (Electronic Communications Committee) Recommendation 12(02) - Number Portability - Best Practises (11 mei 2012)) blijkt dat een dergelijk systeem over het algemeen door de eindgebruikers wordt verkozen. Diezelfde studies wijzen uit dat het voorhanden zijn van een systeem van « one stop shopping » een belangrijk element is in het succes van nummeroverdraagbaarheid. Ten slotte belet dit systeem dat de donoroperator extra voorwaarden of belemmeringen kan opleggen aan de eindgebruiker die om nummeroverdraagbaarheid vraagt.

Vervolgens legt paragraaf 2 de inhoud vast van de « letter of authorisation » die de recipiëntoperator moet aanbieden aan de abonnee die de nummeroverdraagbaarheid aanvraagt. Het bedoelde document dient de eindgebruiker er onder meer op te wijzen dat hij zijn bestaande contractuele verplichtingen bij de donoroperator dient na te leven, zoals onder meer de duurtijd van het lopende contract of de betaling van nog openstaande facturen. Dit impliceert niet dat een operator een aanvraag tot nummeroverdracht mag weigeren omdat de klant niet voldoet aan de contractuele voorwaarden. De nummeroverdracht en het contract zijn immers niet aan elkaar gekoppeld. De abonnee dient de « letter of authorisation » of « LOA » te ondertekenen of, indien het proces elektronisch verloopt, te valideren. In de LOA wordt de recipiëntoperator gemachtigd om alle nodige stappen te ondernemen om het nummer over te dragen en het bestaande contract met de donoroperator te beëindigen. Deze verplichting is een logisch uitvloeisel van de keuze voor een « one stop shopping »-systeem.

Eveneens wordt via dit document de abonnee duidelijk geïnformeerd welke rechten hij of zij heeft en welke procedures er te volgen zijn ingeval van vertraging of misbruiken. De procedure ingeval van vertraging wordt vastgelegd in artikel 13, terwijl de procedure ingeval van misbruiken (slamming) is geregeld in artikel 111/2, § 2, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (voormalig artikel 135 van die wet).

Paragraaf 4 bepaalt de maximale termijnen waarover de donoroperator beschikt om een aanvraag tot nummeroverdracht van een recipiëntoperator geldig te verklaren. Ze zijn vastgelegd in overleg met de sector en houden rekening met de complexiteit die zich aan de donoroperator aandient naargelang van het type aanvraag om de validatie uit te voeren. Die complexiteit is vergeleken met de complexiteit van het overdragen van alle Belgische nummers van een multinational bijvoorbeeld lager wanneer de overdracht van één geografisch nummer toegewezen aan één natuurlijk persoon (een zogenaamde eenvoudige overdracht) gevraagd wordt. Aangezien mobiele nummers ook volgens de wet worden beschouwd als niet-geografische nummers en de eenvoudige overdracht van een mobiel nummer in de praktijk minder complex is dan de eenvoudige overdracht van andere niet-geografische nummers (waardoor de fase van de validatie en activering samengevoegd kunnen worden), is een verdere opdeling vereist.

In paragraaf 5 wordt uitdrukkelijk vastgelegd dat een donoroperator een aanvraag tot validatie slechts kan weigeren in goed gemotiveerde gevallen. Deze wijziging moet er eveneens voor zorgen dat onderhavig KB in overeenstemming gebracht wordt met de doelstellingen van de Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009. Het komt nog steeds veel te vaak voor dat een portering bemoeilijkt wordt en vertraging oploopt omdat de naam van de abonnee verkeerd gespeld wordt of het verkeerde soort abonnement (prepaid of postpaid) aangegeven wordt in de (mobiele) porteringsaanvraag. Er is echter geen enkele reden waarom deze voorwaarden nog zouden toegepast worden. Zo is het onderscheid tussen prepaid en postpaid voor een eenvoudige nummeroverdracht technisch noch contractueel naar de abonnee nog relevant. Bij eenvoudige nummerover-drachten is het evenmin technisch relevant om de naam van de abonnee te vermelden. Bij prepaid nummeroverdracht is dit nooit een vereiste geweest en bij postpaid zijn er voldoende overige elementen die vermijden dat van slamming (overdracht zonder duidelijke toestemming van de abonnee) sprake kan zijn, n.l. het bestaan van een LOA en het simkaartnummer.

In andere landen, onder andere in Nederland, zijn het vermelden van een naam van de abonnee en prepaid of postpaid geen vereisten om een eenvoudige nummeroverdracht succesvol binnen de dag effectief te kunnen uitvoeren.

In paragraaf 7 worden de tijdsperiodes gedefinieerd waarover alle operatoren (dus niet enkel de donor- en recipiëntoperator) beschikken om de nummeroverdracht te activeren.

Het is opnieuw verantwoord dat er naargelang van het type van aansluiting andere parameters worden gedefinieerd. Dit resulteert in een proces waarbij, zoals opgelegd in artikel 30.4 van de Universeledienstrichtlijn, nummers worden geactiveerd binnen een termijn van maximaal 1 werkdag.

De opgelegde procedure heeft als eindresultaat dat het totale nummeroverdrachtsproces voor mobiele klanten met een voorafbetaalde kaart én deze met eenvoudige installatie maximaal 1 werkdag duurt; voor complexe installaties maximaal 3 werkdagen; voor klanten van het vaste netwerk ingeval de lijn onmiddellijk wordt geïnstalleerd : maximaal 2 werkdagen bij eenvoudige en maximaal 3 werkdagen bij complexe installaties. Dit impliceert dat voor alle installatietypes de Europese norm op vlak van activering binnen 1 werkdag wordt gehaald, en dat in de praktijk voor mobiele klanten met eenvoudige installaties en voorafbetaalde kaarten deze activering nog vlugger geschiedt. Dat het totale proces voor de andere installaties langer duurt is geen beperking in de praktijk, omdat zeker bij complexe installaties, door de samenhang met het contract en de vereiste planning in samenspraak met de abonnee er in de praktijk een veel langere doorlooptijd wordt gewenst door de abonnee. Ten slotte moet worden benadrukt dat operatoren in hun eigen belang (opvoeren van de kwaliteit van de dienstverlening) en in het belang van de klanten de termijnen, gedefinieerd in dit besluit, verder kunnen verkleinen om het proces nog sneller te doen verlopen.

