gepubliceerd op 15 april 1999
Koninklijk besluit tot regeling van sommige kiesverrichtingen in geval van gelijktijdige verkiezingen voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden
13 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot regeling van sommige kiesverrichtingen in geval van gelijktijdige verkiezingen voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 18 december 1998 tot regeling van de gelijktijdige of kort opeenvolgende verkiezingen voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden;
Gelet op het Kieswetboek, inzonderheid op de artikelen 10, § 3, 115ter en 128ter, ingevoegd bij de wet van 18 december 1998, en artikel 142, gewijzigd bij dezelfde wet;
Gelet op het besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 september 1976 en op de bijgevoegde bepalingen, goedgekeurd bij de wet van 28 maart 1978, inzonderheid op de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in de vergadering door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, zoals zij het laatst gewijzigd is bij het besluit 95/1 van 1 januari 1995;
Gelet op de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, inzonderheid op artikel 20, gewijzigd bij de wet van 18 december 1998, en artikel 24, § 2, vervangen bij dezelfde wet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op afdeling 1bis van hoofdstuk II, getiteld « Verkiezingen », die het voorwerp uitmaakt van de artikelen 25 tot 30, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op afdeling 2 van hoofdstuk II, getiteld « Verkiezingen », die het voorwerp uitmaakt van de artikelen 13 tot 21, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en 5 april 1995 en bij de wet van 9 mei 1989;
Gelet op de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op het nieuwe hoofdstuk V van boek I, getiteld « Bijzondere bepalingen houdende de organisatie van de gelijktijdige verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, het Europees Parlement en de federale Wetgevende Kamers », dat het voorwerp uitmaakt van de nieuwe artikelen 41bis tot 41octies, ingevoegd bij de wet van 18 december 1998;
Gelet op de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt verkozen, inzonderheid op de nieuwe titel IIIter, getiteld « Bijzondere bepalingen houdende de organisatie van de gelijktijdige verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, van het Europees Parlement en van de federale Wetgevende Kamers », die het voorwerp uitmaakt van de nieuwe artikelen 35 tot 42, ingevoegd bij de wet van 18 december 1998;
Gelet op de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, inzonderheid op de nieuwe titel VIIIbis, getiteld « Bijzondere bepalingen houdende de organisatie van de gelijktijdige verkiezingen van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, de Waalse Gewestraad, het Europees Parlement en de federale Wetgevende Kamers », die het voorwerp uitmaakt van de nieuwe artikelen 63 tot 68, ingevoegd bij de wet van 18 december 1998;
Gelet op de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, inzonderheid op artikel 14, eerste lid, 3°, gewijzigd bij de wetten van 5 april 1995 en 18 december 1998 en artikel 22, § 2, ingevoegd bij die laatste wet;
Gelet op de wet van 18 december 1998 tot organisatie van de geautomatiseerde stemopneming door middel van een systeem voor optische lezing en tot wijziging van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming;
Gelet op de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, zoals zij het laatst gewijzigd is bij de wet van 12 februari 1999;
Gelet op de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement, zoals zij het laatst gewijzigd is bij de wet van 25 juni 1998;
Gelet op de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, zoals zij het laatst gewijzigd is bij de wet van 25 juni 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels van verzekering voorzien in artikel 130 van het Kieswetboek;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1998 tot vervanging van het koninklijk besluit van 18 april 1994 houdende aanwijzing van de kieskantons voor het gebruik van een geautomatiseerd stemsysteem;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1998 tot vaststelling van de modaliteiten inzake het registreren van de identiteit van de natuurlijke personen die giften doen van 5 000 F en meer aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen, en tot bepaling van de formaliteiten voor het indienen van de desbetreffende jaaroverzichten;
Gelet op het ministerieel besluit van 2 maart 1999 tot vaststelling van het model van de verklaring waardoor de kandidaten voor de verkiezingen voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement of de Gewest- en Gemeenschapsraden, zich verbinden tot het naleven van de wettelijke bepalingen betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, tot aangifte van hun verkiezingsuitgaven binnen dertig dagen na de datum van de verkiezingen, en bovendien tot aangifte van de herkomst van de geldmiddelen die zij gebruiken om die uitgaven te dekken en tot registratie van de identiteit van de natuurlijke personen die hen giften van 5 000 F en meer gedaan hebben, en tot vaststelling van het model van de verklaring waarin de verkiezingsuitgaven die de kandidaten gedaan hebben voor verkiezingspropaganda worden vastgelegd, en het model van de verklaring van herkomst van de geldmiddelen die zij gebruiken om die uitgaven te dekken;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de voormelde wettelijke bepalingen de kiesverrichtingen bepalen in geval van gelijktijdige verkiezingen voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden;
Overwegende dat de verkiezingen voor het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden vastgelegd zijn op 13 juni 1999;
Overwegende dat volgens de vooruitzichten van de Regering, de verkiezingen voor de vernieuwing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, eveneens op die datum gehouden zullen worden;
Overwegende dat het, gezien de korte termijnen die bepaald zijn door de kieswetgeving voor het uitvoeren van de verschillende kiesverrichtingen, aangewezen is om onverwijld de data te herhalen waarop zij uitgevoerd moeten worden, met het oog op de gelijktijdige verkiezingen die gehouden zullen worden op 13 juni 1999 voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden;
Overwegende dat het bovendien nodig blijkt te zijn om onverwijld bepaalde modaliteiten betreffende die verkiezingen vast te stellen;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Kandidaatstellingen en stembiljetten Afdeling 1. - Federale parlementsverkiezingen
Artikel 1.De kandidaatstellingen voor de verkiezingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat moeten uiterlijk op donderdag 20 mei 1999 voorgedragen worden.
Voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet de voordracht ondertekend worden hetzij door ten minste vijfhonderd kiezers in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, ten minste vierhonderd kiezers in de kieskringen Antwerpen, Charleroi-Thuin, Kortrijk-Roeselare-Tielt, Gent-Eeklo, Hasselt-Tongeren-Maaseik, Luik en Mechelen-Turnhout, ten minste tweehonderd kiezers in de andere kieskringen, hetzij door ten minste drie aftredende leden.
Voor de verkiezing van de Senaat moet de voordracht ondertekend worden hetzij door ten minste vijfduizend kiezers die ingeschreven zijn in de kiezerslijst van een gemeente van de Waalse kieskring of van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wat de voordrachten betreft die bij het hoofdbureau van het Franse kiescollege ingediend zijn, hetzij door ten minste vijfduizend kiezers die ingeschreven zijn in de kiezerslijst van een gemeente van de Vlaamse kieskring of van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wat de voordrachten betreft die bij het hoofdbureau van het Nederlandse kiescollege ingediend zijn, hetzij door ten minste twee aftredende senatoren behorend tot de taalgroep die overeenstemt met de taal die in de taalverklaring van de kandidaten vermeld is.
Voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt de akte van voordracht overhandigd aan de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring; voor de verkiezing van de Senaat wordt ze overhandigd aan de voorzitter van het collegehoofdbureau.
Art. 2.De voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de voorzitter van het collegehoofdbureau voor de verkiezing van de Senaat laten via een bericht dat uiterlijk op zondag 16 mei 1999 wordt bekendgemaakt, weten waar zij op woensdag 19 mei 1999, van 14 tot 16 uur, en op donderdag 20 mei 1999, van 9 tot 12 uur, de voordrachten van kandidaten in ontvangst zullen nemen, overeenkomstig artikel 115 van het Kieswetboek.
In het bericht moet worden herinnerd aan de bepalingen van artikel 117, artikel 117bis, artikel 118, eerste tot vierde lid, artikel 119, eerste tot derde lid, en van de artikelen 121 en 124 van dat Wetboek.
Het dient eraan te herinneren dat de voordrachten volledig gescheiden moeten zijn voor de twee Kamers.
Er moet in het bericht op gewezen worden : 1° dat zowel de kandidaat-titularissen als de kandidaat-opvolgers zich er in hun akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen moeten toe verbinden de wettelijke bepalingen inzake de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven na te leven, hun verkiezingsuitgaven binnen dertig dagen na de datum van de verkiezingen aan te geven, binnen dezelfde termijn de herkomst van de geldmiddelen die zij gebruiken om die uitgaven te dekken, aan te geven, en bovendien de identiteit te registreren van de natuurlijke personen die hen giften van 5 000 F en meer gedaan hebben en die door hen gebruikt worden voor verkiezingspropaganda;2° dat indien de kandidaten voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of de Senaat de toekenning aan hun lijst wensen te vragen van hetzelfde beschermde letterwoord en hetzelfde daarmee overeenstemmende nummer, of alleen van hetzelfde volgnummer, als die welke toegekend zijn aan een lijst die voorgedragen wordt voor de verkiezing van het Europees Parlement, of indien zij de toekenning aan hun lijst wensen te vragen van hetzelfde volgnummer als dat welk toegekend is aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, overeenkomstig de bepalingen van artikel 115ter van het Kieswetboek, zij dat in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen te kennen moeten geven, en zij bij die akte het in dit artikel bedoelde attest moeten voegen;3° dat indien de kandidaten voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers niet vragen om hetzelfde beschermde letterwoord en hetzelfde daarmee overeenstemmende volgnummer, of alleen hetzelfde volgnummer, te mogen gebruiken als die welke toegekend zijn aan een lijst die voorgedragen wordt voor de verkiezing van het Europees Parlement, en evenmin vragen om hetzelfde volgnummer te mogen gebruiken als dat welk toegekend is aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, maar daarentegen de toekenning aan hun lijst wensen te vragen van hetzelfde volgnummer als dat welk toegekend is aan een lijst die ingediend is voor de verkiezing van de Senaat, zij dat in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen te kennen moeten geven, en zij bij die akte het attest moeten voegen dat bedoeld wordt in het voormelde artikel 115ter van het Kieswetboek;4° dat indien de kandidaten voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers een lijstenverbinding wensen aan te gaan voor de zetelverdeling en daartoe een verklaring van lijstenverbinding indienen, overeenkomstig artikel 115, tweede lid, van het Kieswetboek, op donderdag 3 juni 1999, van 14 tot 16 uur, bij de voorzitter van het kieskringhoofdbureau die zetelt in de hoofdplaats van de provincie, of bij de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, wanneer het gaat om verbindingen tussen de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Nijvel of tussen de kieskringen Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven, zij zich in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen de mogelijkheid hebben moeten voorbehouden om gebruik te maken van dit recht, dat hun wordt verleend door artikel 132 van dat Wetboek, en dat zij daar in de akte van voordracht uitdrukkelijk toe gemachtigd moeten worden. De voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet de datum vermelden waarop en de plaats waar de voorzitter van het bureau die daartoe gemachtigd is, de verklaringen van lijstenverbinding die voorzien worden in artikel 132 van het Kieswetboek en bedoeld worden in 4° hierboven, in ontvangst zal nemen.
Art. 3.De voorzitter van het kantonhoofdbureau A maakt uiterlijk op zaterdag 29 mei 1999, overeenkomstig artikel 115 van het Kieswetboek, een bericht bekend waarin de plaats wordt bepaald waar hij op dinsdag 8 juni 1999, van 14 tot 16 uur, de aanwijzingen van getuigen in ontvangst zal nemen voor de stemopnemingsbureaus A, en in voorkomend geval, B, die ermee belast zijn de stembiljetten voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat op te nemen.
Art. 4.Het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het collegehoofdbureau voor de verkiezing van de Senaat stellen de kandidatenlijst voorlopig vast op zaterdag 22 mei 1999 om 16 uur.
De voorzitters van de in het vorige lid bedoelde bureaus nemen op dinsdag 25 mei 1999, tussen 13 en 15 uur, de met redenen omklede bezwaarschriften tegen de aanvaarding van bepaalde kandidaturen en de bezwaarschriften die gebaseerd zijn op het feit dat kandidaten voor de verkiezing van de Senaat niet de verklaring gedaan hebben die voorgeschreven wordt door artikel 116, § 4, zesde lid, tweede zin, van het Kieswetboek, in ontvangst en op donderdag 27 mei 1999, van 14 tot 16 uur, de memories en verbeterings- of aanvullingsakten.
Het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het collegehoofdbureau voor de verkiezing van de Senaat komen bijeen op donderdag 27 mei 1999 om 16 uur, om de kandidatenlijsten definitief vast te stellen en het stembiljet op te maken.
Indien er echter beroep aangetekend wordt tegen een beslissing van het bureau die ofwel betrekking heeft op de verkiesbaarheid van een kandidaat, ofwel een kandidatuur verwerpt op basis van artikel 119ter of artikel 125quinquies van hetzelfde Wetboek, wordt de definitieve beslissing betreffende het opmaken van het stembiljet voor de betrokken Kamer verdaagd tot maandag 31 mei 1999 om 18 uur, het tijdstip waarop het kieskringhoofdbureau voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers of het collegehoofdbureau voor de Senaat opnieuw bijeenkomt om kennis te nemen van de beslissingen van het Hof van Beroep of de Raad van State.
Art. 5.Elk van de twee collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Senaat stelt eerst het stembiljet voor de verkiezing van die vergadering vast.
Aan de kandidatenlijsten die gevraagd hebben om hetzelfde volgnummer te mogen gebruiken als dat welk toegekend is aan een lijst die ingediend is voor de verkiezing van het Europees Parlement of aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, overeenkomstig artikel 115ter, § 2, eerste en derde lid, en § 3, zesde en tiende lid, van het Kieswetboek, wordt dit volgnummer toegekend, na overlegging van het attest dat bij die bepalingen is vereist.
De voorzitter van het hoofdbureau van elk van de twee kiescolleges kent vervolgens, bij loting, beginnende met de volledige lijsten, een volgnummer toe aan de lijsten die er op dat moment nog geen gekregen hebben, waarbij die bijkomende loting in het Franse college tussen de even nummers en in het Nederlandse college tussen de oneven nummers gebeurt die onmiddellijk volgen op het hoogste nummer dat toegekend is door de loting die bedoeld wordt in artikel 115ter, § 3, zesde en zevende lid, van het Kieswetboek.
De voorzitters van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Senaat delen aan elkaar het resultaat van de in het vorige lid bedoelde bijkomende loting mee, en delen ditzelfde resultaat onverwijld, per fax of per drager, met aanduiding van het hoogste nummer dat voor alle colleges samen toegekend is tijdens deze loting, mee aan de voorzitters van de kieskringhoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad die respectievelijk gelegen zijn in het Vlaamse of Waalse Gewest, evenals aan de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en aan de voorzitter van het gewestbureau voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en aan de voorzitter van het hoofdbureau van het kiesgebied voor de verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.
In deze mededeling geven zij tevens de letterwoorden aan die overeenstemmen met de verschillende nummers.
De voorzitters van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Senaat sturen bovendien onmiddellijk, voor het drukken ervan, een afschrift van het model van het stembiljet zoals het vastgesteld is voor de verkiezing van die vergadering, naar de voorzitters van de provinciehoofdbureaus van hun ambtsgebied, evenals naar de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezing van de Senaat.
Art. 6.Vervolgens wordt er in elk kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers overgegaan tot de vaststelling van het stembiljet voor de verkiezing van die vergadering.
Aan de kandidatenlijsten die gevraagd hebben om hetzelfde volgnummer te mogen gebruiken als dat welk toegekend is ofwel aan een lijst die ingediend is voor de verkiezing van het Europees Parlement, ofwel aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, ofwel aan een lijst die ingediend is voor de verkiezing van de Senaat, overeenkomstig artikel 115ter, § 2, eerste en derde lid, en § 3, tiende en elfde lid, wordt dat volgnummer toegekend, na overlegging van het attest dat bij die bepalingen vereist is.
De voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers kent vervolgens, bij loting, beginnende met de volledige lijsten, een volgnummer toe aan de lijsten die er op dat moment nog geen gekregen hebben, waarbij die bijkomende loting gebeurt tussen de nummers die onmiddellijk volgen op het hoogste nummer dat voor alle colleges samen toegekend is door de voorzitters van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Senaat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, derde lid.
De voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers baseert zich hiervoor op de mededeling die hem gedaan is krachtens artikel 5, vierde lid. Afdeling 2. - Verkiezing van het Europese Parlement
Art. 7.De kandidaten voor de verkiezing van het Europese Parlement moeten op vrijdag 16 of op zaterdag 17 april 1999 voorgedragen worden.
De voordracht van de kandidaten moet worden ondertekend : - hetzij door ten minste vijf Belgische parlementsleden die in het Parlement tot de taalgroep behoren die overeenstemt met de taal vermeld in de taalverklaring van de kandidaten; - hetzij voor het Nederlandse kiescollege door ten minste vijfduizend kiezers die ingeschreven zijn in de kiezerslijst van een gemeente van de Vlaamse kieskring of van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, hetzij voor het Franse kiescollege door ten minste vijfduizend kiezers die ingeschreven zijn in de kiezerslijst van een gemeente van de Waalse kieskring of van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, hetzij voor het Duitstalige kiescollege door ten minste tweehonderd kiezers die ingeschreven zijn in de kiezerslijst van een gemeente van het Duitstalige kiesgebied.
Art. 8.De voorzitter van elk van de drie collegehoofdbureaus voor de verkiezing van het Europese Parlement maakt, door middel van een uiterlijk op dinsdag 13 april 1999 afgekondigd bericht, de plaats bekend waar hij op vrijdag 16 april 1999, van 14 tot 16 uur, en op zaterdag 17 april 1999, van 9 tot 12 uur, de kandidaatstellingen zal ontvangen.
In het bericht dient herinnerd te worden aan de bepalingen van artikel 21, §§ 4, 5, 6 en 8, artikel 21bis en artikel 22 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement.
