gepubliceerd op 07 december 2000
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen voor de bedienden in de voedingsnijverheid
14 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen voor de bedienden in de voedingsnijverheid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen voor de bedienden in de voedingsnijverheid.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 november 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1999 Brugpensioen voor de bedienden in de voedingsnijverheid (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51381/CO/220) Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité van de bedienden uit de voedingsnijverheid, met uitzondering van : - de suikerfabrieken en de suikerraffinaderijen, de fabrieken van invertsuiker en citroenzuur, de kandijfabrieken, de gistfabrieken en de distilleerderijen; - de groentenconservennijverheid. § 2. Met "bedienden" worden de mannelijke en de vrouwelijke bedienden bedoeld.
Ontslag
Art. 2.§ 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, wordt toegekend aan de bedienden die worden ontslagen om een andere reden dan om een dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. § 2. Het ontslag met het oog op brugpensioen moet plaats hebben : a) voor wat betreft het brugpensioen vanaf 58 jaar zoals bepaald in artikel 3, § 1 : tussen 1 januari 1999 en 30 juni 2001;b) voor wat betreft het brugpensioen vanaf 56 jaar zoals bepaald in artikel 3, § 2 : tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000. § 3. De betrokken bediende moet het bewijs leveren van zijn recht op werkloosheidsuitkeringen.
Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden
Art. 3.§ 1. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke voorwaarde van 25 dienstjaren als loontrekkende. § 2. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke voorwaarde van 33 dienstjaren als loontrekkende waarvan : - minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties; - en minstens 10 jaar bij de laatste werkgever of in de sector van de voedingsindustrie. § 3. De vermelde leeftijdsvoorwaarden moeten vervuld zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en : a) voor wat betreft het brugpensioen vanaf 58 jaar zoals bepaald in § 1 : tussen 1 januari 1999 en 30 juni 2001;b) voor wat betreft het brugpensioen vanaf 56 jaar zoals bepaald in § 2 : tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000. § 4. De vermelde anciënniteitsvoorwaarden moeten vervuld zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Aanvullende vergoeding
Art. 4.§ 1. De betaling van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 is verschuldigd door de werkgever. § 2. De werkgever kan evenwel een gedeeltelijke terugbetaling van de maandelijkse aanvullende vergoeding bekomen, namelijk voor een bedrag van 2 000 BEF per maand en per bruggepensioneerde van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de bedienden van de voedingsnijverheid" voor zover de bediende, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van het brugpensioen, vijf jaar tewerkgesteld was in de voedingsnijverheid en twee jaar bij de laatste werkgever.
Deze terugbetaling geldt enkel in hoofde van de bruggepensioneerde vanaf de leeftijd van 58 jaar. § 3. De raad van beheer van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de bedienden uit de voedingsnijverheid" legt de administratieve richtlijnen vast die nodig zijn voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Verplichtingen van de werkgever
Art. 5.§ 1. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is de vervanging van de bruggepensioneerde verplicht. § 2. De bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen per bruggepensioneerde blijven volledig ten laste van de individuele ondernemingen. § 3. De eventuele sancties, onder welke vorm ook, die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen inzake brugpensioen blijven volledig ten laste van de individuele ondernemingen.
Geldigheidsduur
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 1999 en loopt : a) voor wat betreft het brugpensioen vanaf 58 jaar zoals bepaald in artikel 3, § 1 : tot 30 juni 2001;b) voor wat betreft het brugpensioen vanaf 56 jaar zoals bepaald in artikel 3, § 2 : tot 31 december 2000. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX