gepubliceerd op 01 oktober 2002
Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten
23 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit beoogt uitvoering te geven aan artikel 105bis , elfde en twaalfde lid van de wet van 21 maart 1991 tot hervorming van sommige economische overheidsbedrijven door de basisregels voor de toepassing van de faciliteit nummeroverdraagbaarheid, de methodologie voor de vaststelling van de kosten en de verdeling van die kosten tussen de betrokken partijen te bepalen. Artikel 105bis , elfde lid verplicht de operatoren van aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten en de natuurlijke personen of rechtspersonen waaraan ze in voorkomend geval de commercialisering van hun diensten hebben toevertrouwd de faciliteit nummeroverdraagbaarheid ter beschikking stellen van de eindgebruikers. Overeenkomstig artikel 128bis van de wet van 21 maart 1991, treedt de verplichting tot aanbieding van de mobiele nummeroverdraagbaarheid in op de datum van de inwerkingtreding van onderhavig koninklijk besluit.
De onmogelijkheid om het bestaande mobiele nummer te behouden wanneer men van mobiele operator verandert is vandaag een grote belemmering voor de vrije keuze van de consument en voor de ontwikkeling van een daadwerkelijke mededinging in een vrijgemaakte mobiele telecommunicatiemarkt. De voordelen die een eindgebruiker kan halen uit het veranderen van mobiele operator wegen vandaag vaak niet op tegen de kosten die het veranderen van mobiel nummer met zich mee brengt.
De invoering van de mobiele nummeroverdraagbaarheid heeft tot doel deze barrières uit de weg te ruimen.
België is hiermee één van de eerste Lid Staten van de Europese Unie om artikel 30 van de richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (de zogenaamde Universeledienstrichtlijn) om te zetten.
De invoering van de mobiele nummeroverdraagbaarheid heeft het voorwerp uitgemaakt van uitgebreide besprekingen en consultaties met de betrokken operatoren. In onderhavig besluit wordt hiermee in grote mate rekening gehouden.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 bevat de definities die nodig zijn voor een goed begrip van dit besluit.
Doordat de definitie van mobiele operator verwijst naar artikel 89, § 1 van de Belgische telecommunicatiewet is de nummeroverdraagbaarheid in de zin van dit besluit impliciet doch zeker beperkt tot de mogelijkheid om een mobiel nummer te behouden wanneer men in België van mobiele operator of mobiele dienstenleverancier verandert.
Artikel 2 bepaalt dat de eindgebruiker die de overdracht van een mobiel nummer aanvraagt geen enkele garantie heeft dat de diensten die hij aangeboden kreeg bij de donoroperator in dezelfde mate beschikbaar zullen zijn bij de recipiëntoperator (zoals bijvoorbeeld dezelfde soort ondersteuning van multimediadiensten via GSM).
Anderzijds mag de recipiëntoperator, die zijn diensten aanbiedt zowel op basis van een abonnemenstsovereenkomst als op basis van een voorafbetaalde kaart, niet van de eindgebruiker eisen dat hij bij hem diensten afneemt onder dezelfde contractsformule die van toepassing was bij de donoroperator. Een overschakeling van een maandabonnement bij de donoroperator naar een voorafbetaalde kaart bij de recipiëntoperator, mét behoud van het mobiele nummer, moet m.a.w. mogelijk blijven, indien de recipiëntoperator beide contractformules aanbiedt.
Artikel 3, § 1, bepaalt de gevallen waarin de overdracht van een mobiel nummer niet aangevraagd kan worden. De in § 1 voorziene gevallen vertrekken allen vanuit de idee dat om technische en operationele redenen nummeroverdraagbaarheid niet mogelijk is ten aanzien van nummers die niet actief zijn. Volgens een door de sector aanvaarde definitie zijn alle mobiele nummers in een verouderingsperiode of in een blok van nog beschikbare mobiele nummers, gereserveerde nummers inbegrepen, niet actief.
De uitzondering van artikel 3, § 1, 1°, volgt uit een logische interpretatie van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nationale nummeringsplan : indien een blok van mobiele nummers nog niet door een mobiele operator werd gereserveerd of indien deze blok door het Instituut nog niet werd toegewezen, kan er nog geen sprake zijn van een (secundaire) toewijzing aan een eindgebruiker, zodat de nummeroverdraagbaarheid nog geen toepassing kan vinden.
De uitzonderingen van artikel 3, § 1, 2° en 3°, zijn verantwoord doordat deze (aan eindgebruikers toegewezen) mobiele nummers, bij gebreke aan een oproep of een getekend contract, nog niet gekend zijn in het netwerk van de mobiele operator. De redactie van § 1, 2° en 3°, impliceert dat het voor voorbehouden mobiele nummers volstaat om een oproep met het mobiele nummer te verrichten of, in voorkomend geval, het contract te tekenen, om het mobiele nummer te kunnen overdragen.
Dat mobiele nummers in een verouderingsperiode (die dus aan niemand meer toebehoren) niet overgedragen kunnen worden (artikel 3, § 1, 4°) is eveneens logisch : indien aan het contract met een mobiele operator of dienstenleverancier een einde is gekomen, hetzij door een opzeg, hetzij door een in het contract gedefinieerde periode waarin het nummer niet gebruikt werd, dan keert het nummer onmiddellijk terug naar de mobiele operator waaraan het nummer oorspronkelijk door het Instituut werd toegewezen en kan de eindgebruiker niet één week na het eind van het contract alsnog de overdracht van dat nummer vragen.
Enkel mobiele nummers, zoals gedefinieerd door artikel 10, § 3, 3°, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan, maken het voorwerp uit van nummeroverdraagbaarheid in de zin van dit besluit. Bijgevolg zijn viercijferige nummers, bedoeld in artikel 10, § 5, derde alinea, van voormeld koninklijk besluit niet overdraagbaar, evenals de zogenaamde routeringsnummers, d.w.z. de nummers op basis waarvan de oproep wordt afgewikkeld. Deze laatste nummers zijn niet zichtbaar voor de eindgebruikers, maar zijn voor de operator waaraan het nummer oorspronkelijk werd toegewezen onontbeerlijk om verkeer af te wikkelen. Om deze reden dienen de routeringsnummers in ieder geval bij de oorspronkelijke operator te blijven.
Hoofdstuk III is gewijd aan het geheel van regels en afspraken die de invoering van de mobiele nummeroverdraagbaarheid begeleiden.
In de eerste plaats moet nummeroverdraagbaarheid technisch mogelijk gemaakt worden door aanpassingen aan de netwerken van de operatoren.
Artikel 4 voorziet daarbij dat de operatoren, inclusief de operatoren van de vaste spraaktelefonie op wie de invoering van de overdraagbaarheid van mobiele nummers eveneens een impact heeft, vrij over hun eigen netwerkarchitectuur en netwerkfuncties beslissen, evenals over de andere specificaties dan de specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid, die overeenkomstig artikel 105bis , dertiende lid, van de wet van 21 maart 1991 door de Minister worden vastgelegd op advies van de mobiele operatoren en het Instituut. Deze gemeenschappelijke interfaces omvatten de noodzakelijke definities, de dienstenbeschrijving, de beschrijving van de netwerkarchitectuur, de signalering en de operationele aspecten, waaronder de dienstkwaliteitsparameters, die samengaan met het invoeren van de nummeroverdraagbaarheid.
Artikel 5 regelt het beheer en het gebruik van de centrale referentiedatabank voor nummeroverdraagbaarheid. Om het operationele proces verbonden aan de overdracht van een mobiel nummer zo vlot mogelijk af te handelen in het belang van zowel de operatoren als de eindgebruikers, is de regelgever van oordeel dat er dient gewerkt te worden met een centraal systeem, dat alle operatoren die de verplichting hebben nummeroverdraagbaarheid aan te bieden verplicht moeten gebruiken. Dit systeem bevat alle toegewezen geografische en niet-geografische (waaronder mobiele) telefoonnummers van het Belgische nummeringsplan die worden of werden overgedragen tussen entiteiten die de verplichting hebben om nummeroverdraagbaarheid aan te bieden en alle telefoonnummers waarvan de veranderde routeringsinformatie relevant is voor de routering van een oproep.
Het systeem zal worden beheerd door de Vereniging Zonder Winstoogmerk voor Nummeroverdraagbaarheid in België (hierna : « de V.Z.W. Nummeroverdraagbaarheid » genoemd of kortweg : « de V.Z.W. »), die werd opgericht op 29 januari 2002. De stichtende leden van de V.Z.W. zijn enerzijds de drie houders van een GSM- en UMTS-vergunning in België en anderzijds negen vaste operatoren. Deze V.Z.W. zal instaan voor het beheer en de ondersteuning van de overdraagbaarheid van zowel geografische als niet-geografische nummers, waaronder de mobiele nummers. Voor wat betreft de geografische nummers en de niet-geografische nummers, die niet behoren tot de reeks van de mobiele nummers, zal de V.Z.W. volgens de door haar te bepalen modaliteiten de activiteiten van de Tijdelijke Vereniging voor Nummeroverdraagbaarheid, werkzaam op basis van artikel 11 van het koninklijk besluit van 16 maart 2000, overnemen.
De centrale referentiedatabank, die onder het beheer staat van de V.Z.W., kan niet alleen gebruikt worden door de leden van de V.Z.W., maar moet ook ter beschikking gesteld worden van de zogenaamde verplichte gebruikers, gedefinieerd in artikel 1, 8°, van dit besluit.
Daarnaast kan de database eveneens gebruikt worden door andere entiteiten, onder meer om hun routering te optimaliseren of nog om informatie te bekomen over de (netwerk)locatie van een specifiek mobiel nummer.
Dit besluit zet de basisprincipes uiteen die de V.Z.W. in acht moet nemen, met het oog op het algemeen belang en de vlotte en evenwichtige invoering van de nummeroverdraagbaarheid.
Eén van de basisprincipes is dat iedere operator aan wie geografische of niet-geografische nummers werden toegewezen in principe toegang moet krijgen tot de databank. Dit recht om toegang te krijgen is een logisch gevolg van de verplichting om van het systeem gebruik te maken wanneer een aanvraag tot nummeroverdraagbaarheid geformuleerd wordt.
De verplichting tot het gebruik van de centrale referentiedatabank impliceert niet noodzakelijk dat elke verplichte gebruiker over een rechtstreekse toegang tot de database moet beschikken. Indien dit niet het geval is of indien dit door de betrokkene niet gewenst wordt, moet men beroep doen op een derde partij die direct verbonden is met de database (de zogenaamde indirecte toegang of « hosting »; zie eveneens hieronder).
Het derde basisprincipe verplicht de uitbater van de databank om onder redelijke (financiële en operationele) voorwaarden toegang tot de databank te verlenen aan de nooddiensten, bedoeld in artikel 68, 42°, van de wet van 21 maart 1991, en de diensten of instanties belast met het vervolgen van misdrijven, indien deze in het kader van hun opdrachten zulke toegang vragen. De financiële voorwaarden voor de toegang tot de centrale referentiedatabank moeten op de kosten gebaseerd zijn. De verplichting tot kostenbasering van de aan de leden van de V.Z.W. en de aan de verplichte gebruikers gevraagde bijdrage in de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank volgt uit de artikelen 18 en 21 van dit besluit.
Het vierde basisprincipe stelt dat de voorwaarden waaronder verplichte gebruikers gebruik moeten maken van de databank niet discriminerend mogen zijn ten aanzien van de voorwaarden waaronder de leden van de entiteit die de centrale referentiedatabank beheert van de databank gebruik kunnen maken. Dit betekent echter niet dat er geen stimulans kan gecreëerd worden om lid te worden van de entiteit die de databank beheert, omdat deze leden (via het samenbrengen van of de deelname in het beginkapitaal) ook de risico's dragen verbonden aan de uitbating van de databank.
Het vijfde basisprincipe stelt dat de uitbating van de databank voor andere doeleinden dan de ondersteuning van nummeroverdraagbaarheid onderworpen is aan een voorafgaande goedkeuring van het Instituut.
Deze bepaling heeft tot doel te vermijden dat de centrale referentiedatabank zou worden misbruikt voor bijvoorbeeld marketingacties. Een toegelaten gebruik van de centrale referentiedatabank zou bijvoorbeeld kunnen bestaan in het gebruik van de databank voor de optimalisering van de afwikkeling van het verkeer (voornamelijk het goedkoper afwikkelen van telefoonverkeer). Wanneer het Instituut toelating geeft voor de uitbating van de databank voor andere doeleinden dan het ondersteunen van de nummeroverdraagbaarheid, stelt het ook de tarieven vast die voor deze uitbating kunnen gevraagd worden.
Het laatste basisprincipe heeft betrekking op de indirecte toegang.
Bij indirecte toegang sluiten operatoren zich aan op de databank via een derde partij. Dit wordt ook « hosting » genoemd. Indirecte toegang kan door de V.Z.W. worden toegestaan na voorafgaandelijke goedkeuring van de toegangsvoorwaarden door het Instituut. De tussenkomst van het Instituut heeft tot doel te voorkomen dat de concurrentievoorwaarden via de indirecte toegang worden vervalst.
De databank wordt uitgebaat onder de verantwoordelijkheid van de operatoren die lid zijn van de beheersinstantie van de databank. Het Instituut houdt evenwel toezicht om op evenwichtige manier de belangen van alle operatoren en de eindgebruikers te vrijwaren. Om deze taak te vervullen kan het Instituut alle relevante informatie opvragen, op eerste verzoek beraadslagingen bijwonen en in gerechtvaardigde gevallen de maatregelen opleggen die noodzakelijk zijn om aan het gestelde probleem tegemoet te komen. Dit toezicht moet gezien worden in het licht van de algemene bevoegdheid van het Instituut om het nummeringsplan te beheren.
De mobiele operatoren zijn overeengekomen onderling overeenkomsten af te sluiten over verschillende aspecten van de nummeroverdraagbaarheidsverplichting, die niet reeds vastgelegd zijn door het regelgevend kader. De noodzakelijke reglementaire omkadering van deze overeenkomsten wordt vastgelegd in de artikelen 6 en 7 van dit besluit. Eén van de voorziene bepalingen stelt dat, als de mobiele operatoren niet in staat zijn om een onderlinge overeenkomst af te sluiten, de Minister bindende regels kan opleggen voor de nummeroverdraagbaarheidsoperatie (artikel 7, lid 2). In hun overeenkomsten zullen de mobiele operatoren en dienstenleveranciers onder andere overeenkomen dat mogelijke geschillen over de interpretatie en de uitvoering van deze overeenkomsten zullen voorgelegd worden aan een onafhankelijke instantie (artikel 6, lid 2, 6°). Tevens zijn de partijen verplicht om onderling afspraken te maken over de concrete invulling van de in artikel 12, § 5, en 13 vermelde maximale periodes (artikel 6, lid 2, 7°) en dienen (onder meer) deze afspraken, in het belang van de eindgebruikers, via financiële sancties afdwingbaar gemaakt te worden (artikel 6, lid 2, 8°).
Artikel 8 verplicht de mobiele operatoren en dienstenleveranciers de faciliteit nummeroverdraagbaarheid gekend te maken bij hun eindgebruikers. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het beschikbaar stellen van een brochure over nummeroverdraagbaarheid of van on-line informatie over de stappen te ondernemen door een eindgebruiker wanneer deze de overdracht van een mobiel nummer wil aanvragen.
De bepalingen van artikel 9 moeten gezien worden in het licht van de transparantie die door de Europese overheden gewenst wordt als onderdeel van de uitvoering van de nummerportabiliteit (overweging 41 van de Universeledienstrichtlijn). Na de invoering van de nummeroverdraagbaarheid zal de prefix van een mobiel nummer de oproeper immers geen eenduidige informatie meer verschaffen over het netwerk waartoe de opgeroepene behoort en derhalve het tarief dat van toepassing zal zijn op de oproep die hij wenst te maken. Aan dit probleem wordt tegemoet gekomen op verschilende manieren, zoals de verplichting voor elke in België gevestigde operator, die rechtstreeks diensten aanbiedt aan de eindgebruikers (hetgeen dus transitoperatoren van deze verplichting uitsluit), onder de korte nummers 1299, 1399, 1499 en 1450 een dienst in werking te stellen, die specifiek tot doel heeft om aan de oproeper te laten weten tot welk netwerk het opgegeven mobiele nummer behoort.
De hierboven bedoelde dienst dient, minstens in elke officiële landstaal en in het Engels, aangeboden te worden via een per taal uniek geharmoniseerd nummer, d.i. één enkel nummer, dat vanaf elk (mobiel of vast) netwerk rechtstreeks (zonder doorschakeling of verwijzing) toegang biedt tot een dienst die inhoudelijk hetzelfde is.
De unieke geharmoniseerde nummers die in dit besluit worden ingevoerd zijn vier korte viercijferige nummers, waarvan de routering wordt bepaald door de operator die de klant aansluit van wie de oproep oorspronkelijk vertrekt. Deze nummers werden gekozen omdat zij voor de consument gemakkelijk te onthouden zijn.
De wijze waarop de dienst, bedoeld in artikel 9, § 1, wordt aangeboden wordt overgelaten aan de vrijheid van iedere operator of dienstenleverancier. De dienst kan aangeboden worden via een spraaktelefonietoepassing, maar ook bijvoorbeeld via SMS. De operatoren en dienstenleveranciers hebben bovendien de keuze om de dienst in eigen beheer uit te voeren of een contract af te sluiten met een andere operator of dienstenleverancier. Ook de V.Z.W. voor nummeroverdraagbaarheid zelf kan eventueel beslissen om de dienst, bedoeld in artikel 9, § 1, aan te bieden. Aangezien de nummers 1299, 1399, 1499 en 1450 rechtstreeks via dit besluit worden toegewezen dienen er uitzonderlijk geen dossierkosten voor de reservering van deze nummers betaald te worden. Omdat de nummers bovendien geharmoniseerd zijn voor alle operatoren en er zodoende een garantie bestaat dat de nationale nummeringsruimte in de toekomst niet meer belast wordt dan nodig, wordt het gebruik van de nummers 1299, 1399, 1499 en 1450 tevens vrijgesteld van het betalen van het jaarlijks verschuldigd toewijzingsrecht.
Naast de dienst via de nummers 1299, 1399, 1499 en 1450, zal er tevens een website opgezet worden waar eenieder online een dienst kan raadplegen die qua inhoud dezelfde kenmerken vertoont als de dienst, bedoeld in artikel 9, § 1. De V.Z.W. voor nummeroverdraagbaarheid zal instaan voor het concipiëren en het beheren van deze website. Voor deze dienst kent het Instituut de internet domeinnamen 1299.be, 1399.be, 1499.be en 1450.be toe. De bevoegdheid van het Instituut om deze domeinnamen toe te kennen vloeit voort uit artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 (bevoegdheid van het Instituut om de nationale nummeringsruimte te beheren), gelezen in samenhang met artikel 68, 18° (definitie van de nummeringsruimte).
Paragraaf 3 van artikel 9 tenslotte voert de verplichting voor elke mobiele operator in om via een specifieke tonaliteit (die dus verschillend is van de bestaande tonaliteiten om aan te geven dat de opgeroepene een oproep, SMS of een andere vorm van communicatie ontvangt) vóór het totstandkomen van de verbinding aan te geven dat de oproeper een oproep verricht die beëindigd zal worden op een andere netwerk dan het netwerk waarop de oproeper aangesloten is.
De technische uitvoeringsmodaliteiten die het Instituut vastlegt betreffen onder meer de technische definitie van de tonaliteiten en het bepalen van de periode binnen het totstandbrengen van een oproep waarbinnen de tonaliteit moet aangeboden worden.
Dat de verplichting tot het aanbieden van het systeem van de tonaliteit wegvalt wanneer de eingebruikerstarieven voor een oproep naar een andere mobiel netwerk gelijk zijn aan of lager zijn dan de oproepen naar het eigen mobiele netwerk is logisch, omdat de verplichting enkel de bedoeling heeft eindgebruikers te waarschuwen dat er een risico bestaat dat zij een hogere prijs moeten betalen dan de prijs die zij verwachten te betalen afgaande op de prefix.
Artikel 10 is een bepaling die het Instituut toestaat om de nodige informatie in verband met de nummeroverdraagbaarheid te verkrijgen.
Hoofdstuk IV zet een aantal dwingende principes uiteen, die de betrokken operatoren of dienstenleveranciers in acht moeten nemen, wanneer zij een aanvraag tot overdracht van een mobiel nummer krijgen.
Artikel 11, § 1, voert het zogenaamde principe van « one stop shopping » in. Het systeem van « one stop shopping » houdt in dat de eindgebruiker die de overdracht van een mobiel nummer vraagt zich enkel dient te richten tot de recipiëntoperator. Uit internationale studies blijkt dat een dergelijk systeem over het algemeen door de eindgebruikers wordt verkozen. Diezelfde studies wijzen uit dat het voorhanden zijn van een systeem van one stop shopping een belangrijk element is in het succes van nummeroverdraagbaarheid. Tenslotte belet dit systeem dat de donoroperator extra voorwaarden of belemmeringen kan opleggen aan de eindgebruiker die om nummeroverdraagbaarheid vraagt.
Paragraaf 2 legt de inhoud vast van het document of de documenten die de recipiëntoperator moet aanbieden aan de eindgebruiker die de nummeroverdraagbaarheid aanvraagt.
De bedoelde documenten dienen de eindgebruiker er onder meer op te wijzen dat hij zijn bestaande contractuele verplichtingen bij de donoroperator dient na te leven, zoals onder meer de duurtijd van het lopende contract of de betaling van nog openstaande facturen. Deze maatregel maakt deel uit van een ruimere set van maatregelen (waaronder mogelijke maatregelen op het niveau van de V.Z.W. Preventel, de vereniging die wanbetalers in de telecommunicatiesector registreert, en het uitvaardigen van een koninklijk besluit op basis van artikel 34 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument tot regeling van de contracten van bepaalde duur in de sector van de mobiele telefonie) om malafide praktijken, zoals de situatie waarin een eindgebruiker telkens van operator verandert zonder zijn factuur te betalen, te vermijden. Tevens dient de eindgebruiker een zogenaamde « letter of authorisation » te ondertekenen, waarin de recipiëntoperator gemachtigd wordt om alle nodige stappen te ondernemen om het mobiele nummer over te dragen.
Deze verplichting is een logisch uitvloeisel van de keuze voor een « one stop shopping »-systeem.
Paragraaf 4 voorziet één (qua tijd en inhoud) beperkte uitzondering op het systeem van « one stop shopping ». Deze paragraaf bepaalt immers dat de donoroperator binnen het uur na de ontvangst van de aanvraag tot validering van de nummeroverdracht een welomschreven gestandaardiseerde SMS tot de eindgebruiker mag richten, die bedoeld is om te voorkomen dat een mobiel nummer ongewenst op vraag van een niet bevoegde persoon wordt overgedragen (het zogenaamde « slamming »).
Paragraaf 5 voorziet de maximale termijnen waarover de donoroperator beschikt om een aanvraag tot nummeroverdracht van een recipiëntoperator geldig te verklaren. De bedoeling is echter dat de mobiele operatoren en dienstenleveranciers in hun eigen belang (opvoeren van de kwaliteit van de dienstverlening) en in het belang van de eindgebruikers via bilaterale overeenkomsten de timers, gedefinieerd in dit besluit, verkleinen of via financiële stimuli of sancties een vermindering van de periode tussen de aanvraag en de validering van de nummeroverdracht aanmoedigen. Deze laatste mogelijkheid kan eventueel ook door de Minister in toepassing van artikel 105bis , dertiende lid, worden opgelegd. Hetzelfde commentaar geldt mutatis mutandis voor de timers, bepaald in artikel 12.
Paragraaf 8 voorziet de maximumvergoeding die de recipiëntoperator van de eindgebruiker mag vragen voor het uitvoeren van de nummeroverdracht.
Ten aanzien van bepaalde mobiele nummers kan het zich echter voordoen dat de nummeroverdracht onevenredig hoge kosten veroorzaakt. Indien de donoroperator in een dergelijk geval de kosten bewijst en het buitensporig karakter van deze kosten aantoont, kan het Instituut hem ten uitzonderlijken titel op basis van artikel 22 toestaan om deze kosten te verhalen op de recipiëntoperator. Aan de recipiëntoperator moet vervolgens de mogelijkheid gegeven worden om de meerkosten van de overdracht te verhalen op de eindgebruiker die de overdracht aangevraagd heeft. Daarom voorziet paragraaf 9 in de mogelijkheid voor de recipiëntoperator om het bedrag van de maximumvergoeding te overschrijden, mits voorafgaandelijke toestemming van het Instituut aangaande het principe van de overschrijding en het bedrag van de overschrijding.
Artikel 13 schrijft voor dat de nieuwe routeringsinformatie die volgt uit de overdracht van een mobiel nummer ter beschikking gesteld moet worden van alle andere operatoren. Deze ultieme stap in het proces van de implementering van een overgedragen nummer zal uitgevoerd worden via de centrale referentiedatabank.
De hoofdstukken V en VI beschrijven de situatie van de betrokken operatoren na de overdracht van het nummer, enerzijds ten aanzien van de eindgebruiker (Hoofdstuk V), anderzijds ten aanzien van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan (Hoofdstuk VI).
Artikel 14 legt de minimale kwaliteitsvereisten vast die de recipiëntoperator na de implementatie van de nummeroverdracht aan zijn nieuwe klant moet aanbieden.
Artikel 15 geeft aan dat bij het overdragen van een nummer het dienstendomein moet gerespecteerd worden. Dit betekent niet dat exact dezelfde dienst als deze van het donornetwerk moet aangeboden worden, maar wel dat het bijvoorbeeld onmogelijk is om een mobiel nummer over te dragen naar een operator die het nummer zou gebruiken aan een tarief dat overeenkomt met het tarief van het dienstendomein van een 0903-nummer.
De artikelen 16 en 17 volgen uit een logische interpretatie van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan : operatoren krijgen nummeringscapaciteit toegewezen van het Instituut. Op hun beurt wijzen de operatoren nummers toe aan hun eindgebruikers. In het laatste geval spreekt men van secundaire toewijzing. De toewijzing bedoeld in artikel 18, § 1, refereert naar een dergelijke secundaire toewijzing.
In tegenstelling tot hetgeen het geval is bij de overdracht van geografische en niet-geografische nummers, geregeld in het koninklijk besluit van 16 maart 2000, worden er door de recipiëntoperator geen compensaties gegeven aan de operator waaraan het betreffende nummerblok oorspronkelijk was toegewezen voor de betaling door deze laatste van de rechten voor de nummers die werden overgedragen. Dit systeem verlicht in aanzienlijke mate de administratieve processen van alle bij de mobiele nummeroverdraagbaarheid betrokken actoren en draagt de uitdrukkelijke goedkeuring weg van de mobiele operatoren.
Artikel 17 regelt de terugkeer van overgedragen mobiele nummers in geval van beëindiging van de dienst met de eindgebruiker. Daar waar de beëindiging van de dienst met de eindgebruiker plaatsvindt op een welomschreven ogenblik ingeval van een mobiele telecommunicatiedienst geleverd op basis van een abonnementsovereenkomst, is zulks niet het geval wanneer de mobiele telecommunicatiedienst wordt aangeboden op basis van een voorafbetaalde kaart. Daarom stelt paragraaf 1 een vermoeden van beëindiging van de mobiele telecommunicatiedienst in op het ogenblik waarop het overgedragen mobiele nummer gedurende een door het contract gedefinieerde periode, die echter niet meer mag bedragen dan één jaar, niet meer gebruikt wordt. Voor de toepassing van dit artikel wordt een mobiel nummer geacht niet meer gebruikt te zijn, wanneer er op het desbetreffende nummer gedurende één jaar of de kortere periode gedefinieerd in het contract geen inkomende of uitgaande oproepen of SMS'en geregistreerd werden.
Na desactivatie van het mobiele nummer keert dit nummer terug naar de operator waaraan het betrokken nummer oorspronkelijk door het Instituut was toegewezen. Deze operator is dus niet noodzakelijk de donoroperator in de zin van dit besluit, omdat een nummer in de loop van een bepaalde periode meerdere malen kan overgedragen worden van en naar meer dan twee mobiele operatoren of dienstenleveranciers.
In de periode tussen de desactivatie en de teruggave van het mobiele nummer moet de recipiëntoperator de boodschap voor niet toegewezen nummers instellen en er zorg voor dragen dat alle oproepen naar het betrokken nummer gedurende de activatie van de informatieboodschap gratis zijn.
Wanneer het nummer is teruggekeerd naar de oorspronkelijke operator, bepaalt deze laatste in principe vrij de periode gedurende dewelke hij het betrokken nummer zal uitsluiten van commercieel gebruik (dit is de zogenaamde « ageing period » of verouderingsperiode).
Ingeval van nummerschaarste kan het Instituut, omwille van het algemeen belang, een maximum verouderingsperiode vaststellen.
Hoofdstuk VII regelt de financiële betrekkingen tussen de operatoren (inclusief de operatoren van vaste spraaktelefonie) met betrekking tot de nummeroverdraagbaarheid.
Artikel 18 onderscheidt verschillende kostensoorten, terwijl artikel 21 de verdeling ervan regelt.
De eerste kostensoort, de eigen systeemopzetkosten, zijn de kosten die gerelateerd zijn aan alle noodzakelijke activiteiten op operationeel (aanpassingen in de ondersteunende systemen, procedures,...) en administratief vlak (ontwikkeling, implementatie, projectbeheer en testen). Zij moeten worden gedragen door elke individuele operator of mobiele dienstenleverancier. Deze kosten zijn het gevolg van de wettelijke verplichting om de nummeroverdraagbaarheid aan te bieden of te ondersteunen. Ze worden opgelopen vooraleer een mobiel nummer wordt overgedragen. Het is dus een voorwaarde om actief te worden of te blijven op de telecommunicatiemarkt.
De tweede kostensoort, met name de opzetkosten per lijn of per nummer, zijn kosten die specifiek worden veroorzaakt bij het overdragen van één of meerdere mobiele nummers. Het is daarom verantwoord dat ze worden gedragen door de recipiëntoperator. Onder de opzetkosten per lijn of per nummer vallen echter enkel de bijkomende kosten die bij nummeroverdracht aangerekend worden bovenop de normale kosten om klanten te transfereren naar een andere operator of dienstenleverancier of om de dienstverlening stop te zetten.
Een derde kostensoort zijn de jaarlijks aan de V.Z.W. voor nummeroverdraagbaarheid te betalen kosten van de centrale referentiedatabank.
Deze jaarlijkse kosten omvatten enerzijds de werkingskosten van de V.Z.W. en anderzijds de investeringskosten en exploitatiekosten van de centrale referentiedatabank.
De werkingskosten van de V.Z.W. omvatten de dagdagelijkse uitgaven van de V.Z.W., zoals de huur die de V.Z.W. dient te betalen voor haar behuizing, personeelskosten, enz...
De investeringskosten betreffen de kosten of de afschrijving van kosten die nodig zijn om de centrale referentiedatabank op te bouwen of uit te breiden.
De exploitatiekosten zijn de vergoedingen die betaald moeten worden voor het operationele beheer van de centrale referentiedatabank.
Aangezien de databank niet alleen gebruikt kan worden door de leden van de V.Z.W. maar ook moet opengesteld worden voor de verplichte gebruikers en tevens geraadpleegd kan worden door andere geïnteresseerden is het logisch dat de kosten van de databank naar evenredigheid worden gedragen door alle gebruikers ervan.
De verdeelsleutel, gedefinieerd in artikel 21, § 3, heeft de bedoeling de evenredige verdeling van de kosten te garanderen.
De gehanteerde sleutel brengt eerst de bijdragen van de andere dan verplichte gebruikers, berekend overeenkomstig de artikelen 5, § 2, 3°, 5° en 6°, in rekening.
Overeenkomstig een akkoord dat bereikt werd tijdens de besprekingen voorafgaand aan het uitvaardigen van onderhavig besluit, worden de kosten die overblijven vervolgens voor 75 % gedragen door de groep van mobiele operatoren en voor 25 % door de groep van vaste operatoren.
Nog steeds volgens een akkoord binnen de groep van de mobiele operatoren, draagt elke mobiele operator binnen de 75 % van de mobiele operatoren een gelijk deel.
De verdeelsleutel van de 25 % van de groep van vaste operatoren wordt bepaald in het koninklijk besluit van 16 maart 2000 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van telecommunicatiediensten, dat naar aanleiding van de invoering van de (mobiele) nummeroverdraagbaarheid eveneens zal aangepast worden.
Artikel 21, § 3, regelt verder in detail hoe het ingezet kapitaal in de V.Z.W. wordt vergoed.
Onder de bepaling van artikel 21, § 3, valt zowel de vergoeding van het ingezet kapitaal, eens de V.Z.W. volledig operationeel is als de vergoeding van het ingezet kapitaal bij wijze van voorfinanciering.
Een dergelijke voorfinanciering was nodig, omdat de V.Z.W. voor nummeroverdraagbaarheid naast werkingkosten tevens belangrijke investeringskosten en in zekere mate ook exploitatiekosten heeft moeten dragen gedurende de eerste maanden na haar oprichting op 29 januari 2002, terwijl het regelgevend kader dat de wijze van verdeling van die kosten tussen de leden, de verplichte gebruikers en de andere gebruikers regelt, nog ontbrak.
De initiële kosten van de centrale referentiedatabank werden dan ook voorgefinancierd door de oprichtende leden van de V.Z.W., in eerste instantie de drie mobiele operatoren.
De wijze waarop de voorfinanciering en de financiering van het ingezet kapitaal wordt verhaald op de leden van de V.Z.W. en de andere - al dan niet verplichte - gebruikers wordt overgelaten aan de V.Z.W. Dit besluit beperkt zich ertoe om de vergoeding van ingezet kapitaal te bepalen en de afschrijvingstermijn.
De vergoeding van ingezet kapitaal van 12 % is te verantwoorden gezien de risico's die de verstrekkers van de bedoelde sommen oplopen, terwijl de afschrijvingstermijn van 3 jaar beantwoordt aan de gangbare afschrijvingstermijn.
De vierde kostensoort, de verkeerskosten gerelateerd aan de nummeroverdracht, zijn kosten die worden veroorzaakt door oproepen naar overgedragen mobiele nummers.
Deze kosten omvatten : - de additionele transportkosten, d.w.z. de kosten die de donoroperator oploopt bij elke oproep naar een overgedragen mobiel nummer waarvoor de functie van additioneel transport in werking wordt gezet; - de transitkosten verbonden aan de nummeroverdracht, die de kosten omvatten die een dienstenverstrekker oploopt bij elke oproep naar een overgedragen mobiel nummer waarvoor de functie van transit gelinkt aan de nummeroverdraagbaarheid in werking wordt gezet; - de kosten van opzoekingen van de gegevensbank oftewel de kosten die een dienstenverstrekker oploopt bij elke oproep naar een overgedragen mobiel nummer waarvoor de functie van de opzoekingen van de databank in werking wordt gezet, in de mate waarin een intelligente technologie gebruikt wordt.
Afhankelijk van de gekozen technische oplossing (bv. All Call Query, query on release, onward routing) zullen één of meer van deze kosten voorkomen en vergoed moeten worden door de operator van het netwerk van waaruit de oproep werd verricht.
De verdeling van deze kosten zal het voorwerp uitmaken van de onderhandelingen om een nummeroverdraagbaarheidsakkoord af te sluiten.
Het niveau van de relevante kosten die het voorwerp uitmaken van een afrekening tussen operatoren zal worden bepaald door het Instituut op basis van een theoretisch model van een efficiënte operator op de Belgische markt, met de huidige marktprijzen voor de aankoop (investeringen) en de exploitatie van de verschillende netwerkcomponenten.
De rol van de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt bestaat erin voor zijn abonnee de oproep af te wikkelen naar het betrokken nummer, dit tegen een bepaalde gesprekskost. Deze operator zal proberen om alle oproepen via interconnectieovereenkomsten met andere operatoren die tussenkomen om de opgeroepene te bereiken, zo efficiënt mogelijk af te handelen. Dit beeld wijzigt niet bij oproepen naar een overgedragen nummer. Daarom is het gerechtvaardigd dat de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt en die de factuur stuurt naar de abonnee, de donoroperator zal vergoeden indien deze laatste extra kosten oploopt voor oproepen naar overgedragen nummers. Dit belet niet dat de partij, die door de specifieke technische keuze van de operator waartoe het overgedragen nummer oorspronkelijk toebehoorde, een meerkost oploopt ten opzichte van de kostprijs op basis van het theoretisch model van een efficiënte operator, voor deze meerkost moet worden vergoed.
Eventueel kunnen bepaalde functies per oproep (zoals databankopvraging) uitgevoerd worden door andere operatoren, zoals transitoperatoren, met als gevolg dat deze in eerste instantie de relevante kosten moeten dragen. De transitoperatoren kunnen vervolgens een vergoeding voor deze kosten aanrekenen aan de operator vanwaar de oproep wordt gemaakt.
Artikel 19 houdt verband met de wijze waarop het Instituut de kosten verbonden aan de nummeroverdraagbaarheid berekent (cfr. artikel 105bis , dertiende alinea, laatste zin). Daar waar het artikel spreekt over de verkeerskosten gerelateerd aan de nummeroverdracht, is het artikel een omzetting van artikel 30, lid 2, van de Universeledienstrichtlijn, dat bepaalt dat de tarieven voor interconnectie in verband met de nummerportabiliteit kostengeoriënteerd moeten zijn. De oriëntering van de interconnectietarieven in verband met de nummerportabiliteit op de kosten wordt inderdaad gerealiseerd door de bevoegdheid van het Instituut tot het vaststellen van de verkeerskosten gerelateerd aan de nummeroverdracht, die ingevolge artikel 21, § 4, door de operator van waaruit de oproep wordt verricht aan de donoroperator moeten worden vergoed. Het Instituut zal immers werken op basis van een model van de theoretische kosten van een efficiënte mobiele operator, die kostengeoriënteerd werkt, hetgeen inhoudt dat de prijzen voor interconnectie in verband met de nummeroverdraagbaarheid van deze mobiele operator afgeleid zijn van de reële kosten.
Artikel 20 bevestigt op meer algemene wijze dat alle operatoren de verplichting hebben om de nummeroverdraagbaarheid zo efficiënt mogelijk in te voeren. Hiermee wordt bedoeld dat de betrokken operatoren voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid een technische oplossing moeten gebruiken waarvan de kostprijs voor alle operatoren zo klein mogelijk is.
In geval van betwisting tussen operatoren over de meest efficiënte wijze om nummeroverdraagbaarheid in te voeren, kan één van de betrokken operatoren of beide operatoren gezamenlijk het Instituut vragen om in hun specifiek geval de meest efficiënte wijze om nummeroverdraagbaarheid in te voeren te bepalen.
Artikel 22 tenslotte staat de donoroperator toe om, naargelang het geval, ten uitzonderlijken titel af te wijken van de principes van artikel 21, § 1 (de systeemopzetkosten worden door iedere operator voor wat hem betreft gedragen) en § 3 (gelijke bijdrage in de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank), wanneer hij bewijst dat de overdracht van één mobiel nummer of een groep van mobiele nummers manifest buitensporige kosten veroorzaakt in vergelijking met de gemiddelde kosten van de overdracht van een nummer. Een dergelijke afwijking is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van het principe van de afwijking en het bedrag ervan door het Instituut. De recipiëntoperator die geconfronteerd wordt met een door het Instituut goedgekeurd verzoek om buitensporige kosten door te rekenen, kan deze kosten via het mechanisme en onder de voorwaarden voorzien in artikel 11, § 9, doorrekenen aan de eindgebruiker die de nummeroverdracht heeft aangevraagd. "Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State, behalve betreffende de volgende punten : - de definities van geografische en niet-geografische nummers in artikel 1 werden behouden, omdat deze termen thans ook gebruikt worden in artikel 9; - de bepaling die de dienst die via het internet informatie verschaft over het netwerk waartoe een bepaald geografisch of niet geografisch nummer behoort onder de internet domeinnamen 1299.be, 1399.be, 1499.be en 1450.be brengt bleef behouden, om verschillende redenen : 1° in tegenstelling tot hetgeen het advies van de Raad van State stelt, laten enkel de domeinnamen (geviseerd in artikel 68, 18° van de wet van 21 maart 1991 en dus deeluitmakend van de nationale nummeringsruimte beheerd door het BIPT) toe om de (eind)gebruikers van internetdiensten te identificeren; IP-adressen daarentegen worden enkel gebruikt om oproepen naar een correcte bestemming te routeren; 2° eveneens in tegenstelling tot hetgeen het advies laat uitschijnen, werd het recht van DNS-België om internet domeinnamen onder de landcodetopniveaudomeinnaam.be toe te wijzen pas toegekend door IANA (Internet Assigned Numbers Authority), dat een onderdeel uitmaakt van ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers), nadat, overeenkomstig de principes voor delegatie en administratie van landcodetopniveaudomeinnamen aangenomen door het Gouvernemental Advisory Committee ingesteld bij en erkend door ICANN, het BIPT de herdelegatie van het vroegere register de Katholieke Universiteit Leuven naar de V.Z.W. DNS-België goedkeurde. Aldus wordt de bevoegdheid van de overheid om internetdomeinnamen als een (schaarse) hulpbron te beheren door ICANN zelf erkend. Eenzelfde besluit vloeit voort uit de acties van de Europese Unie op het gebied van de internetdomeinnamen, zoals de Resolutie van de Raad van 3 oktober 2000 betreffende de organisatie en het beheer van Internet (P.B., Nr. C 293 van 14 oktober 2000, p. 3-4) en Verordening (EG) Nr. 733/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 22 april 2002 betreffende de invoering van het .eu topniveaudomein; 3° bovendien werden de domeinnamen 1299.be, 1399.be, 1499.be en 1450.be, voorafgaandelijk aan het voorleggen van dit besluit voor advies aan de Raad van State, reeds, overeenkomstig de procedures gedefinieerd door DNS-België, bij DNS-België geregistreerd, zodat er sowieso geen sprake is van een reservering « van hoger hand »." De overige artikelen behoeven geen verdere commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS
ADVIES 33.801/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 9 juli 2002 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten », heeft op 27 augustus 2002 het volgende advies gegeven : ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Artikel 6 van het ontwerp bepaalt dat gebruik wordt gemaakt van « een centrale referentiedatabank, die alle toegewezen geografische en niet-geografische nummers bevat, die werden overgedragen tussen entiteiten die verplicht zijn nummeroverdraagbaarheid, in de zin van artikel 105bis , zesde lid en elfde lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan te bieden ». Deze gegevensbank zou dus als enige dienen om nummeroverdraagbaarheid, zowel voor vaste als voor mobiele telecommunicatiediensten, in te voeren.
Het ontworpen besluit strekt er evenwel toe alleen de overdraagbaarheid van mobiele nummers te regelen. De steller ervan heeft de afdeling wetgeving tegelijkertijd om advies verzocht over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten (advies 33.802/2/V, heden uitgebracht). In dat ontwerp komt een bepaling voor die op alle punten gelijkenissen vertoont met artikel 6 van het onderhavige ontwerp.
Deze wijze van regelgeving is niet aanvaardbaar uit een wetgevingstechnisch oogpunt. Dezelfde rechtsregel mag immers niet in twee verschillende regelingen voorkomen. Doordat het om één enkele gegevensbank gaat, mogen de bepalingen die erin voorzien slechts in één enkel besluit worden opgenomen.
Om dit probleem te verhelpen heeft de steller van het ontwerp twee mogelijkheden. Ofwel neemt hij in één enkele tekst alle bepalingen betreffende nummeroverdraagbaarheid op, ongeacht of het gaat om « vaste » of « mobiele » nummers, en worden met die tekst zowel het zesde als het elfde lid van artikel 105bis van de voormelde wet van 21 maart 1991 uitgevoerd, ofwel handhaaft hij twee verschillende besluiten, in welk geval echter in een ervan moet worden verwezen naar de bepalingen van het andere voor de organisatie en het beheer van de centrale referentiedatabank. 2. De centrale referentiedatabank is een enige dienst, waarop alle operatoren of verleners van mobiele telefoon-diensten een beroep moeten doen.In het ontwerp moet bijgevolg uitsluitsel worden gegeven omtrent de vraag welke natuurlijke persoon of rechtspersoon deze gegevensbank zal exploiteren.
Volgens het verslag aan de Koning « zal het systeem worden beheerd door de vereniging zonder winstoogmerk voor Nummeroverdraagbaarheid in België (...), die werd opgericht op 29 januari 2002. De stichtende leden van de V.Z.W. zijn enerzijds de drie houders van een GSM- en UMTS-vergunning in België en anderzijds negen vaste operatoren ».
In het ontwerp dient de naam van de exploitant van de gegevensbank te worden vermeld. Zo niet zou de verplichting voor elke operator om van deze enige gegevensbank gebruik te maken, en niet van een andere bank als hij besluit die alleen of met andere operatoren op te richten, niet op reglementaire wijze vastgelegd zijn.
BIJZONDERE OPMERKINGEN Aanhef Eerste lid Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002, waarnaar in de ontworpen aanhef verwezen wordt, vormt niet de rechtsgrond van het ontworpen besluit. Er dient derhalve gebruik te worden gemaakt van een overweging om ernaar te verwijzen.
Dispositief Artikel 1 1. De definitie van « nummeroverdraagbaarheid » is overbodig, aangezien ze reeds voorkomt in artikel 105bis van de voormelde wet van 21 maart 1991, die de rechtsgrond van het ontworpen besluit vormt. Onderdeel 4° dient derhalve te vervallen. 2. De begripsomschrijving van de « verouderingsperiode » moet worden opgenomen in artikel 4, § 1, 4°, omdat deze bewoordingen alleen in die bepaling worden gebruikt.Onderdeel 5° dient te vervallen.
Deze opmerking geldt eveneens voor de definities in de ontworpen onderdelen 6° en 7°, omdat de bewoordingen « geografisch nummer » en « niet-geografisch nummer » alleen in het ontworpen artikel 6 worden gebezigd. De onderdelen 6° en 7° dienen eveneens te vervallen.
Artikel 2 In deze bepaling wordt artikel 105bis , elfde lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991 geparafraseerd.
In een uitvoeringsbesluit mogen echter geen wetsbepalingen worden overgenomen of geparafraseerd. Door een bepaling van een hogere regeling met bindende kracht over te nemen, zou de steller van het ontwerp immers handelen alsof hij bevoegd was om de bewuste hogere norm vast te stellen, en dus ook te wijzigen. De onderzochte bepaling dient derhalve te vervallen.
Dezelfde opmerking geldt voor artikel 3, eerste lid.
Artikel 3 In het tweede lid wordt de precieze strekking ervan niet correct weergegeven. Het zou a contrario immers kunnen worden uitgelegd in die zin dat aan de recipiëntoperator de verplichting wordt opgelegd om aan de eindgebruiker een bepaalde dienst te verlenen, terwijl de voorwaarden om op deze dienst aanspraak te maken kunnen verschillen naargelang van de operator. Het is beter het volgende te schrijven : « De overdracht van het mobiel nummer brengt voor de recipiëntoperator niet de verplichting mee om dezelfde diensten te verlenen als die welke de donoroperator aan de eindgebruiker verstrekt heeft. » Artikel 4 De verplichting, voor operatoren van mobiele telecommunicatiediensten en personen waaraan ze in voorkomend geval de commercialisering van hun diensten hebben toevertrouwd, om de faciliteit nummeroverdraagbaarheid ter beschikking te stellen van de eindgebruikers, wordt in artikel 105bis , elfde lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991 onvoorwaardelijk geformuleerd.
De bij het twaalfde lid van hetzelfde artikel aan de Koning opgedragen bevoegdheid om « de basisregels voor de toepassing van de faciliteit, de methodologie voor vaststelling van de kosten en de verdeling van die kosten tussen de betrokken partijen » te bepalen, machtigt Hem niet om gevallen vast te stellen waarin van deze verplichting vrijstelling wordt verleend.
Paragraaf 2 dient derhalve te vervallen. De aandacht van de steller van het ontwerp wordt er evenwel op gevestigd dat, als hij wil vermijden dat nummeroverdraagbaarheid voor een operator buitensporige kosten meebrengt, het hem vrijstaat, op basis van artikel 105bis , twaalfde lid, te bepalen dat een deel van de kosten in dat geval ten laste van de eindgebruiker komt.
Artikel 8 1. De Franse tekst van het tweede lid is een slechte vertaling van de Nederlandse tekst, waarin artikel 13, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 september 2002 overgenomen wordt.2. Bovendien moet de bevoegdheid die bij de ontworpen bepaling wordt toegekend aan het Instituut, wegens het belang van de aangelegenheid uitsluitend aan de Minister worden opgedragen, zoals dit trouwens het geval is in het voornoemde artikel 13, § 3, tweede lid. Artikel 10 1. Doordat het onderzochte artikel ertoe strekt de consument te beschermen, kan het ontwerp het gebruik van de vier opgesomde talen opleggen, voorzover het de operator niet belet de dienst te verlenen in een andere taal (1).Bijgevolg dient het ontwerp zo te worden aangepast dat de operator deze dienst eveneens kan verlenen in andere talen dan die welke voorgeschreven zouden zijn. 2. Het is de afdeling wetgeving niet duidelijk hoe kan worden gerechtvaardigd dat de oproep naar de nummers 1299, 1399, 1499 en 1599 gratis is voor eindgebruikers van mobiele telefoons, doch niet voor de gebruikers van vaste telefoons.3. Paragraaf 2, tweede lid, strekt ertoe Internet-domeinnamen toe te kennen via welke de in het eerste lid bedoelde dienst kan worden bereikt. Volgens het verslag aan de Koning « (vloeit) de bevoegdheid van het Instituut om deze domeinnamen toe te kennen (...) voort uit artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 (bevoegdheid van het Instituut om de nationale nummeringsruimte te beheren), gelezen in samenhang met artikel 68, 18° (definitie van de nummeringsruimte).
Het genoemde artikel 68, 18°, definieert de nummeringsruimte als volgt : « het geheel van nummers, adressen en namen die aangewend worden om operatoren, dienstenleveranciers en eindgebruikers van telecommunicatie en eindapparatuur te identificeren. » M. Berbuig stelt het volgende : « l'on pourrait penser qu'en matière de noms de domaine, qui sont (...) une « ressource publique », comme les fréquences radio ou les canaux de télévision, c'est à l'Etat que revient le rôle de régulateur« (2). Niettemin valt te betwijfelen of de toekenning van Internet-domeinnamen bedoeld wordt door de wetsbepalingen die in het verslag aan de Koning worden geciteerd.
Niet de domeinnaam als zodanig biedt immers de mogelijkheid de gebruiker van een teleconununicatiedienst te identificeren, maar wel de koppeling die tot stand wordt gebracht tussen deze naam en het IP-adres (Internet Protocol) (3).
De registratie van de domeinnamen met als suffix « .be » wordt thans beheerd door de vereniging zonder winstoogmerk DNS-België, die door Internet Assigned Numbers Authority (afgekort als IANA), privaatrechtelijke instelling naar buitenlands recht. gemachtigd is om domeinnamen toe te kennen tegen betaling van een jaarlijkse rente die ze aan de verbruiker aanrekent.
De toekenning van domeinnamen lijkt dus, bij de huidige stand van het recht, geen handeling van een overheid, noch een opdracht die door de overheid als exclusief of bijzonder recht aan een privé-onderneming wordt toevertrouwd (4).
De Koning kan bijgevolg op geen enkele wetsbepaling steunen om gezagshalve één of meer Internet-domeinnamen toe te kennen.
Paragraaf 2, tweede lid, dient derhalve te vervallen.
Artikel 12 Doordat artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 zelf bepaalt wat, inzake overdraagbaarheid van mobiele nummers, respectievelijk door de Koning en door de Minister dient te worden geregeld, dient deze bepaling te vervallen.
Artikel 13, § 7, moet dienovereenkomstig worden aangepast.
SLOTOPMERKINGEN VAN TAALKUNDIGE AARD Onder voorbehoud van de voorgaande opmerkingen zij erop gewezen dat de Nederlandse tekst van het ontwerp voor verbetering vatbaar is. Hierna worden de volgende tekstvoorstellen gedaan.
Aanhef In de zesde aanhefverwijzing dient de formule « Gelet op de akkoordbevinding van... » te worden gebezigd.
Dispositief Artikel 6 Paragraaf 2 dient te worden herschreven als volgt : « De centrale referentiedatabank wordt beheerd op de volgende wijze en volgens de nadere regels... : ». Voorts schrijve men in onderdeel 1° « exploitatie », een opmerking die geldt voor de rest van het ontwerp, en in onderdeel 3° « exploitant ».
Artikel 9 In dit artikel schrijve men « bekend », en niet « gekend ».
Artikel 10 In de paragrafen 1, eerste lid, in fine, en 2, eerste lid, in fine, schrijve men « ..., kan vernemen tot welk netwerk een mobiel nummer behoort ». In het derde lid van paragraaf 1 schrijve men « vermeld », en niet « voorzien ». Het vierde lid van dezelfde paragraaf dient te worden vervangen door : « Een oproep... is gratis voor eindgebruikers... ».
Artikel 13 In paragraaf 3 vervange men « voorzien » door « bedoeld ».
Artikel 16 Onderdeel 1° dient als volgt te worden herschreven : « 1° de eindgebruiker merkt een nauwelijks waarneembaar verschil op tussen oproepen... ».
Artikel 18 In paragraaf 1 schrijve men « In geval van » in drie woorden en « nieuwe toewijzing » in plaats van « hertoewijzing ».
Artikel 19 In paragraaf 2 is het verkieslijk het woord « desactivering » te bezigen. Paragraaf 4, eerste lid, dient als volgt te worden gesteld : « ... na de teruggave... dit nummer niet meer te laten gebruiken gedurende... » ; het tweede lid dient als volgt te worden gesteld : « ... waarin een mobiel nummer niet meer mag worden gebruikt ».
Artikel 20 In onderdeel 2° schrijve men « overdragen », en niet « transfereren », en in onderdeel 4° « verkeerskosten verbonden aan... » in plaats van « gerelateerd aan », welke laatste opmerking geldt voor de rest van het ontwerp.
Artikel 23 Paragraaf 3, eerste lid, dient als volgt te worden herschreven : « De mobiele operatoren nemen, ongeacht..., gezamenlijk 75 % van de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank ten laste, die... ».
De kamer was samengesteld uit : de heren : R. Andersen, voorzitter van de Raad van State;
P. Hanse, P. Vandernoot, staatsraden;
Mme C. Gigot, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer M. L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.
A.-F. Bolly, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte, staatsraad.
De griffier, De voorzitter, C. Gigot. R. Andersen. _______ Nota (1) Zie advies nr.32.804/1, gegeven op 21 maart 2002, over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 20 juni 2002 houdende voorwaarden betreffende de exploitatie van zonnecentra geworden is (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2002). (2) M.Berbuig, L'attribution des noms de domaine sur Internet, mémoire de DEA, 1999-2000, www.legalis.net/legalnet/articles/ attribution.htm, nr. 55, geciteerd door Romain Robert, « Les noms de domaine en droit communautaire », http://www.droit-technologie.org, 18 juni 2001. (3) Zie A.Cruquenaire, L'identification sur Internet et les noms de domaine : quand l'unicité suscite la multiplicité, J.T., 2001, blz. 146. De koppeling tussen het IP-adres en de domeinnaam geschiedt door middel van het Domain Name System (D.N.S.). (4) Kh.Brussel, 21 februari 2001, JGIN t/DNS.BE, http://www.droit-technologie.org.
23 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105bis , ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 19 december 1997, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 november 1996, bekrachtigd door de wet van 2 juli 2000 en gewijzigd door de wet van 19 juli 2001;
Gelet op het voorstel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie gegeven op 5 juni 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 18 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 3 juli 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om een advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies nr. 33.801/2/V van de Raad van State, gegeven op 27 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat dit besluit tevens de concrete omzetting bewerkstelligt van artikel 30 van richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° mobiele operator : operator van een aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiedienst, zoals bedoeld in artikel 89, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;2° mobiele dienstenleverancier : persoon waaraan de commercialisering van de diensten van een mobiele operator is toevertrouwd;3° mobiel nummer : nummer, zoals bedoeld in artikel 10, § 3, 3°, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan;4° geografisch nummer : nummer, zoals bedoeld in artikel 10, § 2, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan;5° niet-geografisch nummer : nummer, zoals bedoeld in artikel 10, § 3, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan;6° donoroperator : mobiele operator of mobiele dienstenleverancier van waaruit een mobiel nummer wordt overgedragen;7° recipiëntoperator : mobiele operator of mobiele dienstenleverancier waarnaar een mobiel nummer wordt overgedragen;8° verplichte gebruiker : entiteit die uit hoofde van dit besluit verplicht is gebruik te maken van de centrale referentiedatabank, bedoeld in artikel 5, zonder zelf lid te zijn van de instantie belast met het beheer van de centrale referentiedatabank;9° indirecte toegang : het verlenen van toegang tot de centrale referentiedatabank via een entiteit die reeds toegang heeft gekregen tot de centrale referentiedatabank. HOOFDSTUK II. - Algemene principes en toepassingsgebied
Art. 2.De overdracht van het mobiele nummer brengt voor de recipiëntoperator niet de verplichting mee om dezelfde diensten te leveren als die welke de eindgebruiker bij de donoroperator genoot.
Wanneer de recipiëntoperator zijn diensten onder verschillende contractsformules aanbiedt, mag hij de overdracht van het nummer echter niet verbinden aan de verplichting voor de eindgebruiker dezelfde contractsformule te onderschrijven als deze onderschreven bij de donoroperator.
Art. 3.Nummeroverdraagbaarheid kan niet aangevraagd worden voor mobiele nummers, 1° die onderdeel uitmaken van een blok van mobiele nummers, die nog niet werden gereserveerd of die nog niet werden toegewezen door het Instituut;2° waarmee nog geen oproep werd verricht, voor wat betreft nummers die aan een eindgebruiker voorbehouden werden om een aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiedienst op basis van een voorafbetaalde kaart te leveren;3° die reeds aan een eindgebruiker voorbehouden werden om een aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiedienst op basis van een abonnementsovereenkomst te leveren, zolang er geen contract getekend werd tussen de mobiele operator of mobiele dienstenleverancier en de eindgebruiker of zolang er met het nummer geen oproep werd verricht;4° waarvoor reeds een verouderingsperiode lopende is. Onder verouderingsperiode wordt verstaan de periode tussen enerzijds het ogenblik van de recuperatie door een mobiele operator of een mobiele dienstenleverancier van een nummer dat voordien toegekend was aan een eindgebruiker en anderzijds het ogenblik van de toekenning van hetzelfde nummer aan een andere eindgebruiker. HOOFDSTUK III. - Omkadering van de nummeroverdraagbaarheid Afdeling 1. - Technische specificaties
Art. 4.De operatoren beslissen vrij over hun eigen netwerkarchitectuur, netwerkfuncties en andere specificaties dan de specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid, vastgelegd door de Minister overeenkomstig artikel 105bis , dertiende lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Afdeling 2. - De centrale referentiedatabank
Art. 5.§ 1. Om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren wordt gebruik gemaakt van een centrale gegevensbank, die alle toegewezen geografische en niet-geografische nummers bevat, die werden overgedragen tussen entiteiten die verplicht zijn nummeroverdraagbaarheid, in de zin van artikel 105bis , zesde lid en elfde lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan te bieden, alsmede de routeringsinformatie die nodig is om een oproep naar een overgedragen nummer te routeren naar de gebruiker van het nummer. Deze gegevensbank, hierna : « de centrale referentiedatabank » genoemd, ondersteunt operationeel, administratief en geautomatiseerd het overdragen van nummers. § 2. De centrale referentiedatabank wordt beheerd door de « Vereniging zonder winstoogmerk voor Nummeroverdraagbaarheid in België » volgens de modaliteiten die voldoen aan de volgende vereisten : 1° de uitbating van de centrale referentiedatabank heeft niet tot doel winst te maken;2° iedere operator aan wie geografische of niet-geografische nummers werden toegewezen heeft toegang tot de databank, behoudens indien de toegang tot gevolg heeft dat de continuïteit of de integriteit van de databank in het gedrang gebracht wordt;3° de uitbater van de databank verleent aan de nooddiensten en de diensten of instanties belast met het vervolgen van misdrijven onder redelijke voorwaarden toegang tot de centrale referentiedatabank; 4° de voorwaarden waaronder verplichte gebruikers gebruik moeten maken van de databank zijn niet discriminerend ten aanzien van de voorwaarden waaronder de leden van de V.Z.W. voor Nummeroverdraagbaarheid in België van de databank gebruik kunnen maken; 5° de uitbating van de databank voor andere doeleinden dan de ondersteuning van nummeroverdraagbaarheid is onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring van het Instituut.Het Instituut stelt de tarieven vast die kunnen gevraagd worden voor de uitbating van de databank voor andere doeleinden; 6° de uitbater van de databank past de voorwaarden voor het verlenen van indirecte toegang slechts toe na voorafgaande goedkeuring door het Instituut. Indien de beheersmodaliteiten van de centrale referentiedatabank niet voldoen aan één of meerdere van de in het vorige lid genoemde vereisten, kan de Minister de nodige beheersmodaliteiten opleggen. § 3. Het gebruik van de centrale referentiedatabank is verplicht voor de mobiele operatoren. § 4. Het Instituut houdt met het oog op het algemeen belang toezicht op de centrale referentiedatabank. In voorkomend geval kan het Instituut de maatregelen opleggen die het nodig acht. Afdeling 3. - Nummeroverdraagbaarheidsakkoorden
Art. 6.Om de faciliteit van de nummeroverdraagbaarheid mogelijk te maken sluiten de mobiele operatoren en de mobiele dienstenleveranciers onderling nummeroverdraagbaarheidsakkoorden.
De nummeroverdraagbaarheidsakkoorden omvatten minstens : 1° de technische en operationele invulling van de door de Minister opgelegde specificaties van de gemeenschappelijke interfaces voor de invoering van de nummeroverdraagbaarheid;2° de nadere regels voor de betaling van de in de artikel 18 en 19 genoemde kosten;3° het vaststellen van de onderlinge aansprakelijkheid;4° de planning;5° de mogelijkheid om het akkoord aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden;6° de aanduiding van een instantie bevoegd om geschillen te beslechten;7° de tussen de partijen toepasselijke dienstkwaliteitsparameters;8° de sancties ingeval het akkoord niet wordt nageleefd.
Art. 7.Elke mobiele operator aan wie mobiele nummers werden toegewezen en elke mobiele dienstenleverancier die vanwege een mobiele operator de beschikking heeft gekregen over toegewezen mobiele nummers voor de levering van mobiele telecommunicatiediensten knoopt onderhandelingen aan met elke andere mobiele operator aan wie mobiele nummers werden toegewezen of mobiele dienstenleverancier die vanwege een mobiele operator de beschikking heeft gekregen over toegewezen mobiele nummers en sluit binnen een termijn van 3 maanden na de initiële aanvraag tot onderhandelen een nummeroverdraagbaarheidsakkoord.
Indien de partijen geen akkoord sluiten binnen de in het eerste lid vastgestelde termijn, bepaalt de Minister binnen een termijn van 3 maanden de suppletoire rechten en verplichtingen van iedere partij.
De rechten en verplichtingen, bedoeld in het vorige lid, zijn gegrond op de beginselen opgenomen in de artikelen 6, 11, 12, 14, 17, 18 en 21. Afdeling 4. - Informatie over de nummeroverdraagbaarheid
Art. 8.De mobiele operatoren en de mobiele dienstenleveranciers dragen er zorg voor dat de faciliteit nummeroverdraagbaarheid bekend is bij hun eindgebruikers.
Art. 9.§ 1. Elke operator of dienstenleverancier die rechtstreeks diensten aan de eindgebruiker aanbiedt stelt een dienst in werking, waar eenieder, naargelang het nummer dat hij heeft opgeroepen, minstens in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels, kan vernemen tot welk netwerk een bepaald geografisch of niet-geografisch nummer behoort.
De dienst vermeld in het vorige lid is vanop ieder netwerk in België bereikbaar op de volgende viercijferige nummers : 1299 : voor de levering van de dienst in het Nederlands; 1399 : voor de levering van de dienst in het Frans; 1499 : voor de levering van de dienst in het Duits; 1450 : voor de levering van de dienst in het Engels.
Het gebruik van de in het vorige lid genoemde nummers wordt vrijgesteld van het betalen van de jaarlijkse rechten, voorzien in artikel 18, § 2, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan.
Een oproep naar de nummers, bedoeld in het tweede lid, is gratis voor de eindgebruiker. § 2. De entiteit die de centrale referentiedatabank beheert stelt een dienst in werking, waar eenieder via het internet, naargelang het webadres dat hij invoert, minstens in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels, kan vernemen tot welk netwerk een mobiel nummer behoort.
De dienst bedoeld in het vorige lid is bereikbaar via de volgende internet domeinnamen : 1299.be : voor de levering van de dienst in het Nederlands; 1399.be : voor de levering van de dienst in het Frans; 1499.be : voor de levering van de dienst in het Duits; 1450.be : voor de levering van de dienst in het Engels. § 3. Elke mobiele operator is verplicht om vóór het tot stand komen van de verbinding een specifieke tonaliteit te voorzien die aangeeft dat de oproep niet wordt beëindigd op hetzelfde mobiele netwerk. Deze faciliteit wordt automatisch geactiveerd met de mogelijkheid, binnen de drie maanden vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, om deze tonaliteit uit te schakelen en terug aan te schakelen op initiatief van de eindgebruiker. Deze faciliteit wordt kosteloos ter beschikking gesteld van de eindgebruiker.
De verdere technische uitvoeringsmodaliteiten worden bepaald door het Instituut.
Deze verplichting is niet van toepassing als de eindgebruikerstarieven voor oproepen naar een ander mobiel netwerk gelijk zijn aan of lager zijn dan oproepen naar het eigen mobiele netwerk. Afdeling 5. - Toezicht op de invoering van de nummeroverdraagbaarheid
Art. 10.Om de 12 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit bezorgt elke mobiele operator en elke mobiele dienstenleverancier een statistiek aan het Instituut met een overzicht van het aantal overgedragen nummers.
Het Instituut stelt de nadere regels van deze kennisgeving vast.
Indien het dit nodig acht, kan het Instituut een exemplaar van het nummeroverdraagbaarheidsakkoord opvragen. HOOFDSTUK IV. - De aanvraag van de nummeroverdraagbaarheid
Art. 11.§ 1. De eindgebruiker die zijn mobiel nummer wenst over te dragen, richt daartoe een aanvraag tot de recipiëntoperator. § 2. Bij ontvangst van de aanvraag legt de recipiëntoperator aan de eindgebruiker een document ter ondertekening voor, waarin : 1° de eindgebruiker zich ondubbelzinnig en behoorlijk identificeert;2° de eindgebruiker erop gewezen wordt dat hij al zijn bestaande contractuele verplichtingen ten aanzien van de donoroperator dient te vervullen, op straffe van het betalen van een schadevergoeding aan de donoroperator;3° de eindgebruiker aan de recipiëntoperator de volmacht geeft om alle nodige stappen te ondernemen om het mobiele nummer over te dragen, met inbegrip van de volmacht om, in voorkomend geval, het bestaande contract bij de donoroperator op te zeggen. Het Instituut heeft het recht om het document, bedoeld in het vorige lid, bij de recipiëntoperator op te vragen met het oog op het controleren van de naleving van dit besluit. § 3. Na de ondertekening van het document, bedoeld in § 2, richt de recipiëntoperator een aanvraag tot validering van de nummeroverdracht tot de donoroperator. § 4. Binnen het uur na de ontvangst van de aanvraag tot validering van de nummeroverdracht kan de donoroperator een gestandaardiseerde SMS tot de eindgebruiker richten, die de volgende tekst bevat : « x zal Uw GSM-nr overdragen aan een andere operator. Indien U dit niet heeft gevraagd, bel binnen het uur naar y. », waarbij : x = de gebruikelijke handelsbenaming van de donoroperator; y = een nummer ingesteld door de donoroperator, waarmee de dienst bij de donoroperator kan bereikt worden waar de eindgebruiker de stopzetting van de nummeroverdracht kan vragen. § 5. De donoroperator beschikt over maximaal de volgende termijnen om de aanvraag tot nummeroverdracht van de recipiëntoperator geldig te verklaren : a) voor een eenvoudige overdracht : 1 dag in 95 % van de gevallen, maar nooit meer dan 2 dagen;b) voor een complexe overdracht : 2 dagen in 95 % van de gevallen, maar nooit meer dan 3 dagen. Een eenvoudige overdracht in de zin van het vorige lid is een overdracht van één mobiel nummer door een natuurlijke persoon. Alle andere overdrachten worden beschouwd als complex.
Indien er een gestandaardiseerde SMS werd verstuurd, beginnen de termijnen, bedoeld in het eerste lid, één uur na het versturen van de gestandaardiseerde SMS te lopen. § 6. Iedere operator of dienstenleverancier maakt de installatie van nummeroverdracht ook buiten de normale kantooruren mogelijk. § 7. Onverminderd de contractuele bepalingen tussen de donoroperator en de recipiëntoperator omtrent de termijn waarbinnen een aanvraag tot nummeroverdracht moet geïmplementeerd worden en onverminderd dienstkwaliteitsparameters, opgelegd door de Minister in toepassing van artikel 105bis , dertiende lid, van de wet van 21 maart 1991, beslist de recipiëntoperator over het tijdstip van de implementatie, rekening houdend met de eventuele voorkeur uitgedrukt door de overdragende eindgebruiker. § 8. De donoroperator kan van een eindgebruiker die zijn nummer overdraagt geen vergoeding voor de nummeroverdracht vragen. De recipiëntoperator is gerechtigd een vergoeding voor de nummeroverdracht te vragen, die echter niet meer mag bedragen dan 15 euro.
Het bedrag in het vorige lid wordt elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Deze aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand november 2002. Deze coëfficiënt wordt tot het hogere of lagere tienduizendste afgerond naargelang het cijfer van het honderdduizendste al of niet vijf bereikt. § 9. Wanneer de recipiëntoperator bewijst dat de overdracht van een mobiel nummer of een groep van mobiele nummers manifest buitensporige kosten verzoorzaakt in vergelijking met de gemiddelde kosten van een overdracht, kan hij, mits voorafgaande toestemming van het Instituut, voor de overdracht van het betrokken nummer of van de betrokken groep van nummers een vergoeding vragen die het bedrag bedoeld in § 8 overschrijdt.
Art. 12.De tijdspanne waarbij de eindgebruiker na de aanvang van de nummeroverdracht geen oproepen kan ontvangen, bedraagt maximaal 55 minuten in 95 % van de gevallen, maar nooit meer dan 90 minuten.
Art. 13.De recipiëntoperator die een aanvraag van een eindgebruiker tot overdracht van een mobiel nummer heeft uitgevoerd, doet het nodige ten opzichte van alle andere operatoren om de nummeroverdracht te realiseren. HOOFDSTUK V. - Kwaliteitsvereisten na de overdracht van het nummer
Art. 14.Na de overdracht van het mobiele nummer heeft de eindgebruiker recht op een dienstverlening die voldoet aan de volgende minimale kwaliteitsvereisten : 1° de eindgebruiker merkt een nauwelijks merkbaar verschil op tussen oproepen naar een overgedragen mobiel nummer en oproepen naar een niet overgedragen mobiel nummer;2° de oproeper wordt niet op de hoogte gebracht van het feit dat hij een overgedragen nummer oproept;3° het tarief voor een oproep naar een overgedragen mobiel nummer verschilt niet van het tarief voor een oproep naar een niet overgedragen mobiel nummer in dezelfde contractsformule van dezelfde operator. HOOFDSTUK VI. - Invloed op het nummeringsplan
Art. 15.Overgedragen mobiele nummers kunnen enkel worden gebruikt overeenkomstig de doelstellingen die door het Instituut zijn vastgelegd voor de desbetreffende dienstendomeinen.
Art. 16.§ 1. In geval van nummeroverdracht blijft het mobiel nummer toegewezen aan de eindgebruiker en doet de recipiëntoperator geen nieuwe toewijzing. § 2. De recipiëntoperator gebruikt het overgedragen mobiel nummer om zijn diensten aan te bieden. Hij is verantwoordelijk voor het gebruik van dit nummer. § 3. Het invoeren van nummeroverdraagbaarheid heeft geen invloed op het efficiënt gebruik van nummeringscapaciteit. § 4. De operator waaraan het nummerblok, waartoe het overgedragen mobiele nummer behoort, oorspronkelijk door het Instituut was toegewezen, hierna genoemd : « de operator waaraan het betrokken nummer oorspronkelijk was toegewezen », blijft verantwoordelijk voor de betaling van de jaarlijkse rechten voor de toewijzing van nummeringscapaciteit, bedoeld in artikel 18, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan, verschuldigd voor de overgedragen nummers.
Art. 17.§ 1. Het overgedragen mobiele nummer waarmee een aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiedienst op basis van een voorafbetaalde kaart wordt geleverd, dat gedurende een door het contract met de eindgebruiker bepaalde onafgebroken periode, die niet meer mag bedragen dan één jaar, niet gebruikt wordt door de eindgebruiker en dat niet het voorwerp is van een andere nummeroverdracht, wordt door de recipiëntoperator onmiddellijk gedesactiveerd en binnen een periode van maximaal 31 dagen volgend op de desactivatie teruggegeven aan de operator waaraan het betrokken nummer oorspronkelijk was toegewezen. § 2. Het overgedragen mobiele nummer dat dient tot levering van een aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiedienst op basis van een abonnementsovereenkomst en dat niet het voorwerp is van een andere nummeroverdracht wordt, ingeval van beëindiging van de abonnementsovereenkomst, op de einddatum van de overeenkomst door de recipiëntoperator gedesactiveerd en binnen een periode van maximaal 31 dagen volgend op de desactivatie teruggegeven aan de operator waaraan het betrokken nummer oorspronkelijk was toegewezen. § 3. In de periode tussen de desactivatie en de teruggave van het mobiele nummer stelt de recipiëntoperator een informatieboodschap in werking, waarin de oproeper op de hoogte gebracht wordt van het feit dat de betrokken eindgebruiker niet langer via het gevormde nummer bereikbaar is.
De recipiëntoperator draagt er zorg voor dat de oproep naar het in het vorige lid bedoelde nummer gratis is. § 4. De operator waaraan het betrokken nummer oorspronkelijk was toegewezen is gerechtigd om na de teruggave van het mobiele nummer dit nummer niet meer te laten gebruiken gedurende een periode die hij noodzakelijk acht.
In geval van nummerschaarste kan het Instituut de maximale periode bepalen waarin een mobiel nummer niet meer mag worden gebruikt. HOOFDSTUK VII. - Financiële aspecten van de nummeroverdraagbaarheid Afdeling 1. - Methodologie voor de vaststelling van de kosten
Art. 18.De volgende kosten worden beschouwd als kosten verbonden aan de implementatie van de faciliteit nummeroverdraagbaarheid : 1° systeemopzetkosten : de kosten die worden gedragen door elke operator of mobiele dienstenleverancier om nummeroverdraagbaarheid in te voeren of uit te breiden. De kosten vermeld onder 3° vallen hier niet onder; 2° opzetkost per lijn of per nummer : de eenmalige meerkost om één of meer mobiele nummers over te dragen bovenop de kosten om klanten zonder nummeroverdracht over te dragen naar een andere operator of dienstenleverancier of om de dienstverlening stop te zetten;3° de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank : de kosten om de centrale referentiedatabank, bedoeld in artikel 5, op te zetten, uit te breiden en uit te baten, alsmede de kosten van de entiteit die belast is met het beheer van de centrale referentiedatabank;4° verkeerskosten verbonden aan de nummeroverdracht : de meerkosten in vergelijking met oproepen naar niet overgedragen mobiele nummers die in het netwerk veroorzaakt worden door oproepen naar overgedragen mobiele nummers.
Art. 19.De opzetkosten per lijn of per nummer en de relevante verkeerskosten gerelateerd aan de nummeroverdracht worden door het Instituut vastgesteld op basis van de theoretische kosten van een efficiënte mobiele operator. De bedragen die het Instituut vaststelt tot dekking van de opzetkosten per lijn of per nummer en de relevante verkeerskosten gerelateerd aan de nummeroverdracht zijn op de kosten gebaseerd.
Art. 20.Elke operator voert nummeroverdraagbaarheid zo efficiënt mogelijk in.
De operator die van oordeel is dat een andere operator de nummeroverdraagbaarheid op een minder efficiënte wijze invoert en die van oordeel is dat deze wijze van invoeren voor hem aanzienlijke meerkosten veroorzaakt kan de tussenkomst van het Instituut vragen om de meest efficiënte wijze om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren te bepalen. Afdeling 2. - Verdeling van de kosten tussen de bij de
nummeroverdraagbaarheid betrokken partijen
Art. 21.§ 1. Elke operator en elke mobiele dienstenleverancier draagt zelf de eigen systeemopzetkosten. § 2. De opzetkosten per lijn of per nummer worden gedragen door de recipiëntoperator. § 3. De mobiele operatoren nemen, ongeacht of zij lid zijn van de V.Z.W. voor Nummeroverdraagbaarheid in België dan wel een verplichte gebruiker, gezamenlijk 75 % van de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank ten laste, die openstaan na aftrek van de vergoedingen die van andere dan verplichte gebruikers worden gevraagd voor de raadpleging van of de toegang tot de centrale referentiedatabank.
Elke mobiele operator betaalt een gelijk deel in de jaarlijkse kosten van de centrale referentiedatabank.
Het deel van de jaarlijkse kosten dat beterekking heeft op het ingezet kapitaal wordt vergoed aan een kapitaalkost van 12 %. De afschrijvingstermijn wordt bepaald op drie jaar. § 4. De operator van het netwerk van waaruit de oproep wordt verricht, vergoedt de donoroperator voor de relevante verkeerskosten verbonden aan de nummeroverdracht.
Het netwerk van waaruit de oproep wordt verricht is het netwerk uitgebaat door de operator die de eindgebruiker voor de oproep factureert.
In geval van internationale oproepen, wordt het netwerk dat de netwerkpoort (« gateway ») verbonden met het internationale netwerk bevat beschouwd als het netwerk van waaruit de oproep wordt verricht.
Art. 22.In afwijking van de principes vastgelegd in de artikelen 21, § 1 en 3, kan de donoroperator de kosten die veroorzaakt worden door de overdracht van een mobiel nummer of een groep van mobiele nummers, waarvan hij bewijst dat zij in vergelijking met de gemiddelde kosten van een overdracht manifest buitensporig zijn, doorrekenen aan de recipiëntoperator, mits hij hiertoe de voorafgaandelijke toestemming van het Instituut heeft bekomen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 23.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 24.Onze Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS