Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juli 2004
gepubliceerd op 05 oktober 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202562
pub.
05/10/2004
prom.
15/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/15/2004202562/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités,inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 Uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004 (Overeenkomst geregistreerd op 28 mei 2003 onder het nummer 66363/CO/120) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoed-ondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de N.V. Celanese waarvoor de hoofdstukken V en IX evenwel van toepassing zijn en met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Subcomités voor textiel Verviers (PSC 120.01), voor het vlas (PSC 120.02) en voor de jute (PSC 120.03). HOOFDSTUK II. - Lonen

Art. 2.In de textielnijverheid en het breiwerk worden vanaf 1 januari 2004 de baremieke en effectieve lonen verhoogd met 0,15 EUR per uur in enkele ploeg.

Voor de andere arbeidsstelsels wordt voornoemd forfaitair bedrag vermeerderd met de daartoe voorziene coëfficiënten. HOOFDSTUK III. - Tewerkstellingsmaatregelen Principe

Art. 3.Volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen; - halftijds brugpensioen; - toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad.

Tewerkstellingsverbintenissen

Art. 4.De tewerkstellingsverbintenissen vermeld in de artikelen 4 tot en met 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 juli 1989, aangevuld en verlengd voor de jaren 1991 en 1992 bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 1991 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1991-1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 augustus 1991, aangevuld en verlengd voor de jaren 1993 en 1994 bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juli 1994, verlengd voor de jaren 1995 en 1996 bij artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 februari 1996, verlengd voor de jaren 1997 en 1998 bij artikel 3 van de collectieve overeenkomst van 25 april 1997, verlengd voor de jaren 1999 en 2000 bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999, verlengd voor de jaren 2001 en 2002 bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001, gelden eveneens voor de jaren 2003 en 2004 zonder evenwel afbreuk te doen aan de toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).

Art. 5.Hierboven vermelde verlenging van 2 jaren van de tewerkstellingsverbintenissen behelst volgende principes : a) Verbod van afdanking om economische of technische redenen.Van dit principe kan, overeenkomstig voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989, worden afgeweken. b) Wanneer overeenkomstig artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 waarvan hierboven sprake wordt vastgesteld dat de afdanking in strijd is met voormelde principes wordt een eenmalige forfaitaire schadevergoeding toegekend aan de afgedankte arbeider(ster) van 991,57 EUR.c) De arbeiders(sters) die overeenkomstig de geldende sectoriële collectieve arbeidsovereenkomsten brugpensioen, op brugpensioen worden gesteld moeten vervangen worden overeenkomstig artikel 9 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989.Van deze verplichting kan afgeweken worden op basis van de artikelen 10 en 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 en mits naleving van de wettelijke bepalingen op het stuk van de vervangingsplicht van bruggepensioneerden. d) Arbeiders(sters) die worden afgedankt om andere redenen dan de redenen aangehaald onder litterae a) en c) hierboven moeten worden vervangen binnen de drie maanden na het verstrijken van de vooropzeg of bij ontstentenis van de vooropzeg binnen de drie maanden na de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst.Van deze verplichting kan eveneens afgeweken worden overeenkomstig de bepalingen dienaangaande opgenomen in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989.

Halftijds brugpensioen

Art. 6.Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties.

De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgesteld op 56 jaar.

Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2003 en 2004 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk". Het fonds draagt eveneens de kost van de eventuele capitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking. De nadere regels worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die integrerend deel uitmaakt van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. Tevens worden de statuten van het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk » aangepast met hetgeen voorafgaat.

Toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 van de Nationale Arbeidsraad

Art. 7.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 8 tot en met 13 overeengekomen.

Deze artikelen zijn niet van toepassing voor de ondernemingen in herstructurering zoals bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1932). In dit laatste geval dient de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis geregeld te worden op het vlak van de onderneming.

Art. 8.In uitvoering van artikel 2, § 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Tevens wordt gesteld dat geen andere uitsluitingen uit het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis op ondernemingsvlak kunnen worden doorgevoerd.

Art. 9.In uitvoering van artikel 3, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het 1e jaar gebeurt per periode van 12 maanden. Hiervan kan op ondernemingsvlak niet worden afgeweken.

Art. 10.In uitvoering van artikel 6, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders(sters).

Art. 11.In uitvoering van artikel 9, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de werklieden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders.

Art. 12.Voor de toepassing van artikel 15, § 5, 1e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de « één eenheid » vervangen door « twee eenheden ».

Art. 13.In uitvoering van artikel 15, § 7, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis komen de partijen overeen de drempel waarvan sprake in artikel 15, § 1, van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst niet te wijzigen.

Op ondernemingsvlak kan deze drempel verhoogd worden : - hetzij op initiatief van de werkgever; - hetzij op gemotiveerde vraag van de werknemers of hun vertegenwoordigers waarop de werkgever gemotiveerd al dan niet zijn akkoord betuigt en waarbij de partijen zich dienen aan te sluiten. HOOFDSTUK IV. - Vorming en opleiding

Art. 14.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 14 januari 2003 voor de periode 2003-2004 doet de sector een bijkomende inspanning op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende inspanning wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,10 pct. op de lonen gedurende de jaren 2003 en 2004. Aldus levert de sector haar aandeel tot de uitvoering van het engagement om bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen, met als doel België op het traject te zetten dat na 6 jaar leidt tot het gemiddeld niveau van de drie buurlanden, dit wil zeggen van 1,2 pct. tot 1,9 pct. van de loonkost. Deze 0,10 pct. bijdrage zal aangewend worden in het kader van de opleidingsplannen en het trekkingsrecht. Hierover zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast doet de sector in uitvoering van de wet houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004, een inspanning van 0,20 pct. voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die vóór 1 juli 2003 zal neergelegd worden op de Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bijgevolg zal voor de jaren 2003 en 2004 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale bijdrage van 0,30 pct. ten laste van de werkgevers geïnd worden voor vorming en opleiding. De statuten van het waarborg- en sociaal fonds zullen in die zin aangepast worden. HOOFDSTUK V. - Conventioneel brugpensioen Algemeen stelsel

Art. 15.Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1981, algemeen verbindend verklaard bijkoninklijk besluit van 18 juni 1981, respectievelijk verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 december 1985 tot 31 december 1989 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 tot 31 december 1990, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 1991 tot 31 december 1992, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993 tot 31 december 1994, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995 tot 31 december 1996, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1997 tot 31 december 1998 en bij collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 tot 31 december 2000 en bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001 tot 31 december 2002 wordt met een nieuwe termijn van twee jaren verlengd tot 31 december 2004 binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 16.

Art. 16.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen wordt vanaf 1 januari 2003 de minimumleeftijd om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen vastgesteld op 58 jaar. b) Naast de anciënniteitvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3, van voormeld koninklijk besluit.

Art. 17.Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2003 en 2004 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk ».

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989) en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991) en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 18.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid.

Conventioneel brugpensioen voor werklieden met nachtprestaties

Art. 19.Er wordt een stelsel van aanvullende vergoeding, ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen, ingesteld vanaf 1 januari 2003 ten voordele van de werklieden van 56 jaar met nachtprestaties.

Deze werklieden moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder conventioneel brugpensioenstelsel mogelijk maken, evenals aan de anciënniteitvoorwaarden zoals bepaald in artikel 16, littera b), hierboven.

Art. 20.Aan voormelde werklieden die in de loop van de jaren 2003 en 2004 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het « Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk ».

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door de wet betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 21.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijk collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2003 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK VI. - Uitbouw tweede pensioenpijler sectorieel pensioenfonds

Art. 22.Vanaf 1 januari 2005 wordt het sectorieel pensioenfonds opgericht. Dit fonds wordt gefinancierd door werkgeversbijdragen en paritair beheerd. Alle modaliteiten hieromtrent zullen worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

In het kader van de toekomstige wetgeving betreffende de sectorale pensioenfondsen en de uitvoeringsbesluiten wordt een paritaire werkgroep opgericht die de uitbouw van een sectorieel pensioen in de textielnijverheid en het breiwerk zal onderzoeken met het doel vanaf 2005 met een sectorieel pensioenfonds te starten. HOOFDSTUK VII. - Toenadering arbeiders-bedienden

Art. 23.Vanaf 1 april 2004 en vanaf het ogenblik dat de arbeider 5 jaar ononderbroken anciënniteit heeft bereikt in de onderneming op het ogenblik dat de arbeidsongeschiktheid een aanvang neemt, wordt de eerste carenzdag waarvan sprake in artikel 52, § 1, tweede alinea, van de wet van 3 juli 1978 inzake de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), per kalenderjaar gedekt door loon, dit wil zeggen het normale loon dat de arbeider zou ontvangen hebben indien hij op die dag zou gewerkt hebben.

Art. 24.In artikel 5, 1e alinea, van het statuut van de meestergasten in de textielnijverheid vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 1962 worden de woorden « 13 weken » vervangen door de woorden « 26 weken ».

Voormelde 1e alinea van artikel 5 wordt aangevuld met volgende bepaling : « In geval van afdanking met het oog op brugpensioen gelden de wettelijke opzeggingstermijnen van 4 of 8 weken. » HOOFDSTUK VIII. - Waarborg- en sociaal fonds

Art. 25.Het niet terugvorderbaar voorschot wordt vanaf 2003 op 123,90 EUR gebracht.

Art. 26.De werkgeversbijdrage voor de sectie voordelen aan de gesyndiceerden wordt met 0,20 pct. verhoogd en dus van 1,95 pct. op 2,15 pct. gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2003 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning voor 2003 op 2,35 pct. gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 2,15 pct. gebracht vanaf de eerste inning van 2004.

Art. 27.De bepalingen van artikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001 betreffende het toekennen van (een) bezoldigde afwezigheidsdag(en) worden samen met de praktisch uitgewerkte toepassingsmodaliteiten verder gezet.

Voor de toekenning van de anciënniteitdag wordt, wanneer een arbeider wordt afgedankt ingevolge herstructurering zoals bepaald in artikel 9, koninklijk besluit van 7 december 1992 inzake werkloosheid, ingevolge een sluiting of een faling, de anciënniteit verworven bij de werkgever die afdankt behouden, voorzover de arbeider in dienst treedt van de nieuwe werkgever binnen de 6 maanden (182 kalenderdagen) volgend op de dag dat de tewerkstelling bij de vorige werkgever een einde heeft genomen.

Art. 28.Voor de arbeider(ster) die wordt afgedankt om welke reden ook, behoudens zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding tenminste de leeftijd van 54 jaar heeft bereikt, wordt de bijkomende werkloosheidsvergoeding op 3,72 EUR (150 BEF) per dag vastgesteld. Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van het conventioneel brugpensioen noch met het wettelijk pensioenstelsel.

De voorwaarden om recht te hebben op deze verhoogde bijkomende werkloosheidsvergoeding zijn : - 40 jaar beroepsloopbaan bewijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 5 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen; - 20 jaar beroepsloopbaan bewijzen in de textielsector dit wil zeggen 20 jaar verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met één of meerdere werkgevers die afhang(t)(en) van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk.

Art. 29.Voor de sectie « sociale begeleiding » wordt de werkgeversbijdrage met 0,10 pct. verhoogd en dus van 0,20 pct. op 0,30 pct. gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2003 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning 2003 op 0,40 pct. gebracht.

Deze bijdrage wordt terug op 0,30 pct. gebracht vanaf de eerste inning van 2004.

Art. 30.Het waarborg- en sociaal fonds stelt voor het jaar 2003 en 2004 telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 pct. van de jaarlonen (aan 100 pct.) ter beschikking voor het bevorderen van de internationale solidariteit. De verhoudingsgewijze toewijzing van dit bedrag aan de drie ondertekenende werknemersorganisaties textielvakbonden gebeurt op dezelfde manier als voor de collectieve arbeidsovereenkomst 2001-2002.

Art. 31.De statuten van het waarborg- en sociaal fonds worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK IX. - Fonds voor bestaanszekerheid

Art. 32.De aanvullende vergoeding, waarvan het brutobedrag lager is dan 99,16 EUR bruto per maand, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor werklieden, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding kan evenwel niet tot gevolg hebben dat het totaal bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkeringen samen hoger komt te liggen dan de drempel die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding voor de werknemer zonder gezinslast die wordt gestort aan de Rijksdienst voor pensioenen.

Art. 33.De werkgeversbijdrage wordt met 0,10 pct. verhoogd en dus van 1,35 pct. op 1,45 pct. gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2003 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning 2003 op 1,55 pct. gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 1,45 pct. gebracht vanaf de eerste inning van 2004.

Art. 34.De beslissing van het paritair comité inzake overstap van het vervroegd (ondernemings)brugpensioen naar het sectoraal brugpensioen wordt voor de jaren 2003-2004 verder gezet.

Art. 35.De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid worden aangepast gelet op hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK X. - Tijdelijke werkloosheid

Art. 36.De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om in het kader van de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, een eenparig positief advies in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk uit te brengen, met het oog op het bekomen van de verlenging van de bestaande afwijkingsbesluiten inzake tijdelijke werkloosheid. HOOFDSTUK XI. - Sociaal overleg in de K.M.O.'s

Art. 37.Per gewestelijk contactcomité zullen op vraag van de meest gerede partij alle problemen onderzocht worden die onder de bevoegdheid vallen van het statuut van de syndicale afvaardiging. HOOFDSTUK XII. - Klein verlet

Art. 38.Bij overlijden van de partner of een kind van de arbeider of van een kind van de partner van de arbeider worden de wettelijk voorziene 3 dagen klein verlet op 4 dagen gebracht. HOOFDSTUK XIII. - Overbruggingsploegen

Art. 39.Een aantal regelingen in verband met het functioneren van de (1/2) overbruggingsploegen zullen het voorwerp uitmaken van een studie in een paritaire werkgroep.

De opzeggingstermijn van de 1/2 overbruggingsploegen wordt vanaf de ondertekening van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maanden op 3 maanden gebracht. HOOFDSTUK XIV. - Maaltijdcheques

Art. 40.Voor de periode van 1 oktober 2003 tot 31 december 2003 worden overeenkomstig de Rijksdienst voor Sociale Zekerheidreglementering maaltijdcheques toegekend waarvan het bedrag en de toepassingsmodaliteiten worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XV. - Duur van de overeenkomst en verbintenissen van de contracterende partijen

Art. 41.Deze overeenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004. Zij bepaalt het geheel der nieuwe sociale voordelen van toepassing gedurende gans de hiervoor vermelde periode.

Bijgevolg waarborgen de contracterende partijen gedurende deze periode de inachtneming van de aangegane verbintenissen met betrekking tot de sociale vrede en de opvoering van de productiviteit hetgeen het volgende inhoudt : a) tijdens gans de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de syndicale en patronale organisaties de sociale vrede in de ondernemingen waarborgen, alsmede de effectieve medewerking verzekeren van het personeel bij de uitvoering van de maatregelen die getroffen worden door toepassing van de paritair aanvaarde schikkingen met het oog op de opvoering van de productiviteit, zowel voor wat betreft het gebruik van nieuwe werktuigen en productiemachines, als voor wat betreft de wijzigingen aan de arbeidsmethodes;b) het geheel der schikkingen in verband met de arbeidsvoorwaarden zal stipt worden toegepast en kan onder geen enkel geval terug in betwisting worden gebracht door de syndicale organisaties, de werknemers, de patroonsvereniging of de werkgevers;c) de syndicale organisaties en de werknemers verbinden er zich toe geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak, en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken om welke reden het ook moge wezen;d) wanneer zich op sectorieel of ondernemingsvlak moeilijkheden zouden voordoen inzake het sociaal overleg, is het een goede praktijk om paritaire verzoening te bevoordelen en zo nodig het vraagstuk formeel aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Art. 42.De hierboven vermelde verbintenissen inzake sociale vrede vallen onder toepassing van de bepalingen die door ondertekenende partijen in het nationaal protocol van 26 juni 1969 dienaangaande werden vastgesteld.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^