Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 september 2006
gepubliceerd op 16 oktober 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2005-2006 van 26 mei 2005

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202918
pub.
16/10/2006
prom.
15/09/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2005-2006 van 26 mei 2005 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2005-2006 van 26 mei 2005.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 15 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2006 Eindejaarspremie in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2005-2006 van 31 januari 2006 (Overeenkomst geregistreerd op 26 mei 2005 onder het nummer 78972/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Toekenningsmodaliteiten

Art. 3.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden wordt, samen met de loonafrekening van de maand december van de referteperiode, door de werkgevers een eindejaarspremie betaald aan alle arbeiders die minstens drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming.

Art. 4.Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het effectieve brutoloon, uitbetaald aan 100 pct. tijdens de referteperiode en aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 5.Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dient onder "referteperiode" te worden verstaan : het beschouwde kalenderjaar.

Art. 6.Voor de berekening van de eindejaarspremie worden volgende periodes van schorsingen van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld met effectieve prestaties : - zwangerschaps- en bevallingsrust; - ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval en tijdelijke werkloosheid (ook schoolverlaters in hun wachtperiode).

Per referteperiode wordt de gelijkstelling voor periodes van ziekte, ongeval van gemeen recht en arbeidsongeval samen evenwel begrensd tot zestig arbeidsdagen afwezigheid.

Voor de periodes van tijdelijke werkloosheid wordt de gelijkstelling begrensd tot negentig arbeidsdagen afwezigheid per referteperiode.

In de berekening van deze zestig en negentig dagen wordt geen rekening gehouden met de schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever gehouden is tot betaling van het loon aan 100 pct., noch met de tweede week gewaarborgd weekloon bij ziekte, noch met de jaarlijkse vakantiedagen.

Het fictief loon dat in aanmerking genomen wordt voor de gelijkgestelde dagen, wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 en haar wijzigingen tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.

Art. 7.In geval van pensioen of brugpensioen vóór 30 juni van de referteperiode, is de eindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van het brutoloon uitbetaald tijdens de laatste zes maanden voor het vertrek.

In geval van pensioen of brugpensioen na 30 juni van de referteperiode, is de eindejaarspremie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van de brutolonen uitbetaald tijdens de laatste twaalf maanden voor het vertrek.

Art. 8.In geval van overlijden van de arbeider, wordt de eindejaarspremie uitbetaald aan de rechthebbenden, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6.

Art. 9.De arbeiders ontslagen om dringende redenen alsmede degenen die gedurende de referteperiode de onderneming vrijwillig verlaten, verliezen het recht op de eindejaarspremie.

Art. 10.In de gevallen, zoals bepaald in § 1 tot en met § 5, hebben de arbeiders recht op een pro rata eindejaarspremie betaald (naar rato van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode) : § 1. De arbeiders die de onderneming vrijwillig verlaten terwijl zij zich in een periode van tijdelijke werkloosheid bevinden, in toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of wanneer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, voor zover deze arbeiders drie maanden anciënniteit tellen. § 2. De arbeiders waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht. § 3. De arbeiders met een contract van bepaalde duur, of voor een duidelijk omschreven werk, of een vervangingsovereenkomst van minstens drie maanden. § 4. De arbeiders die vrijwillig de onderneming verlaten in de loop van de referteperiode, en een anciënniteit van tien jaar of meer hebben in de onderneming. § 5. De arbeiders die ontslagen worden in de loop van de referteperiode, om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, en zelfs wanneer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven. Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Ook de periode gedekt door een verbrekingsvergoeding, geeft pro rata recht op deze eindejaarspremie.

Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van bepaalde duur van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.

Art. 11.Wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd met onderlinge toestemming, dan wordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk vastgelegd of de eindejaarspremie al dan niet verschuldigd is. Bij gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is de eindejaarspremie niet verschuldigd.

Art. 12.Deze eindejaarspremie mag niet worden gecumuleerd met de eindejaarsvoordelen welke eventueel op het vlak van de onderneming bestaan en die voordeliger zijn. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie en de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 november 2004 (Belgisch Staatsblad van 29 december 2004).

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2006 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 september 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^