gepubliceerd op 24 februari 2000
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van de werknemers tewerkgesteld in de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap
14 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van de werknemers tewerkgesteld in de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, 3°;
Gelet op het advies van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat, om een betere organisatie van de arbeid toe te laten, de werkgevers en de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, onverwijld op de hoogte moeten worden gebracht van de wijze waarop de tijd gedurende welke het personeel ter beschikking is van de werkgever, moet worden bepaald;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap ressorteren.
Art. 2.Gedurende de externe verblijven worden, per periode van 24 uren, de aanwezigheidsuren van de werknemer als arbeidstijd beschouwd ten belope van een periode van maximum 11 uren per dag en 50 uren per week.
Onder extern verblijf wordt verstaan elk verblijf dat beoogt aan de begunstigden van de betrokken diensten en inrichtingen een onderbreking van het gewone ritme van het dagelijks leven te verschaffen, en dit met name tijdens de schoolvakanties of vakantieperioden, bepaalde weekends of feestdagen.
Art. 3.Buiten de externe verblijven bedoeld in artikel 2, wordt voor elke arbeidsprestatie verricht tussen 20 uur en 6 uur `s morgens een rustperiode van maximum 5 uren niet als arbeidstijd beschouwd, voor zover deze rust genomen wordt op een plaats die daartoe behoorlijk werd ingericht.
Art. 4.Wordt niet als arbeidstijd beschouwd, de periode gedurende welke de werknemer niet ter beschikking is van de werkgever, maar buiten de arbeidsplaats opgeroepen kan worden om een dringende oproep te beantwoorden.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en treedt buiten werking op 1 januari 2002.
Art. 6.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 februari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.