gepubliceerd op 30 juni 2010
Koninklijk besluit tot uitvoering van het artikel 19, vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het artikel 19, vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, artikel 19, vierde lid, en artikel 52, 10°, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002;
Gelet op het advies van het Technisch comité ingericht bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gegeven op 14 februari 2008;
Gelet op het advies van de Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gegeven op 17 december 2007 en 17 maart 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 mei 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 24 juni 2008;
Gelet op het advies 46.023/1 van de Raad van State, gegeven op 5 maart 2009;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid belast met de maatschappelijke integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de wet van 6 augustus 1990" : de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;2° "Controledienst" : de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, bedoeld bij artikel 49, § 1, van de wet van 6 augustus 1990.
Art. 2.Wanneer feiten worden vastgesteld die de afzetting van een bestuurder van een ziekenfonds of van een landsbond kunnen rechtvaardigen, spreekt de algemene vergadering van het ziekenfonds of de landsbond in kwestie zich dienaangaande uit op de eerste algemene vergadering die, met inachtneming van de artikelen 16 en 18, § 1, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990, na deze vaststelling bijeengeroepen wordt.
Art. 3.De oproepingsbrief van de algemene vergadering vermeldt de feiten die de afzetting kunnen rechtvaardigen en het specifieke aanwezigheidsquorum bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990, dat vereist is om zich geldig uit te spreken over de afzetting van een bestuurder.
Het voorstel tot afzetting maakt het voorwerp uit van een bijzonder punt van de dagorde.
De betrokken bestuurder wordt per aangetekend schrijven binnen de door artikel 16 van de wet van 6 augustus 1990 voorziene termijn voor bijeenroeping van de algemene vergadering erover ingelicht : 1° dat de algemene vergadering zich dient uit te spreken over zijn afzetting, over de feiten die de afzetting kunnen rechtvaardigen en over de datum van de algemene vergadering;2° dat hij per aangetekend schrijven kan verzoeken om door de algemene vergadering mondeling gehoord te worden.
Art. 4.De algemene vergadering hoort de bestuurder die daartoe overeenkomstig artikel 3, derde lid, 2°, verzocht heeft.
Art. 5.De bestuurder wiens afzetting op de dagorde van de algemene vergadering is ingeschreven en die bovendien eveneens lid is van deze algemene vergadering kan, overeenkomstig artikel 18, § 2, tweede en derde lid, van de wet van 6 augustus 1990, niet deelnemen aan de beraadslaging en aan de stemming van dit punt van de dagorde, noch in aanmerking worden genomen voor de berekening van het aanwezigheidsquorum voor dit punt.
Art. 6.Indien het aanwezigheidsquorum bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet bereikt wordt op de datum die vastgesteld werd voor de algemene vergadering, wordt overeenkomstig artikel 18, § 1, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 een tweede algemene vergadering bijeengeroepen die geldig beraadslaagt, ongeacht het aantal aanwezige leden.
De bestuurder die overeenkomstig artikel 3, derde lid, 2°, verzocht heeft om door de algemene vergadering gehoord te worden, moet dit verzoek niet herhalen wanneer een tweede algemene vergadering wordt bijeengeroepen.
Art. 7.De beslissing van de algemene vergadering moet bij geheime stemming en met de meerderheid bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 worden genomen. Deze beslissing heeft onmiddellijke uitwerking.
Art. 8.De Controledienst moet binnen de dertig kalenderdagen na de algemene vergadering per aangetekend schrijven ingelicht worden over de afzetting van een bestuurder van een ziekenfonds of van een landsbond.
Art. 9.Overeenkomstig artikel 52, 10°, van de wet van 6 augustus 1990, kan iedere klacht in verband met de toepassing van dit besluit worden voorgelegd aan de Controledienst.
De klachten moeten per aangetekend schrijven gericht worden aan de Controledienst binnen dertig kalenderdagen volgend op de beslissing tot afzetting.
De Controledienst beschikt over dertig kalenderdagen om zijn beslissing te betekenen aan de betrokken partijen. Hij behoudt zich het recht voor de verweermiddelen van de partijen te horen of te lezen.
Art. 10.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX