gepubliceerd op 06 april 2011
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de bijkomende inspanningen van vorming en opleiding
13 MAART 2011. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de bijkomende inspanningen van vorming en opleiding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de bijkomende inspanningen van vorming en opleiding.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 maart 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2010 Bijkomende inspanningen van vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 21 oktober 2010 onder het nummer 102072/CO/130) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 en 2009-2010, meer bepaald de verhoging van de vormingsinspanningen op sectorniveau en de uitwerking van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 2009 betreffende de tewerkstelling en vorming voor de risicogroepen en bijkomende vormingsinspanningen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf en op de werknemers en werkneemsters, hierna "werknemers" genoemd, tewerkgesteld in deze ondernemingen, met uitsluiting van de werkgevers en/of werknemers die onder de toepassing vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de Belgische dagbladen, afgesloten op 18 oktober 2007 in het voornoemd paritair comité ( koninklijk besluit van 1 juli 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/07/2008 pub. 23/07/2008 numac 2008022380 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 type koninklijk besluit prom. 01/07/2008 pub. 24/07/2008 numac 2008022384 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68, § 10, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen type koninklijk besluit prom. 01/07/2008 pub. 25/07/2008 numac 2008012909 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de betonindustrie ressorteren (1) type koninklijk besluit prom. 01/07/2008 pub. 23/07/2008 numac 2008018180 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit van tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de voorwaarden inzake erkenning en toelating van inrichtingen in de diervoedersector sluiten). HOOFDSTUK II. - Vaststelling jaarlijkse opleidingen
Art. 2.Vanaf 2011 zullen de ondernemingen gebruik maken van het derde luik van het nieuwe model voor de sociale balans (cf. bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst). Dit model bevat tabellen voor de registratie van opleidingsactiviteiten. Zowel beroepsopleidingen als opleidingen opgelegd door de wet op het welzijn komen hiervoor in aanmerking. De overgemaakte gegevens hebben betrekking op het vorige kalenderjaar.
Art. 3.De tabel bestaat uit : - het totaal van de formele beroepsopleidinginitiatieven; - het totaal van de minder formele en informele voortgezette opleidingsinitiatieven; - het totaal van de initiële beroepsopleidinginitiatieven; - bron en het totaal aan ontvangen vormingssubsidies.
Voor elk totaal moet het aantal betrokken werknemers, het aantal opleidingsuren en de totale kostprijs voor de onderneming worden vermeld.
Art. 4.De ingevulde tabellen worden jaarlijks overgemaakt aan Febelgra. Hiervoor zal een webapplicatie opgericht worden onder www.febelgra.be of met de post, uiterlijk 1 april van het kalenderjaar volgend op het betrokken jaar.
Art. 5.Het niet bezorgen van de tabellen door de onderneming wordt aanzien als een inbreuk op het bezorgen van sociale documenten en leidt tot verlies van sectorale subsidiemaatregelen, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst "risicogroepen".
Art. 6.Febelgra maakt, op basis van de globale sectorgegevens, een jaarlijks rapport over aan de raad van bestuur van Fogra en legt dit neer bij het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar dat volgt op het betrokken jaar. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 20 september 2010 en is afgesloten voor onbepaalde duur.
Ze kan door één van de ondertekenende partijen opgezegd worden met een opzegtermijn van drie maanden, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf en aan de andere ondertekenende organisaties.
Ze kan gedeeltelijk herzien worden bij gemeenschappelijk akkoord tussen de ondertekenende partijen. Bij gedeeltelijke herziening is geen opzegging vereist.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 maart 2011.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de bijkomende inspanningen van vorming en opleiding Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans Deze tekst werd opgesteld door de Balanscentrale van de Nationale Bank van België in samenwerking met de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven 1. Inleiding Deze tekst vormt een methodologische leidraad voor het invullen van de rubrieken van de sociale balans in het deel "inlichtingen over de opleidingen voor de werknemers tijdens het boekjaar" (zie bijlage) van de volledige en verkorte jaarrekeningmodellen zowel voor ondernemingen als voor verenigingen.Deze leidraad werd opgesteld in samenwerking met de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Hij behandelt de opleidingen waarover in de sociale balans gerapporteerd moet worden volgens het " koninklijk besluit van 10 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/02/2008 pub. 26/02/2008 numac 2008012203 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen type koninklijk besluit prom. 10/02/2008 pub. 27/02/2008 numac 2008012112 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen type koninklijk besluit prom. 10/02/2008 pub. 28/02/2008 numac 2007012796 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen type koninklijk besluit prom. 10/02/2008 pub. 21/02/2008 numac 2008012084 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 92 van 20 december 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 type koninklijk besluit prom. 10/02/2008 pub. 21/02/2008 numac 2008012099 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 91 van 20 december 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van een aanvullende vergoeding in het kader van het brugpensioen voor sommige oudere mindervalide werknemers en werknemers met ernstige lichamelijke problemen, indien zij worden ontslagen sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen" en verduidelijkt welke werknemers, uren en kosten in rekening moeten worden genomen.
De bedoelde opleidingen splitsen zich op in voortgezette beroepsopleiding en initiële beroepsopleiding. 2. Voortgezette beroepsopleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever Onder voortgezette beroepsopleiding verstaat men een door één of meerdere werknemers gevolgde opleiding, die op voorhand gepland werd en die tot doel heeft de kennis van de werknemers te vergroten of hun vaardigheden te verbeteren.De opleiding moet volledig of gedeeltelijk gefinancierd worden door de onderneming (wat ook indirect kan, bijvoorbeeld via bijdragen aan opleidingsfondsen). Toevallig leren (1) en initiële beroepsopleiding behoren niet tot de voortgezette opleiding.
De voortgezette beroepsopleiding is onderverdeeld in : 1° formele opleiding;2° minder formele en informele opleiding. 2.1. Formele opleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever 2.1.1. Wat verstaat men onder formele opleiding ? Onder formele beroepsopleiding verstaat men door lesgevers of sprekers ontwikkelde cursussen en stages. Deze opleidingen worden gekenmerkt door een hoge graad van organisatie door een opleider of opleidingsinstelling. Ze gaan door op een plaats die duidelijk van de werkplek gescheiden is. Ze richten zich tot een groep cursisten en vaak wordt een attest verstrekt dat de opleiding gevolgd werd.
De opleidingen kunnen ontwikkeld en beheerd worden door de onderneming zelf of door een extern organisme.
Een opleiding wordt beschouwd als : - intern wanneer ze ontwikkeld en beheerd wordt door de onderneming zelf (bijvoorbeeld door het ondernemingshoofd zelf of door de personeelsverantwoordelijke of de opleidingsverantwoordelijke), ook indien de opleiding fysisch plaatsvindt buiten de onderneming; - extern wanneer ze ontwikkeld en beheerd wordt door een organisme dat geen deel uitmaakt van de onderneming (bijvoorbeeld : particuliere of publieke organismen met of zonder winstoogmerk, zoals Bruxelles Formation, FOREm, VDAB, ADG, scholen en universiteiten, opleidingsinstituten, moedermaatschappijen of samenwerkende ondernemingen, materiaalleveranciers, werkgeversorganisaties, kamers van koophandel, sectorverenigingen zoals CEVORA, enz...), zelfs als de opleiding fysisch plaatsvindt binnen de onderneming. 2.1.2. Welke werknemers in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5801 en 5811 Het gaat hier om de voortgezette beroepsopleiding en niet om de initiële die in punt 4.1. aan bod komt. Bijgevolg komen enkel de personeelsleden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst in aanmerking. Uitzendkrachten, personen met een leercontract (ondernemings- of middenstandsopleiding), stagiairs en andere personen in het bezit van een opleidingscontract (bijvoorbeeld in het kader van een IBO - "Individuele Beroepsopleiding") mogen niet worden meegerekend.
Het aantal opgeleide werknemers is het aantal verschillende werknemers van de onderneming dat toegang heeft gehad tot een of meerdere opleidingen. Een werknemer die tijdens het boekjaar heeft deelgenomen aan meerdere opleidingen wordt slechts één keer meegeteld. 2.1.3. Welke opleidingsuren in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5802 en 5812 Het aantal gevolgde opleidingsuren is het aantal uren dat de werknemers in de werktijd hebben besteed aan formele voortgezette beroepsopleidingen, zoals hoger gedefinieerd.
Als opleidingen deels in de werktijd en deels in de vrije tijd van de werknemer worden gevolgd, dan mag enkel het deel in de werktijd meegerekend worden. 2.1.4. Welke kosten in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5803, 58031, 58032, 58033, 5813, 58131, 58132 en 58133 De totale kosten voor de onderneming worden gevormd door de som van de brutokosten rechtstreeks verbonden met de opleiding en de gestorte bijdragen ter financiering van opleidingen, verminderd met de subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming. 2.1.4.1. Brutokosten rechtstreeks verbonden met de opleiding - Voor alle opleidingen : - bezoldigingen van de werknemers in opleiding (brutolonen plus sociale lasten) gedurende de opleiding. Daartoe past men op de totale jaarlijkse bezoldiging van de betrokken werknemer (of op het gemiddelde theoretische salaris dat overeenstemt met zijn categorie binnen de onderneming), de verhouding toe van het aantal tijdens het jaar gevolgde opleidingsuren op het totale aantal bezoldigde uren. Als die gegevens niet voorhanden zijn, dan worden de kosten geschat door het gemiddelde uurloon te vermenigvuldigen met het aantal aan de opleiding bestede werkuren; - in voorkomend geval, de verplaatsings- en verblijfskosten van de deelnemers voor zover deze kosten rechtstreeks met de opleiding verband houden.
Bovenop deze algemene kosten komen de hieronder beschreven kosten welke eigen zijn aan de interne of externe opleidingen. - Voor de interne opleidingen : - bezoldigingen van het personeel dat instaat voor de opleiding (brutolonen plus sociale lasten); het betreft : - voltijdse opleiders, deeltijdse opleiders (in dit geval wordt alleen rekening gehouden met de loonkosten met betrekking tot de uren besteed aan de voorbereiding en het onderricht van de opleiding); - het personeel dat instaat voor de organisatie of de administratieve aspecten van de opleiding, hetzij voltijds, hetzij deeltijds (in dit geval wordt alleen rekening gehouden met de loonkosten met betrekking tot de uren die verband houden met het organiseren van de opleiding). - werkingskosten : het betreft de uitgaven verbonden aan : - het onderhoud en de afschrijving van de lokalen (bijvoorbeeld de opleidingscentra), de uitrusting en het meubilair bestemd voor opleiding, welke daarvoor uitsluitend dan wel gedeeltelijk worden gebruikt (in het laatste geval wordt alleen rekening gehouden met de kosten die verband houden met de uren besteed aan opleiding); - de pedagogische ondersteuning van de opleiding (aankoop of aanmaak van pedagogische werken met uitzondering van werken met publicitaire inslag). - Voor de externe opleidingen : - in voorkomend geval, de kosten (inschrijvingsgeld) aangerekend door het opleidingsorganisme (opleidingscentra, externe opleiders, consultants) die rechtstreeks verband houden met de opleiding; - in voorkomend geval, de uitsluitend ten behoeve van de opleiding gemaakte kosten voor leermateriaal, dat niet door de onderneming zou zijn aangekocht indien de opleiding niet had plaatsgevonden. 2.1.4.2. Betaalde bijdragen Het gaat om het bedrag van de verplichte bijdragen en/of stortingen aan collectieve fondsen, zoals bijvoorbeeld : - de bijdrage voor de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen welke door de onderneming wordt gestort in uitvoering van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen. Afhankelijk van de sector varieert deze bijdrage van 0,10 tot 0,60 pct. van de loonmassa; - specifieke stortingen (vaak uitgedrukt in procent van de loonmassa), voor de opleiding van werknemers, verschuldigd ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal of ondernemingsniveau; - de storting van 0,08 pct. van de loonmassa in het fonds ter financiering van het educatief verlof; - evenals de bijkomende storting van 0,05 pct. van de loonmassa in het fonds ter financiering van het educatief verlof, ingeval de geleverde inspanning op het vlak van opleiding onvoldoende blijkt. 2.1.4.3. Ontvangen subsidies (in mindering te brengen van de kosten) Het betreft de subsidies afkomstig van collectieve fondsen (bijvoorbeeld premies of andere financiële tegemoetkomingen verleend door de sectorale opleidingsfondsen) en gewestelijke fondsen (bijvoorbeeld het deel dat de Gewesten voor hun rekening nemen in de opleidingen gefinancierd door middel van opleidingscheques (2), federale (bijvoorbeeld de ontvangen subsidies in het kader van educatief verlof) of Europese financiële ondersteuning. 2.2. Minder formele of informele opleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever 2.2.1. Wat verstaat men onder minder formele of informele opleiding ? Onder minder formele en informele opleiding verstaat men de vormingsactiviteiten, andere dan deze bedoeld hiervoor, die rechtstreeks betrekking hebben op het werk. Deze opleidingen worden gekenmerkt door : - een hoge graad van zelforganisatie (tijd, ruimte en inhoud) door de individuele leerling of door een groep leerlingen; - een inhoud die gekozen wordt volgens de individuele behoeften van de leerling op de werkplek; - een rechtstreeks verband met het werk en de werkplek. Ook de deelname aan conferenties, beurzen, enz. voor leerdoeleinden valt daaronder.
Omvat de volgende vormen van opleiding, voor zover ze beantwoorden aan de hierboven opgesomde criteria : - on-the-job-training; - begeleiderschap, coaching, verwerven van knowhow; - opleiding of vorming door middel van jobrotatie, uitwisselingen, studiebezoeken en detacheringen; - deelname aan vormings- en kwaliteitscirkels; - zelfstudie (of open opleiding) en opleiding op afstand (boeken, cassettes, cd-rom, cursussen per post); - bijwonen van conferenties, workshops, beurzen en lezingen.
Vallen er niet onder : - brainstorming; - beleidsinformatiesessies; - eenvoudig onthaal van nieuwe werknemers (zonder aansluitende vorming). 2.2.2. Welke werknemers in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5821 en 5831 Het gaat hier om voortgezette en niet om initiële beroepsopleiding die in punt 4.1. aan bod komt. Bijgevolg komen enkel de personeelsleden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst in aanmerking.
Uitzendkrachten, personen met een leercontract (ondernemings- of middenstandsopleiding), stagiairs en andere personen in het bezit van een opleidingscontract (bijvoorbeeld in het kader van een IBO - "Individuele Beroepsopleiding") mogen niet worden meegerekend.
Het aantal opgeleide werknemers is het aantal verschillende werknemers van de onderneming dat toegang heeft gehad tot een of meerdere opleidingen. Een werknemer die tijdens het boekjaar heeft deelgenomen aan meerdere opleidingen wordt slechts één keer meegeteld. 2.2.3. Welke opleidingsuren in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5822 en 5832 Het aantal gevolgde opleidingsuren is het aantal uren dat de werknemers in de werktijd hebben besteed aan informele of minder formele voortgezette beroepsopleidingen, zoals hoger gedefinieerd.
Als opleidingen deels in de werktijd en deels in de vrije tijd van de werknemer worden gevolgd, dan mag enkel het deel in de werktijd meegerekend worden. 2.2.4. Welke kosten in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5823 en 5833 De in aanmerking te nemen nettokosten worden gevormd door de som van de brutokosten rechtstreeks verbonden met de opleiding, verminderd met de ontvangen subsidies en andere financiële voordelen toegekend aan de onderneming (bijvoorbeeld de begeleiderschapspremie toegekend door bepaalde opleidingsfondsen).
De totale brutokosten voor informele opleidingen zijn samengesteld uit : - de bezoldigingen van de werknemers in opleiding (brutolonen plus sociale lasten) gedurende de opleiding. Daartoe past men op de totale jaarlijkse bezoldiging van de betrokken werknemer (of op het gemiddelde theoretische salaris dat overeenstemt met zijn categorie binnen de onderneming), de verhouding toe van het aantal tijdens het jaar gevolgde opleidingsuren op het totale aantal bezoldigde uren. Als die gegevens niet voorhanden zijn, dan worden de kosten geschat door het gemiddelde uurloon te vermenigvuldigen met een aantal aan de opleiding bestede werkuren; - in voorkomend geval, de verplaatsings- en verblijfskosten van de deelnemers voor zover deze kosten rechtstreeks met de opleiding verband hebben; - de bezoldigingen van het personeel dat instaat voor de opleiding (brutolonen plus sociale lasten) gedurende de opleiding, of het nu gaat om on-the-job-training, dan wel om eender welke andere vorm van informele of minder formele opleiding; - in voorkomend geval, het betaalde inschrijvingsgeld (bijvoorbeeld voor de deelname aan beurzen, workshops, conferenties,...); - in voorkomend geval, de uitsluitend voor de opleiding gemaakte kosten voor leermateriaal, dat niet door de onderneming zou zijn aangekocht indien de opleiding niet had plaatsgevonden. 3. Initiële beroepsopleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever 3.1. Wat verstaat men onder initiële beroepsopleiding ? Initiële beroepsopleiding is de opleiding gegeven aan de personen die in de onderneming tewerkgesteld zijn in het kader van alternerend leren en werken, met als doel een officieel erkend diploma of certificaat te behalen. Volgende kenmerken gelden opdat er sprake zou zijn van initiële opleiding : - het doel van de opleiding bestaat erin een officieel erkend diploma of certificaat te behalen; - de studieactiviteit vormt het belangrijkste onderdeel, maar er moet ook minstens een gedeeltelijk arbeidselement aanwezig zijn; - de duur van de opleiding bedraagt minstens zes maanden.
Behoren tot deze categorie van opleidingen : de ondernemingsopleidingen, het socio-professioneel inschakelingscontract, de middenstandsopleidingen. 3.2. Welke werknemers in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5841 en 5851 Personeelsleden met een leerovereenkomst (ondernemings- of middenstandsopleidingen), stagiairs en andere personeelsleden in het bezit van een opleidingscontract (bijvoorbeeld in het kader van een IBO - "Individuele Beroepsopleiding"). 3.3. Welke opleidingsuren in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5842 en 5852 Het te rekenen aantal opleidingsuren is het totale aantal uren dat de betrokkenen in de onderneming aanwezig zijn, ongeacht of deze uren al dan niet bijdragen tot het productieproces. De niet in de onderneming gepresteerde uren (bijvoorbeeld de uren doorgebracht in de opleidingsinstelling) mogen niet meegerekend worden. 3.4. Welke kosten in aanmerking nemen ? Rubriekcodes 5843 en 5853 De in aanmerking te nemen nettokosten worden gevormd door de som van de brutokosten rechtstreeks verbonden met de opleiding, verminderd met de ontvangen subsidies. 3.4.1. Brutokosten rechtstreeks verbonden met de opleiding - bezoldigingen van de personeelsleden die aan een initiële beroepsopleiding deelnemen (brutolonen plus sociale lasten); - bezoldigingen van de werknemers die instaan voor de opleiding (brutolonen plus sociale lasten) : het gaat om de werknemers die geheel of gedeeltelijk ingezet worden voor de organisatie en de verstrekking van de opleiding (in dat laatste geval worden alleen de loonkosten met betrekking tot de uren die verband houden met het organiseren en verstrekken van de opleiding in rekening gebracht); - werkingskosten, het gaat om de kosten die staan op : - het onderhoud en de afschrijving van de lokalen (bijvoorbeeld de opleidingscentra), de uitrusting en het meubilair bestemd voor opleiding, welke daarvoor uitsluitend dan wel gedeeltelijk worden gebruikt (in het laatste geval worden de kosten berekend in functie van het aantal uren gebruik, voor de opleiding en worden enkel deze in rekening gebracht); - de pedagogische ondersteuning van de opleiding (aanschaffing of aanmaak van pedagogische werken met uitzondering van werken met publicitaire inslag); - in voorkomend geval, het inschrijvingsgeld van de deelnemers, voor het bedrag dat de onderneming ten laste neemt; - de uitsluitend voor de opleiding gemaakte kosten voor leermateriaal, dat niet door de onderneming zou zijn aangekocht indien de opleiding niet had plaatsgevonden. 3.4.2. De ontvangen subsidies (in mindering te brengen van de kosten) Het betreft de subsidies afkomstig van collectieve fondsen (bijvoorbeeld premies of andere financiële tegemoetkomingen verleend door de sectorale opleidingsfondsen) en gewestelijke, federale of Europese financiële ondersteuning. Zo moet bijvoorbeeld de begeleiderschapsbonus die toegekend wordt gedurende maximaal drie opleidingsjaren van eenzelfde cyclus alternerend leren en die 500 EUR bedraagt op het einde van het eerste of tweede jaar opleiding en 750 EUR op het einde van het derde jaar, afgetrokken worden van het bedrag van de rechtstreekse opleidingskosten om de nettokosten voor de onderneming te krijgen die in de rubriek moeten worden ingevuld.
Inlichtingen over de opleidingen voor de werknemers tijdens het boekjaar
Formele voortgezette beroepsopleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
Aantal betrokken werknemers
5801
5811
Aantal gevolgde opleidingsuren
5802
5812
Nettokosten voor de onderneming
5803
5813
waarvan brutokosten rechtstreeks verbonden met de opleiding
58031
58131
waarvan betaalde bijdragen en stortingen ten gunste van collectieve fondsen
58032
58132
waarvan ontvangen subsidies en andere financiële voordelen (af te trekken)
58033
58133
Minder formele of informele voortgezette beroepsopleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever
Aantal betrokken werknemers
5821
5831
Aantal gevolgde opleidingsuren
5822
5832
Nettokosten voor de onderneming
5823
5833
Initiële beroepsopleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever
Aantal betrokken werknemers
5841
5851
Aantal gevolgde opleidingsuren
5842
5852
Nettokosten voor de onderneming
5843
5853
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 maart 2011.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET
(1) Toevallig leren gebeurt op een natuurlijke wijze in het dagelijkse leven.Het is niet op voorhand en doelbewust gepland; het is niet verbonden met een specifieke plaats of met een specifieke lesgever of opleider. (2) De gewestelijke subsidie bij een opleidingscheque met een nominale waarde van 25 EUR, aangekocht voor 10 EUR, bedraagt 15 EUR.