gepubliceerd op 27 oktober 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst 2003-2004 van 19 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003
15 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst 2003-2004 van 19 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst 2003-2004 van 19 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 Collectieve arbeidsovereenkomst 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 (Overeenkomst geregistreerd op 12 december 2003 onder het nummer 69028/CO/130) Preambule Rekening houdend met de uitzonderlijk moeilijke economische situatie die de sector kent en de bepalingen van het interprofessioneel akkoord, hebben de sociale partners overeengekomen dat de onderhandelingsmarge voor de jaren 2003-2004 maximum 5 pct. bedraagt en dat het saldo na toepassing van het conventioneel indexeringssysteem zou gebruikt worden voor « kwalitatieve » bepalingen die het statuut van de werknemers verbeteren. Binnen dezelfde context beveelt Febelgra verder' de werkgevers die ontslagen overwegen om economische redenen, aan samen met de betrokken werknemer(s), en indien hij/zij dit wenst (wensen) met zijn/haar (hun) vertegenwoordiger(s), mogelijke alternatieve regelingen te overwegen die zouden toelaten het ontslag te vermijden of te verminderen. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003 en is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen welke onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagverblijf, met uitsluiting van de werkgevers en/of de werknemers die onder de toepassing vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Belgische dagbladen, afgesloten op 25 oktober 1995 in voornoemd paritair comité (koninklijk besluit van 25 juni 1997). HOOFDSTUK II. - Koopdracht Carenzdag
Art. 2.Het artikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst collectief contract van 30 november 1990 wordt vervangen door bepalingen die vaststellen dat vanaf 1 januari 2004 er betaling is van een vergoeding gelijk aan het baremauurloon (100 pct.) vermenigvuldigd met het aantal gepresteerde uren, met een maximum van 8 uren per dag, en dit voor de twee eerste carenzdagen van elk kalenderjaar; en dat er vanaf 1 december 2004 betaling is van dezelfde vergoeding voor de 3 eerste carenzdagen van elk kalenderjaar wanneer het een werknemer betreft die ten minste 15 jaar ancienniteit heeft in de onderneming.
In de ondernemingen waar een voordeel bestaat dat ten minste gelijkwaardig is, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar.
Eindejaarspremie
Art. 3.Vanaf 1 januari 2003 en voor de arbeiders die op 1 juni 2003, verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, bedraagt : - het aantal gelijkgestelde dagen in geval van ziekte (artikel 5, punt 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst eindejaarspremie) maximum 50 dagen ; - het aantal gelijkgestelde dagen in geval van economische werkloosheid (artikel 5, punt 6, van de collectieve arbeidsovereenkomst eindejaarspremie) maximum 50 dagen per kalenderjaar. « Maaltijdvergoeding »
Art. 4.Het bedrag van de conventionele « maaltijdvergoeding » waarvan sprake in artikel 28 van de collectieve arbeidsovereenkomst collectief contract van 30 november 1990 zal worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, en dat ter gelegenheid van elke vernieuwing van de sectorale conventie.
De eerste indexatie zal geschieden op 1 januari 2004 op basis van de evolutie van de gezondheidsindex tussen 31 december 2001 en 31 december 2003.
Eindejaarscadeaucheque 2003
Art. 5.Toekenning aan elke arbeider in dienst op 15 december 2003, van een cadeaucheque (niet-recurrent) ter waarde van 50 EUR netto of van een nettovoordeel gelijk aan 50 EUR en waarvan de modaliteiten worden vastgelegd op niveau van de onderneming.
Eindejaarscadeaucheque 2004
Art. 6.Voor zover er geen derde indexatie is geweest in de periode 2003-2004, toekenning aan elke arbeider in dienst op 15 december 2004, van een cadeaucheque (niet-recurrent) ter waarde van 50 EUR netto of van een nettovoordeel gelijk aan 50 EUR en waarvan de modaliteiten worden vastgelegd op niveau van de onderneming. HOOFDSTUK III. - Werkgelegenheid en welzijn Brugpensioen
Art. 7.verlenging van de verschillende brugpensioenregimes (58 jaar en 56 jaar/ nachtarbeid : brugpensioen op 56 jaar/nachtarbeid : schrapping van de toetredingsvoorwaarde; - brugpensioen : wanneer een werknemer van ouder dan 50 jaar gekozen heeft voor een regime van tijdskrediet met vermindering van de arbeidsprestaties zoals voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, tot de brugpensioenleeftijd, zal de brugpensioenvergoeding die door de werkgever wordt uitgekeerd berekend worden op basis van een voltijdse tewerksteling zoals voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17. Het « Febelgra Fonds » betaalt aan de werkgever de vergoeding en de bijdragen terug op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17.
Overuren
Art. 8.Verlenging van de sectoriale collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de niet-gerecupereerde overuren.
Anciënniteitsverlof
Art. 9.Het artikel 30 van de collectieve arbeidsovereenkomst collectief contract van 30 november 1990 wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Elk jaar hebben de werknemers die ten minste 10 jaar anciënniteit hebben in de onderneming, recht op 1 betaalde dag anciënniteitsverlof. Elke werknemer die ten minste 20 jaar anciënniteit heeft in de onderneming heeft recht op een tweede dag anciënniteitsverlof. Deze dag(en) word(en)t vastgelegd in gemeenschappelijk overleg tussen werkgever en werknemer. In de ondernemingen waar een voordeel bestaat dat ten minste gelijkwaardig is, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar. » Classificatie der functies, milieu en imago van de sector.
Art. 10.Betaling van een niet-recurrente bijdrage van 0,05 pct. Van de loonmassa in 2003 en 2004 teneinde de werkzaamheden voor de herziening van de classificatie der functies verder te zetten, de « imago »-campagne verder te zetten en efficiënt tussen te komen in de acties die betrekking hebben op de verschillende overheden met betrekking tot milieureglementeringen. HOOFDSTUK IV. - Vorming
Art. 11.De bepalingen van het artikel 32 van de collectieve arbeidsovereenkomst collectief contract van 30 november 1990 worden als volgt gewijzigd : « Elke werknemer heeft een individueel recht op 1 dag beroepsopleiding per jaar. Het betreft elke vorm van beroepsopleiding georganiseerd dor de werkgever.
Dit invidueel recht kan op ondernemingsvlak geglobaliseerd worden. In dit geval moeten volgende beschikkingen worden nageleefd : In de ondernemingen met een OR, een CPBW of, bij ontstentenis, een vakbondsafvaardiging, legt de werkgever zijn ontwerp van geglobaliseerd plan van vorming voor voor advies ;
In de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging hangt de werkgever zijn ontwerp van geglogbaliseerd plan van vorming voor advies uit. De arbeiders maken hun opmerkingen en eventuele suggesties aan de werkgever over binnen de 15 dagen.
Indien een werknemer meent geen recht te hebben gehad op zijn jaarlijks vormingsdag, heeft hij de mogelijkheid de voorzitter van het paritaire comité hiervan in te lichten, die dan de werkgever zal verzoeken de globalisering van de vormingsdagen gedurende de betrokken periode, te rechtvaardigen. » Risicogroepen
Art. 12.Verlenging van de betaling van de bijdrage van 0,10 pct. + 0,05 pct. ten voordele van de vorming en de tewerkstelling van de risicogroepen; het geheel van de 0,15 pct. wordt communautair verdeeld tussen Cefograf en Grafoc volgens de verdeelsleutel beslist door de raad van bestuur van FOGRA. Middenstandsleerlingen
Art. 13.Partijen komen overeen om tegen 30 juni 2004 ten laatste, de toegangsmodaliteiten voor alternerend leren vanaf de leeftijd van 15 jaar in de grafische nijverheid, te heronderhandelen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 14.Partijen verbinden zich ertoe om gedurende de looptijd van deze overeenkomst de sociale vrede in de ondernemingen te handhaven.
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2003 en blijft van toepassing tot 31 december 2004, met uitzondering van de artikelen die er anders over beschikken.
Commentaar : Rosetta-plan : positieve syndicale benadering op het niveau van de ondernemingen die wensen een individuele afwijkingsaanvraag in te dienen bij de Minister. In geval van niet-akkoord in de onderneming zal het dossier aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf kunnen worden overgemaakt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE