Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 september 2006
gepubliceerd op 28 september 2006

Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022995
pub.
28/09/2006
prom.
15/09/2006
ELI
eli/besluit/2006/09/15/2006022995/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 55, § 4, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2005;

Gelet op de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, inzonderheid op artikel 74, 8°, gewijzigd bij de wetten van 8 april 2003 en 27 december 2005;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 14 juni 2006;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 26 juni 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 juli 2006;

Gelet op het advies nr. 41.088 van de Raad van State, gegeven op 31 augustus 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Middenstand en Landbouw en van Onze Minister van Tewerkstelling en op het advies van Onze in raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Er wordt een Impulsfonds opgericht voor de huisartsgeneeskunde dat is bestemd voor de financiering van de installatie of hergroepering van algemeen geneeskundigen. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° erkend huisarts : een geneesheer die voldoet aan de voorwaarden van het ministerieel besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen;2° installatieplaats : de plaats waarop de huisartsgeneeskunde wordt uitgeoefend;deze plaats moet samenvallen met de zetel van de plaats van de hoofdactiviteit van de erkende huisarts; 3° installatiedatum : de datum waarop de huisarts zich inschrijft voor deelname aan de huisartsenwachtdienst zoals bepaald in artikel 10, 4°, van het ministerieel besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen.

Art. 2.De tussenkomsten van het Impulsfonds worden, voor wat betreft de financiering van de installatie bedoeld in artikel 1 en in zover deze heeft plaatsgevonden na 1 juli 2006, geregeld volgens de modaliteiten voorzien in het raam van een overeenkomst gesloten tussen het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en het Participatiefonds, opgericht overeenkomstig artikel 73 van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen.

Deze overeenkomst bepaalt de modaliteiten volgens dewelke het Participatiefonds wordt belast, voor rekening van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, met het dagelijks beheer van de tussenkomsten van het Impulsfonds, daarin begrepen de prefinanciering van de leningen, alsook de financierings- en controlemodaliteiten van dit dagelijks beheer.

Het dagelijks beheer omvat het beheer van de individuele kredietovereenkomsten, de terbeschikkingstelling van fondsen, de terugbetalingen en de algemene opvolging van de kredieten, de fase van geschil daarin begrepen.

De hierboven bedoelde kredietovereenkomst vermeldt onder andere het bedrag van de lening, de bestemming, de duur, de interestvoet, de commissies en alle lasten, het terugbetalingsprogramma, de modaliteiten voor het terbeschikkingstellen van de fondsen, de voorwaarden en modaliteiten van de vervroegde opeisbaarheid.

Art. 3.§ 1. De tussenkomst van het Impulsfonds die de tussenkomst van het Participatiefonds aanvult, toegestaan op basis van artikel 74 van de wet van 28 juli 1992, beoogt de eerste installatie van een algemeen geneeskundige in een individuele praktijk of groepspraktijk.

Onder eerste installatie wordt verstaan een installatie binnen vier jaar na het bekomen van de erkenning als huisarts of na de terugkeer uit een ontwikkelingsland. Onder ontwikkelingslanden dient te worden verstaan : de landen en territoria die voorkomen in de lijst van het Development Assistance Committee van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.

Ze houdt de toekenning in van een renteloze lening die maximum 15.000 EUR kan bedragen. § 2. De tussenkomst kan eveneens of uitsluitend bestaan in de eenmalige toekenning van een bedrag van 20.000 EUR voor een nieuwe installatie in een individuele praktijk of in een groepspraktijk van een erkend huisarts in een zone die beantwoordt aan de criteria en volgens de modaliteiten vastgelegd in onderstaande bepaling.

De installatie moet gebeuren in een zone die beantwoordt aan één van de volgende criteria : 1° het gaat om een zone afgebakend in het kader van het grootstedenbeleid zoals gedefinieerd in de bijlage bij het koninklijk besluit van 4 juni 2003 tot vastlegging van de zones voor positief grootstedelijk beleid in uitvoering van artikel 14525, tweede lid, van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992;2° het gaat om een huisartsenzone zoals bepaald in uitvoering van artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan de huisartsenkringen met : a) ofwel minder dan 90 huisartsen per 100 000 inwoners;b) ofwel minder dan 125 inwoners per km2 en minder dan 120 huisartsen per 100 000 inwoners. De lijst van de huisartsenzones, waar voor de installatie het bedrag, bedoeld in deze paragraaf, kan worden toegekend, wordt vastgesteld op grond van de hierboven beschreven criteria en gepubliceerd op de website www.riziv.fgov.be. De Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het Rijksinstituut voor zekte- en invaliditeitsverzekering bezorgt die lijst aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu die de Federale Raad voor de Huisartsenkringen, bedoeld in het koninklijk besluit van 16 februari 2006 tot oprichting van een Federale Raad voor de Huisartsenkringen, ervan in kennis stelt.

Deze laatste deelt aan de kringen de inhoud van de lijst van mee.

Binnen de dertig dagen volgend op deze kennisgeving, kunnen de kringen de Federale Raad voor de Huisartsenkringen op de hoogte brengen van het bestaan van factoren met betrekking tot de medische dichtheid, waarmee in de gehanteerde criteria geen rekening werd gehouden en die toelaten het statuut van hun huisartsenzone betreffende de toekenning van de tussenkomst te wijzigen.

De Federale Raad voor de Huisartsenkringen onderzoekt de gegevens die de kringen doorsturen. Op basis daarvan kan de Federale Raad voor de Huisartsenkringen binnen drie maanden na de kennisgeving, bedoeld in het voorgaande lid, een gemotiveerd advies aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid bezorgen, waarin een uitbreiding van de zones wordt voorgesteld. Die uitbreiding kan bestaan uit de toevoeging van een zone of een gedeelte ervan, die tenminste het grondgebied van een gemeente moet beslaan, hoewel de geanalyseerde medische dichtheid voor die hele zone als toereikend wordt beschouwd.

Onder factoren met betrekking tot de medische dichtheid, die niet zijn opgenomen in de criteria, vastgesteld in 2° van paragraaf 2 van dit artikel, dient te worden verstaan : de factoren die onmiddellijk of op termijn een invloed kunnen hebben op de beschikbaarheidsgraad van een of meerdere huisartsen, zoals meer bepaald het voornemen van een of meerdere huisartsen van de huisartsenzone om in de loop van het komende jaar hun activiteit af te bouwen of hun activiteit binnen een termijn van 5 jaar stop te zetten.

De toepassing van de criteria en de bekendmaking van de zones worden geactualiseerd voor elke periode gaande van 1 april van een bepaald jaar tot 31 maart van het jaar daarna.

De tussenkomst toegekend in uitvoering van onderhavige paragraaf is verworven op het einde van het vijfde jaar na de datum van de installatie op voorwaarde dat de huisarts op dat moment voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 1, § 2, 1°. Indien de huisartsenactiviteit wordt afgebroken in de loop van de vijf jaar na de vestigingsdatum of indien de activiteit verplaatst wordt in de loop van eenzelfde periode naar een zone die niet beantwoordt aan de criteria vastgesteld in onderhavig besluit, wordt de tussenkomst teruggevorderd van de huisarts, zonder aanrekening van interest.

Art. 4.De in artikel 3, § 1 bedoelde tussenkomst van het Impulsfonds vult de tussenkomsten aan van het Participatiefonds, die zijn toegestaan op basis van artikel 74 van voornoemde wet van 28 juli 1992.

De in artikel 3, § 2, van dit besluit bedoelde tussenkomst is al of niet aanvullend ten aanzien van diezelfde tussenkomsten.

Art. 5.Opdat ze ontvankelijk zou zijn dient de aanvraag tot tussenkomst van het Impulsfonds te worden ingediend door een geneesheer die voorafgaandelijk de formaliteiten verbonden aan zijn identificatie heeft vervuld zoals vereist door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 6.De aanvraag tot tussenkomst van het Impulsfonds dient uitsluitend aan het Participatiefonds te worden overgemaakt.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2006.

Art. 8.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Middenstand en Landbouw en Onze Minister van Tewerkstelling zijn, elk voor wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, op 15 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^