Artikel 11 bepaalt dat enkel de recipiëntoperator een specifieke maximale vergoeding mag aanrekenen voor de nummeroverdracht. Het is uitdrukkelijk verboden dat de donoroperator hiervoor een vergoeding aan de abonnee vraagt om te vermijden dat de abonnee zou worden ontmoedigd om van operator te veranderen met behoud van nummer. Er wordt eveneens voorzien in een maximale aan te rekenen vergoeding door de recipiënt om, eveneens in specifieke situaties, te vermijden dat een operator een commercieel beleid zou voeren om klanten die weinig omzet genereren, de facto de toegang tot nummeroverdraagbaarheidsfaciliteit te ontzeggen.

Artikel 12 regelt de financiële aspecten tussen operatoren met betrekking tot de nummeroverdraagbaarheid.

Paragraaf 1 bevestigt op meer algemene wijze dat alle operatoren de verplichting hebben om de nummeroverdraagbaarheid zo efficiënt mogelijk in te voeren. Hiermee wordt bedoeld dat de betrokken operatoren voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid een technische oplossing moeten gebruiken waarvan de kostprijs voor alle operatoren zo klein mogelijk is. In geval van betwisting tussen operatoren over de meest efficiënte wijze om nummeroverdraagbaarheid in te voeren, kan één van de betrokken operatoren of kunnen beide operatoren gezamenlijk het Instituut vragen om in hun specifieke geval de meest efficiënte wijze om nummeroverdraagbaarheid in te voeren te bepalen.

De paragrafen 2 tot en met 5 hebben verschillende kostensoorten onderscheiden en bepalen de verdeling ervan over de betrokken partijen.

De eerste kostensoort, de eigen systeemopzetkosten, zijn de kosten die verband houden met alle noodzakelijke activiteiten op operationeel (aanpassingen in de ondersteunende systemen, procedures,...) en administratief vlak (ontwikkeling, tenuitvoerbrenging, projectbeheer en testen). Zij moeten worden gedragen door elke individuele operator.

Deze kosten zijn het gevolg van de wettelijke verplichting om de nummeroverdraagbaarheid aan te bieden of te ondersteunen. Ze worden opgelopen vooraleer een nummer wordt overgedragen. Het is dus een voorwaarde om actief te worden of te blijven op de telecommunicatiemarkt in België.

De tweede kostensoort, met name de opzetkosten per lijn of per nummer, zijn kosten die specifiek worden veroorzaakt bij het overdragen van één of meer nummers. In tegenstelling tot de vroegere koninklijke besluiten van 16 maart 2000 en 23 september 2002, gaat dit besluit er niet automatisch vanuit dat operatoren deze kosten oplopen, maar dienen de operatoren deze kosten uitdrukkelijk te identificeren en aan te tonen dat die kosten inherent zijn aan een efficiënt nummeroverdrachtsproces. Deze kosten mogen vervolgens enkel worden aangerekend na goedkeuring van het BIPT. Dit kan resulteren in een situatie waar verschillende operatoren verschillende tarieven kunnen aanrekenen, omdat er objectieve factoren aanwezig zijn die zo'n situatie rechtvaardigen. Er wordt evenwel vanuit gegaan dat operatoren slechts uitzonderlijk deze kosten zullen identificeren en mogen doorberekenen omdat (1) het transactievolume meestal zo groot is dat de eenheidskosten zeer laag worden door het bereikte niveau van automatisering en (2) meer en meer in alle richtingen wordt overgedragen zodat een symmetrische situatie ontstaat. Onder de opzetkosten per lijn of per nummer vallen enkel de bijkomende kosten die bij nummeroverdracht aangerekend worden bovenop de normale kosten om klanten te transfereren naar een andere operator of om de dienstverlening stop te zetten. Ook mag het BIPT in de kostenberekening geen rekening houden met handelingen die overbodig, vrijwillig of bijkomstig zijn ten opzichte van wat bepaald is in de procedures tot nummeroverdracht. Deze bepaling heeft eveneens als gevolg dat beslissingen van het BIPT, zoals het besluit van 9 april 2008 en de beslissing van 16 september 2003, waarin het BIPT zelf deze kosten bepaalde, niet meer genomen moeten worden en niet meer van toepassing zijn.

Een derde kostensoort zijn de jaarlijks aan de VZW voor nummeroverdraagbaarheid te betalen kosten van de centrale referentiedatabank (afgekort « jaarlijkse kosten »).

Deze jaarlijkse kosten omvatten enerzijds de werkingskosten van de VZW en anderzijds de investeringskosten en exploitatiekosten van de centrale referentiedatabank.

De werkingskosten van de VZW omvatten de dagdagelijkse uitgaven van de VZW, zoals de huur die de VZW dient te betalen voor haar behuizing, personeelskosten, consultancy, enz.

De investeringskosten betreffen de kosten of de afschrijving van kosten die nodig zijn om de centrale referentiedatabank op te bouwen of uit te breiden.

De exploitatiekosten zijn de vergoedingen die betaald moeten worden voor het operationele beheer van de centrale referentiedatabank. Dit omvat eveneens de aansluiting van nieuwe operatoren en de uitvoering van testen.

Aangezien de databank niet alleen moet gebruikt worden door de verplichte gebruikers (waaronder de leden van de VZW) maar ook moet opengesteld worden voor andere partijen, is het logisch dat alle partijen die gebruik maken van de centrale referentiedatabank bijdragen tot de maandelijkse kosten volgens een bepaalde verdeelsleutel.

Er zijn twee grote diensten die de VZW momenteel levert : (1) de ondersteuning van de operationele processen om nummers over te dragen en (2) het leveren van de referentiedatabank met routeringsinformatie.

In eerste instantie worden van de jaarlijkse kosten de volgende vergoedingen afgetrokken : (1) de vergoedingen ontvangen van de gebruikers die minder dan 500 nummers per kalenderjaar overdragen, (2) de vergoedingen ontvangen voor de routeringsinformatiedienst, (3) de vergoedingen voor andere diensten na goedkeuring van het Instituut zoals bepaald in artikel 6, § 2, 6° en (4) de vaste abonnementsvergoedingen afhankelijk van het type aansluiting op de centrale referentiedatabank. Deze abonnementsvergoedingen moeten per individuele aansluiting worden betaald. Zo kan een operator als juridische entiteit beschikken over 3 verschillende aansluitingen (vb. 2 voor het overdragen van geografische nummers en 1 voor het overdragen van mobiele nummers).

Het overblijvende gedeelte van de kosten wordt aangerekend naargelang van directe voordelen die worden gecreëerd door de centrale referentiedatabank te gebruiken om de operationele procedures voor de overdrachten van nummers te ondersteunen. Deze voordelen worden geacht hetzelfde te zijn voor de donor- en de recipiëntoperator. De voorziene abonnementsvergoedingen staan in verhouding met de voordelen voor de verplichte gebruikers van de verschillende types van interface, waarbij de kostprijs van 5 euro een compensatie inhoudt voor operatoren met kleine volumes, omdat ze worden gedwongen met een voor hen suboptimaal systeem te werken (zie eveneens de toelichting bij artikel 6 hierboven betreffende het evenwicht tussen enerzijds de minimale globale kostprijs voor alle operatoren samen en anderzijds het nastreven van een laagdrempelige oplossing ten dienste van eerder kleine operatoren die ook verplicht zijn de centrale referentiedatabank te gebruiken).

De vierde kostensoort, de verkeerskosten in verband met de nummeroverdracht, zijn kosten die worden veroorzaakt door oproepen naar overgedragen nummers.

Deze kosten omvatten : - de bijkomende transportkosten, d.w.z. de kosten die de operator aan wie het Instituut het nummerblok heeft toegewezen waaruit het nummer komt dat wordt overgedragen oploopt bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van bijkomend transport in werking wordt gezet; - de transitkosten verbonden aan de nummeroverdracht, die de kosten omvatten die een dienstenverstrekker oploopt bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van transit gelinkt aan de nummeroverdraagbaarheid in werking wordt gezet; - de kosten van opzoekingen van de gegevensbank ofwel de kosten die een dienstenverstrekker oploopt bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van de opzoekingen van de databank in werking wordt gezet.

Afhankelijk van de gekozen technische oplossing (bv. All Call Query, query on release, onward routing) zullen één of meer van deze kosten voorkomen en vergoed moeten worden door de operator van het netwerk van waaruit de oproep werd verricht.

De verdeling van deze kosten zal het voorwerp uitmaken van de onderhandelingen in het kader van de algemene interconnectie-akkoorden.

De rol van de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt bestaat erin voor zijn abonnee de oproep af te wikkelen naar het betrokken nummer tegen bepaalde gesprekskosten. Deze operator zal proberen om alle oproepen via interconnectieovereenkomsten met andere operatoren, die tussenkomen om de opgeroepene te bereiken, zo efficiënt mogelijk af te handelen. Dit beeld wijzigt niet bij oproepen naar een overgedragen nummer. Daarom is het gerechtvaardigd dat de operator, vanwaar de oproep wordt gemaakt en die de factuur stuurt naar de abonnee, de operator aan wie het Instituut het nummerblok heeft toegewezen waaruit het overgedragen nummer komt, zal vergoeden indien deze laatste extra kosten oploopt voor oproepen naar overgedragen nummers. Dit belet niet dat de partij, die door de specifieke technische keuze van de operator waartoe het overgedragen nummer oorspronkelijk behoorde, meerkosten oploopt ten opzichte van de kostprijs van een efficiënte operator voor deze meerkosten moet worden vergoed (zie principe tweede lid, § 1, artikel 12).

Eventueel kunnen bepaalde functies per oproep (zoals databankopvraging) uitgevoerd worden door andere operatoren, zoals transitoperatoren, met als gevolg dat deze in eerste instantie de relevante kosten moeten dragen. De transitoperatoren kunnen vervolgens een vergoeding voor deze kosten aanrekenen aan de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt.

Artikel 13 slaat op de compensatiemechanismen ten voordele van de abonnee die zijn nummer overdraagt, zoals vastgelegd in artikel 30.4 van de Universele Dienstenrichtlijn, indien bij de activering van de nummeroverdracht vertragingen optreden. Per type van installatie wordt per dag vertraging in een standaardvergoeding voorzien. Er wordt geopteerd om dit te standaardiseren om de administratieve behandeling te vereenvoudigen en te versnellen. Dat de klant zich hiervoor dient te wenden tot de recipiëntoperator is logisch en past in het hierboven beschreven « one stop shopping »-proces (ook al kan het zijn dat de vertraging niet aan hem te wijten is - in dat geval verhaalt de recipiëntoperator het bedrag van de uitbetaalde compensatie op de partij die verantwoordelijk is voor de vertraging; zie artikel 13, in fine). Aangezien er met de operatoren getracht werd eenvormige compensaties vast te leggen maar er vastgesteld diende te worden dat er geen stimulansen voor de operatoren bestaan om deze compensaties ten voordele van de abonnees op een aanvaardbaar niveau te zetten, is het aangewezen om de bedragen te bepalen in het besluit. Deze bedragen zijn dan dezelfde voor elke operator en hebben tot doel het gemiddelde geleden verlies opgelopen door de abonnee door een vertraging te reflecteren. De operatoren kunnen onderling naargelang van af te sluiten SLA's (Service Level Agreement) elkaar hiervoor vergoeden.

In artikel 15 wordt in een overgangsperiode voorzien om de sector en de VZW voor nummeroverdraagbaarheid toe te laten de nodige aanpassingen te verrichten.

Artikelen 14 en 16 behoeven geen verder commentaar.

Het advies van de Raad van State werd gevolgd, behalve het commentaar geformuleerd in punt 4 van het advies, omdat de bijdragen van de operatoren tot de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank bijdragen zijn die betaald moeten worden aan de VZW voor Nummeroverdraagbaarheid in België, die geen operator is. Paragraaf 4 betreft dus niet de prijsstelling tussen operatoren met betrekking tot het aanbieden van nummeroverdraagbaarheid, geviseerd in artikel 11, § 7, 3°, van de Wet, waarnaar de Raad van State verwijst. Hetzelfde geldt a fortiori voor de bepaling van de tarieven voor de routeringsinformatiediensten, die niet-verplichte gebruikers dienen te betalen aan de VZW. Noch de VZW, noch de niet-verplichte gebruikers zijn immers operatoren. Verder werden de keuzes gemaakt in artikel 12, § 4, niet alleen toegelicht bij de bespreking van dit artikel, maar ook bij de bespreking van artikel 6. Tot slot hebben de operatoren ter gelegenheid van de consultatie die voorafgegaan is aan dit besluit geen enkele kritiek geuit op deze keuze.

We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 53.283/4 van 27 mei 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit 'betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van elektronische communicatiediensten' Op 29 april 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van elektronische communicatiediensten'.

Het voorontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 27 mei 2013. De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Luc Cambier en Bernard Blero, staatsraden, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Laurence Vancrayebeck, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 mei 2013.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. In het eerste lid van de aanhef dient het opschrift van de wet van 25 april 2007 niet vermeld te worden (1).2. In het tweede en het derde lid dienen de wijzigende koninklijke besluiten niet vermeld te worden;in artikel 14 daarentegen dient dat wel gedaan te worden (2). 3. De aandacht van de steller wordt gevestigd op de discrepanties, wat de verwijzingen betreft, tussen het verslag aan de Koning en het dispositief van het ontwerp (3).4. In artikel 12 van het ontwerp bepaalt de Koning overeenkomstig artikel 11, § 7, 3°, van de wet van 13 juni 2005 'betreffende de elektronische communicatie', inzonderheid de methode voor de vaststelling van de kosten voor de toepassing van de nummeroverdraagbaarheid en de verdeling van die kosten tussen de betrokken partijen, ermee rekening houdend dat de prijsstelling tussen operatoren met betrekking tot het aanbieden van nummeroverdraagbaarheid bovendien op de kosten is gebaseerd. In dat opzicht dient de steller van het ontwerp in het verslag aan de Koning duidelijker aan te tonen dat het stelsel voor het ten laste nemen van de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank, waarin artikel 12, § 4, van het ontwerp voorziet, de principes in acht neemt die voortvloeien uit artikel 11, § 7, 3°. Meer bepaald zou het raadzaam zijn uit te leggen in welk opzicht de bedragen van de verschillende vergoedingen die in dat verband verschuldigd zijn aan de vzw precies overeenstemmen met de gemaakte kosten.

De griffier, C. GIGOT De voorzitter, P. LIENARDY _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling 27. (2) Ibid., aanbevelingen 29, 30 en 138, formule F 4-3-3. (3) De laatste alinea van de bespreking van artikel 10 verwijst bijvoorbeeld verkeerdelijk naar een onderdeel 10° dat het begrip « werkdag » niet definieert.Hetzelfde artikel bevat voorts geen paragraaf 9.

2 JULI 2013. - Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van elektronische-communicatiediensten Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, artikel 11, § 7, gewijzigd bij artikel 167 van de wet van 25 april 2007 en artikel 21 van de wet van 10 juli 2012;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2000 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 2002 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 6 februari 2013;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 februari 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 11 maart 2013;

Gelet op het overleg binnen het Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie van 14 maart tot 9 april 2013;

Gelet op het akkoord van het Overlegcomité, gegeven op 24 april 2013;

Gelet op het advies nr. 53.283/4 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « koninklijk besluit van 27 april 2007 » : koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte en de toekenning en intrekking van gebruiksrechten voor nummers;2° « donoroperator » : de operator van waaruit een nummer wordt overgedragen;3° « recipiëntoperator » : de operator waarnaar een nummer wordt overgedragen;4° « nummeroverdracht » : de uitvoering van de nummeroverdraagbaarheid op verzoek van de abonnee;5° « eenvoudige nummeroverdracht » : de overdracht van één nummer door een operator toegewezen aan een natuurlijk persoon of van alle nummers horende bij een ISDN basisaansluiting;6° « complexe nummeroverdracht » : een nummeroverdracht die geen eenvoudige nummeroverdracht is;7° « routeringsinformatiedienst » : dienst die bestaat uit het verlenen van toegang tot een databank die de overgedragen nummers bevat met bijbehorende routeringsinformatie en die uitsluitend gebruikt kan worden voor eigen gebruik en voor het routeren van eigen elektronische-communicatiediensten;8° « werkdag » : elke dag van maandag tot en met vrijdag van 9 uur 's ochtends tot 16 u.59 's avonds, behalve indien die dag een wettelijke feestdag is; 9° « systeemopzetkosten » : de kosten die worden gedragen door elke operator om nummeroverdraagbaarheid in te voeren of uit te breiden;10° « opzetkosten per lijn of per nummer » : de eenmalige meerkosten om één of meer nummers over te dragen bovenop de kosten om eindgebruikers zonder nummeroverdracht te transfereren naar een andere operator of dienstenleverancier of om de dienstverlening stop te zetten;11° « verkeerskosten in verband met de nummeroverdracht » : de meerkosten die in het netwerk veroorzaakt worden door oproepen naar overgedragen nummers in vergelijking met oproepen naar niet-overgedragen nummers.Deze kosten omvatten : a) bijkomende transportkosten : de kosten die de donoroperator heeft bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van bijkomend transport in werking wordt gezet;b) transitkosten verbonden met de nummeroverdracht : de kosten die een dienstenverstrekker heeft bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van transit gelinkt aan de nummeroverdraagbaarheid in werking wordt gezet;c) kosten van opzoekingen van de gegevensbank : de kosten die een dienstenverstrekker heeft bij elke oproep naar een overgedragen nummer waarvoor de functie van de opzoekingen van de onlinedatabank van de operator in werking wordt gezet, voor zover een intelligente technologie gebruikt wordt;12° « verplichte gebruiker » : een entiteit die uit hoofde van dit besluit verplicht is gebruik te maken van de centrale referentiedatabank, ongeacht of hij al dan niet lid is van de instantie belast met het beheer van de centrale referentiedatabank;13° « jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank » : de kosten om de centrale referentiedatabank op te zetten, uit te breiden en te exploiteren, alsmede de kosten van de entiteit die belast is met het beheer van de centrale referentiedatabank;14° « Wet » : wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. HOOFDSTUK 2. - Algemene principes

Art. 2.§ 1. Geografische nummers kunnen enkel binnen dezelfde nummerzone worden overgedragen. § 2. De recipiëntoperator gebruikt het overgedragen nummer om zijn diensten aan te bieden. Hij is verantwoordelijk voor het gebruik van dit nummer.

Overgedragen nummers kunnen enkel worden gebruikt overeenkomstig de doelstellingen die door het Instituut in toepassing van artikel 11, § 3, van de Wet of door de Koning in toepassing van artikel 11, § 1, van de Wet, zijn vastgelegd voor de betreffende dienstidentiteiten. § 3. De operator waaraan het nummerblok, waartoe het overgedragen nummer behoort, oorspronkelijk door het Instituut was toegewezen, blijft voor de overgedragen nummers verantwoordelijk voor de betaling van de jaarlijkse heffingen voor de toewijzing van nummeringscapaciteit, bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 2007.

De donoroperator kan voor de overgedragen nummers de aan het Instituut jaarlijkse verschuldigde heffing voor het uitoefenen van gebruiksrechten van nummers terugeisen van de recipiëntoperator van het netwerk. Dit gebeurt in samenspraak met de recipiëntoperator, op basis van objectieve criteria en op evenredige wijze. § 4. Indien de overeenkomst tussen de recipiëntoperator en de abonnee wordt beëindigd en het nummer van de abonnee niet het voorwerp is van een andere nummeroverdracht, dan wordt dit nummer teruggegeven aan de operator waaraan het betreffende nummerblok was toegewezen. De teruggave geschiedt evenwel pas na inachtneming van de termijn omschreven in het tweede of het derde lid.

Om foutieve oproepen te vermijden, sluit de recipiëntoperator het in eerste lid vermelde nummer uit van gebruik gedurende een periode, die minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar bedraagt, hierna « de verouderingsperiode » genoemd. De recipiëntoperator draagt er bovendien zorg voor dat indien dit nummer wordt opgeroepen tijdens de verouderingsperiode, deze oproep gratis is en een informatieboodschap wordt gegeven. Deze boodschap brengt de oproeper ervan op de hoogte dat de betreffende eindgebruiker niet langer via het gevormde nummer bereikbaar is.

In geval van nummerschaarste wordt de verouderingsperiode beperkt tot een periode bepaald door het Instituut.

Art. 3.Nummeroverdraagbaarheid kan niet aangevraagd worden voor nummers : 1° die onderdeel uitmaken van een nummerblok dat nog niet werd gereserveerd of nog niet werd toegewezen door het Instituut;2° waarmee nog geen oproep werd verricht, wat betreft nummers die aan een abonnee voorbehouden werden om een aan het publiek aangeboden mobiele elektronische-communicatiedienst op basis van een voorafbetaalde kaart te leveren;3° waarvoor reeds een verouderingsperiode lopende is.

Art. 4.Abonnees kunnen de overdracht van nummers eisen indien ze kunnen aantonen dat deze nummers hen reeds door de donoroperator werden voorbehouden als reserve. HOOFDSTUK 3. - Omkadering van de nummeroverdraagbaarheid Afdeling 1. - Technische specificaties

Art. 5.§ 1. De operatoren beslissen vrij over hun eigen netwerkarchitectuur, netwerkfuncties en andere specificaties dan de specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid, vastgelegd overeenkomstig paragraaf 2. § 2. De minister bepaalt, op voorstel van het Instituut geformuleerd na raadpleging van de operatoren, de specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid.

De specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid omvatten de volgende elementen : 1° het document dat de definities inzake de punten 2° tot 5° vastlegt;2° de dienstenbeschrijving;3° de beschrijving van de netwerkarchitectuur;4° de signalering;5° de operationele aspecten waaronder de procedures en de dienstkwaliteitparameters. § 3. De in paragraaf 2 vermelde specificaties worden beschikbaar gesteld op de website van het Instituut. § 4. Elke operator die een toewijzing heeft van het nummerblok waaruit het nummer komt dat het voorwerp is van nummeroverdracht moet minimaal « onward routing » als technische routeringsoplossing aanbieden.

Ingeval van « onward routing » wordt de oproep doorgestuurd naar de operator waaraan het nummerblok door het Instituut oorspronkelijk werd toegewezen. Deze operator stelt vast dat het nummer werd overgedragen, achterhaalt het routeringsnummer dat hoort bij het overgedragen nummer en stuurt vervolgens de oproep door naar de recipiëntoperator. Afdeling 2. - De centrale referentiedatabank

Art. 6.§ 1. Om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren wordt gebruik gemaakt van een centrale gegevensbank, die alle geografische en niet-geografische nummers bevat, die werden overgedragen tussen entiteiten die verplicht zijn nummeroverdraagbaarheid, in de zin van artikel 2, 48°, van de Wet, aan te bieden, alsmede de routeringsinformatie die nodig is om een oproep te routeren naar de abonnee van een overgedragen nummer. Deze gegevensbank, hierna : « de centrale referentiedatabank » genoemd, ondersteunt operationeel, administratief en geautomatiseerd het overdragen van nummers. § 2. De centrale referentiedatabank wordt beheerd door de « Vereniging zonder winstoogmerk voor nummeroverdraagbaarheid in België », hierna ook « de VZW voor nummeroverdraagbaarheid » genoemd.

Iedere operator die nummeroverdraagbaarheid moet aanbieden heeft het recht om lid te worden van de VZW voor nummeroverdraagbaarheid.

De centrale referentiedatabank wordt beheerd volgens de nadere bepalingen die voldoen aan de volgende vereisten : 1° de uitbating van de centrale referentiedatabank heeft niet tot doel winst te maken;2° iedere operator aan wie geografische of niet-geografische nummers werden toegewezen heeft toegang tot de databank, behoudens indien de toegang tot gevolg heeft dat de continuïteit of de integriteit van de databank in het gedrang gebracht wordt;3° de VZW voor nummeroverdraagbaarheid verleent aan de nooddiensten en de diensten of instanties belast met het vervolgen van misdrijven onder redelijke voorwaarden toegang tot de centrale referentiedatabank;4° de voorwaarden waaronder de niet-leden van de VZW voor nummeroverdraagbaarheid gebruik moeten maken van de databank zijn niet discriminerend ten aanzien van de voorwaarden waaronder de leden van de VZW voor nummeroverdraagbaarheid in België van de databank gebruik moeten maken;5° de VZW voor nummeroverdraagbaarheid in België brengt, volgens de nadere bepalingen vastgesteld door het Instituut, een aanbod op de markt voor partijen die enkel geïnteresseerd zijn in de routeringsinformatie die de databank bevat;6° de uitbating van de databank voor andere doeleinden dan de directe ondersteuning van nummeroverdraagbaarheid of het leveren van de dienst zoals bepaald in 5° is onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring van het Instituut.Het Instituut stelt voorwaarden vast en de tarieven die kunnen gevraagd worden voor de uitbating van de databank voor andere doeleinden; 7° de VZW voor nummeroverdraagbaarheid legt ten laatste op 15 oktober van elk kalenderjaar het geraamde gedetailleerde budget, met verdeling van de geraamde jaarlijkse kosten voor de gebruikers, voor ter goedkeuring aan het Instituut.Het Instituut gaat na in welke mate de verschillende uitgaven gerechtvaardigd zijn in het licht van de doelstellingen van de VZW. Indien wijzigingen optreden aan een goedgekeurd budget moet dit opnieuw worden voorgelegd aan het Instituut; het Instituut heeft 1 maand tijd om het budget goed te keuren; 8° het is niet toegelaten dat de VZW voor nummeroverdraagbaarheid andere kosten doorrekent dan deze voorzien in dit besluit.Eveneens moet de VZW voor nummeroverdraagbaarheid van elke uitgestuurde factuur een kopie aan het Instituut overzenden.

Indien de VZW voor nummeroverdraagbaarheid in gebreke blijft te voldoen aan één of meer van de in paragraaf 2 genoemde vereisten, kan het Instituut de nodige beheersmodaliteiten opleggen. § 3. Het gebruik van de centrale referentiedatabank is verplicht voor de operatoren. Afdeling 3. - Informatie over de nummeroverdraagbaarheid

Art. 7.De entiteit die de centrale referentiedatabank beheert stelt een dienst in werking, waar eenieder via het internet, naargelang het webadres dat hij invoert, minstens in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels kan vernemen tot welk netwerk een nummer behoort.

De dienst bedoeld in het eerste lid is bereikbaar via de volgende internetdomeinnamen : - 1299.be : voor de levering van de dienst in het Nederlands; - 1399.be : voor de levering van de dienst in het Frans; - 1499.be : voor de levering van de dienst in het Duits; - 1450.be : voor de levering van de dienst in het Engels. Afdeling 4 Toezicht op de invoering van de nummeroverdraagbaarheid

Art. 8.De VZW voor nummeroverdraagbaarheid in België bezorgt een statistiek aan het Instituut met een overzicht van het aantal overgedragen nummers, de vereiste tijd (zowel maximale als gemiddelde waarden) voor het uitvoeren van de verschillende deelprocessen om nummeroverdraagbaarheid te realiseren én dit per operator. Het Instituut stelt de nadere details en de periodiciteit van deze kennisgeving vast. Afdeling 5. - Algemene kwaliteitsvereisten verbonden aan de

nummeroverdraagbaarheidsfaciliteit

Art. 9.De dienstverlening van de operatoren ten aanzien van overgedragen nummers voldoet aan de volgende kwaliteitsvereisten : 1° de oproeper ondervindt niet meer dan een nauwelijks merkbaar verschil tussen oproepen naar een overgedragen nummer en oproepen naar een niet-overgedragen nummer;2° de oproeper wordt niet op de hoogte gebracht van het feit dat hij een overgedragen nummer oproept. Afdeling 6. - Procedures

Art. 10.§ 1. Voor het uitvoeren van een nummeroverdracht worden achtereenvolgens de volgende stappen doorlopen : - de aanvraag van de abonnee, - de aanvraag tot geldigverklaring door de recipiëntoperator, - de geldigverklaring van de aanvraag door de donoroperator, - het in dienst brengen van de aansluiting door de recipiëntoperator en het stellen van de nodige handelingen met het oog op de activering van de nummeroverdracht door de operatoren. § 2. De abonnee die zijn nummer wenst over te dragen, richt daartoe een aanvraag tot de recipiëntoperator. Bij ontvangst van de aanvraag legt de recipiëntoperator aan de abonnee een geschreven of elektronisch te valideren document ter ondertekening of validatie voor, waarin : 1° de abonnee zich ondubbelzinnig en behoorlijk identificeert;2° de abonnee erop gewezen wordt dat hij al zijn bestaande contractuele verplichtingen ten aanzien van de donoroperator dient te vervullen, op straffe van het betalen van een schadevergoeding aan de donoroperator;3° de abonnee aan de recipiëntoperator de volmacht geeft om alle nodige stappen te ondernemen om het nummer over te dragen, met inbegrip van de volmacht om, in voorkomend geval, het bestaande contract bij de donoroperator op te zeggen;4° de abonnee wordt geïnformeerd via de standaardformulering : « Volgens de wet mag het overdragen van het nummer maximum 1 werkdag duren.Soms moet u ook rekening houden met de bijkomende tijd nodig om uw vaste lijn of mobiele aansluiting in dienst te stellen. Spreek in dat geval een specifieke datum voor het overdragen van het nummer af met uw operator. Indien de overdracht langer duurt dan één werkdag of de afgesproken datum niet nageleefd werd, heeft u mogelijk recht op compensatie. Hiervoor moet u zich wenden tot uw nieuwe operator. Meer informatie over uw recht op compensatie bij vertraging in de nummeroverdracht vindt u op www.bipt.be/np »..

Het Instituut heeft het recht om het document, bedoeld in het eerste lid, bij iedere recipiëntoperator op te vragen en, indien nodig, te laten wijzigen met het oog op het verzekeren van de naleving van dit besluit. § 3. Na de ondertekening of validering van het document, bedoeld in paragraaf 2, richt de recipiëntoperator een aanvraag tot validering van de nummeroverdracht tot de donoroperator via de centrale referentiedatabank. § 4. De donoroperator beschikt over maximaal de volgende termijnen om de aanvraag tot nummeroverdracht van de recipiëntoperator geldig te verklaren : 1° voor een eenvoudige overdracht van een geografisch of niet-geografisch nummer met uitzondering van een mobiel nummer : 1 werkdag in 95% van de gevallen, maar nooit meer dan 2 werkdagen;2° voor een complexe overdracht van een geografisch of niet-geografisch nummer met uitzondering van een mobiel nummer : 2 werkdagen in 95% van de gevallen, maar nooit meer dan 3 werkdagen;3° voor een complexe overdracht van een mobiel nummer : maximaal 2 werkdagen in 100% van de gevallen. Voor een eenvoudige overdracht van een mobiel nummer is er geen afzonderlijke termijn om de aanvraag tot nummeroverdracht geldig te verklaren, maar geldt de termijn bepaald in paragraaf 7, vijfde lid. § 5. Een aanvraag tot nummeroverdracht kan enkel ongeldig verklaard worden in situaties waar fouten zouden optreden en klanten nadeel zouden ondervinden. Elke ongeldigverklaring wordt behoorlijk gemotiveerd.

In elk geval kan de donoroperator nooit de volgende redenen inroepen om een aanvraag tot nummeroverdracht ongeldig te verklaren : - contractuele verplichtingen; - het niet nakomen van betalingsverplichtingen van de abonnee; - het verkeerd aangeven van het type van portering wanneer alle verplichte gegevens aanwezig zijn voor het juiste type van portering; - het ontbreken of verkeerd aangeven van de naam van de abonnee; - het ontbreken of verkeerd aangeven van de naam van de geautoriseerde aanvrager; - het ontbreken of verkeerd aangeven van het btw nummer van de abonnee. § 6. De abonnee kan de datum waarop het nummer wordt overgedragen vrij kiezen, zonder dat dit noodzakelijk samenvalt met het einde van het bestaande contract met de donoroperator. § 7. Met activering van de nummeroverdracht in de zin van deze paragraaf wordt de toestand bedoeld waarbij het nummer dat het voorwerp is van de overdracht bereikbaar is vanuit alle netwerken, de oproep termineert op het recipiëntnetwerk en de abonnee oproepen kan maken aan de hand van dit nummer.

In geval van geografische of niet-geografische nummeroverdraagbaarheid, met uitzondering van de nummeroverdraagbaarheid van mobiele nummers wordt onmiddellijk na de installatie en de activering van de lijn gestart met de nodige handelingen om te komen tot de activering van de nummeroverdracht. De activering van de nummeroverdracht dient bereikt te worden binnen één werkdag.

In geval van de overdracht van een mobiel nummer wordt onmiddellijk na het ontvangen van de geldigverklaring gestart met nodige handelingen om te komen tot de activering van de nummeroverdracht.

In geval van een complexe overdracht van een mobiel nummer dient de activering van de nummeroverdracht bereikt te worden binnen één werkdag.

In geval van een eenvoudige overdracht van een mobiel nummer beschikken de betrokken operatoren over maximaal één werkdag in 100% van de gevallen om de aanvraag tot nummeroverdracht geldig te verklaren én de activering van de nummeroverdracht te bereiken. § 8. Iedere operator maakt de nummeroverdracht op uitdrukkelijk verzoek van de abonnee voor complexe overdrachten ook buiten de normale kantooruren mogelijk. Hiervoor sluiten de operatoren onderling overeenkomsten af.

Iedere operator maakt de nummeroverdracht voor eenvoudige overdrachten ook op zaterdag mogelijk. Afdeling 7. - Financiële aspecten

Art. 11.De donoroperator mag van een abonnee die zijn nummer overdraagt geen vergoeding voor de nummeroverdracht vragen. De recipiëntoperator is gerechtigd een vergoeding voor de nummeroverdracht te vragen, die echter niet meer mag bedragen dan 10 euro per nummer.

Art. 12.§ 1. Elke operator voert de nummeroverdraagbaarheid zo efficiënt mogelijk in.

De operator die van oordeel is dat een andere operator de nummeroverdraagbaarheid op een minder efficiënte wijze invoert en die van oordeel is dat deze wijze van invoeren voor hem aanzienlijke meerkosten veroorzaakt kan de tussenkomst van het Instituut vragen om de meest efficiënte wijze om de geografische of niet-geografische nummeroverdraagbaarheid in te voeren te bepalen. § 2. Elke operator draagt zelf de eigen systeemopzetkosten. § 3. De opzetkosten per lijn of per nummer zijn gebaseerd op de kosten van een efficiënt nummeroverdrachtsproces en mogen door de operator van het donornetwerk enkel worden doorberekend aan de operator van het recipiëntnetwerk na goedkeuring van het Instituut. § 4. De operatoren die nummeroverdraagbaarheid aanbieden, ongeacht of zij lid zijn van de VZW voor nummeroverdraagbaarheid in België of niet, staan gezamenlijk in voor alle jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank die openstaan na aftrek van : 1° de vergoedingen gekregen van de gebruikers van de grafische interface die minder dan 500 nummers overdragen per kalenderjaar;2° de vergoedingen gekregen voor de raadpleging van of de toegang tot de centrale referentiedatabank in het kader van de routeringsinformatiedienst, overeenkomstig het derde lid;3° de vergoedingen voor andere door het Instituut toegelaten diensten geleverd door de VZW. De gebruikers van de grafische interface van de centrale referentiedatabank die minder dan 500 nummers per kalenderjaar overdragen betalen een vergoeding die enkel bestaat uit éénmalige aansluitingskosten van 500 euro en 5 euro per overdracht van één nummer. Deze gebruikers betalen geen bijdrage tot de jaarlijkse kosten zoals bepaald in lid 4 en tot de kosten per portering zoals bepaald in lid 5 van deze paragraaf.

Aan iedere afnemer van de routeringsinformatiedienst wordt een maandelijkse vergoeding van 200 euro aangerekend. De éénmalige aansluitingskosten bedragen 10.000 euro.

Ter dekking van het resterend gedeelte van de jaarlijkse kosten worden per gebruiker én per aansluiting op de centrale referentiedatabank de volgende kosten aangerekend per maand : 1° 300 euro voor de grafische interface voor de gebruikers die 500 of meer nummers per jaar overdragen, 2° 400 euro voor de semiautomatische interface en, 3° 600 euro voor de volledig geautomatiseerde interface. De eenmalige aansluitingskosten of de kosten voor het overschakelen tussen de verschillende aansluitingstypes beschreven in 1°, 2° en 3° bedragen 500 euro.

De routeringsinformatiedienst is inbegrepen in de kosten aangerekend voor de gebruikers vermeld in het vierde lid.

Het deel van de jaarlijkse kosten dat overblijft na aftrek van de vergoedingen opgesomd in vorige leden wordt aan elke operator aangerekend evenredig met de som van het aantal nummers dat hij als donoroperator heeft overgedragen en van het aantal nummers naar hem overgedragen als recipiëntoperator over het afgelopen kalenderjaar. § 5. De operator van het netwerk van waaruit de oproep gebeurt, vergoedt de operator aan dewelke het Instituut het nummerblok heeft toegewezen waaruit het overdragen nummer komt, voor de relevante verkeersgerelateerde kosten.

Het netwerk van waaruit de oproep gebeurt is het toegangsnetwerk waarop de eindgebruiker aangesloten is die het overgedragen nummer vormt.

Wordt evenwel als het netwerk van waaruit de oproep gebeurt beschouwd : 1° in geval van operatorvoorkeuze : het geselecteerde netwerk;2° in geval van internationale oproepen : het netwerk dat de netwerkpoort (« gateway ») bevat verbonden met het internationale netwerk. § 6. De recipiëntoperator vergoedt de donoroperator voor de extra veroorzaakte kosten voor de nummeroverdrachten, bedoeld in artikel 10, § 8, eerste lid, in vergelijking met de nummeroverdracht tijdens de kantooruren op basis van de reële kostprijs van deze dienstverlening. Afdeling 8. - Compensatiemechanismen

Art. 13.§ 1. Abonnees hebben, op hun uitdrukkelijke vraag, recht op volgende vergoedingen in geval van vertraging bij de uitvoering van de nummeroverdracht : 1° voor eenvoudige overdrachten : 3 euro per dag vertraging per overgedragen nummer;2° voor complexe overdrachten : 5 euro per overgedragen nummer en per dag vertraging. Voor voorafbetaalde kaarten wordt toegestaan dat de compensatie wordt gegeven in de vorm van een bijkomend oproepkrediet overeenstemmend met het bedrag van de verschuldigde compensatie.

Aanvragen tot vergoedingen moeten steeds ingediend worden binnen een termijn van 6 maanden na de aanvraag om een nummer over te dragen.

De recipiëntoperator is administratief verantwoordelijk voor het afhandelen van vragen van de abonnees omtrent de compensatie en de uitbetaling van de compensatie aan zijn abonnees. § 2. Er is sprake van een vertraging bij de uitvoering van de nummeroverdracht indien een nummeroverdracht niet werd geactiveerd binnen 1 werkdag : - na de datum van installatie en activering van de lijn, in het geval van de overdracht van geografische of niet-geografische nummers, met uitzondering van mobiele nummers; - na de datum van het versturen van de aanvraag tot geldigverklaring van de nummeroverdracht indien de abonnee wenst dat zijn mobiel nummer onmiddellijk wordt overgedragen of na de datum voor de nummeroverdracht overeengekomen tussen de abonnee en de recipiëntoperator, beide in het geval van eenvoudige nummeroverdracht van een mobiel nummer; - na de datum van ontvangst van de geldigverklaring van de aanvraag tot nummeroverdracht, indien de abonnee wenst dat zijn mobiel nummer onmiddellijk wordt overgedragen of na de datum voor de nummeroverdracht overeengekomen tussen de abonnee en de recipiëntoperator, in het geval van een complexe nummeroverdracht. § 3. De partij die de oorzaak is van de vertraging vergoedt op verzoek van de recipiëntoperator deze laatste conform de in paragraaf 1 vermelde bedragen.

Iedere operator is verplicht om in te gaan op elk redelijk verzoek van een operator tot het sluiten van een akkoord omtrent de praktische nadere bepalingen om deze compensaties door te rekenen aan de partij of partijen die de oorzaak zijn van de vertraging. § 4. De totale compensatie voor de abonnee is gelijk aan het totaal aantal dagen tussen de datum bepaald in paragraaf 2 en de datum waarop de nummeroverdracht effectief werd uitgevoerd vermenigvuldigd met de bedragen waarin wordt voorzien in paragraaf 1. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 14.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 16 maart 2000 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 september 2002 en het koninklijk besluit van 27 april 2007;2° het koninklijk besluit van 23 september 2002 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 april 2007.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de derde maand na die waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 16.Onze minister bevoegd voor telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juli 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

^