Art. 9.De voorzitter van het kantonhoofdbureau C voor de verkiezing van het Europese Parlement maakt, door middel van een uiterlijk op zaterdag 29 mei 1999 afgekondigd bericht, de plaats bekend waar hij op dinsdag 8 juni 1999, van 14 tot 16 uur, de aanwijzingen van de getuigen voor de stembureaus en voor de stemopnemingsbureaus D die belast zijn met het opnemen van de stembiljetten van de verkiezing van het Europese Parlement, in ontvangst zal nemen.
Art. 10.Het collegehoofdbureau sluit de kandidatenlijst voorlopig af op maandag 19 april 1999 om 16 uur.
De voorzitter van dat bureau ontvangt op dinsdag 20 april 1999, tussen 13 en 15 uur, de met redenen omklede bezwaarschriften tegen de aanvaarding van bepaalde kandidaturen en de bezwaarschriften tegen de verklaringen inzake taalaanhorigheid die kandidaten die door de kiezers voorgedragen zijn, gedaan hebben, en op donderdag 22 april 1999, tussen 14 en 16 uur, de memories en verbeterings- of aanvullingsakten.
Het collegehoofdbureau komt op donderdag 22 april 1999 om 16 uur bijeen om de kandidatenlijst definitief af te sluiten en om het stembiljet op te maken.
Indien er echter beroep aangetekend wordt tegen een beslissing van het bureau die ofwel betrekking heeft op de verkiesbaarheid van een kandidaat, ofwel een kandidatuur verwerpt omwille van de niet-naleving van de bepalingen van artikel 21, § 8, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, of op basis van artikel 121, vierde lid, van het Kieswetboek, daarin ingevoegd voor die verkiezing bij artikel 22, tweede lid, 5°, littera b), van die wet, wordt de definitieve beslissing van het bureau betreffende het opmaken van het stembiljet verdaagd tot maandag 3 mei 1999 om 18 uur, het tijdstip waarop het collegehoofdbureau opnieuw bijeenkomt om kennis te nemen van de beslissingen van het Hof van Beroep of de Raad van State. Afdeling 3. - Verkiezing van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de
Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 11.De kandidaatstellingen voor de verkiezing van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, moeten uiterlijk op zondag 16 mei 1999 voorgedragen worden.
De voordracht moet worden ondertekend : 1° voor de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad hetzij door ten minste vijfhonderd kiezers in de kieskring Antwerpen, ten minste vierhonderd kiezers in de kieskringen Charleroi, Luik, Kortrijk-Roeselare-Tielt, Gent-Eeklo, Halle-Vilvoorde, Leuven, Hasselt-Tongeren-Maaseik en Mechelen-Turnhout, ten minste tweehonderd kiezers in de andere kieskringen, hetzij door ten minste twee aftredende leden van de betrokken Raad;2° voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, hetzij door ten minste vijfhonderd kiezers voor de Raad die tot dezelfde taalgroep behoren als de voorgedragen kandidaten, hetzij door ten minste een aftredend Raadslid dat tot dezelfde taalgroep als de voorgedragen kandidaten behoort;3° voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, hetzij door ten minste honderd kiezers van de kieskring, hetzij door ten minste drie aftredende leden van de Raad. De akte van voordracht wordt aan de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring of van het gewestbureau voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad overhandigd.
Art. 12.De voorzitter van het kieskringhoofdbureau of van het gewestbureau laat, door middel van een bericht dat uiterlijk op dinsdag 11 mei 1999 wordt bekendgemaakt, weten waar hij op zaterdag 15 mei 1999 en op zondag 16 mei 1999, van 13 tot 16 uur, de voordrachten van kandidaten in ontvangst zal nemen.
In het bericht moet worden herinnerd aan de bepalingen : 1° voor de verkiezing van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad, van de artikelen 14 en 14bis van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, en van de artikelen 28 en 28bis van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur;2° voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, van de artikelen 11 en 11bis van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt verkozen, en van de artikelen 16bis en 17 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;3° voor de verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, van de artikelen 22, 22bis en 23 van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop de Raad van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen. Er moet bovendien in het bericht op worden gewezen : 1° dat zowel de kandidaat-titularissen als, in voorkomend geval, de kandidaat-opvolgers zich er in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen toe moeten verbinden de wettelijke bepalingen inzake beperking en controle van de verkiezingsuitgaven na te leven, hun verkiezingsuitgaven binnen dertig dagen na de datum van de verkiezingen aan te geven, binnen dezelfde termijn de herkomst van de geldmiddelen die zij gebruiken om die uitgaven te dekken, aan te geven, en bovendien de identiteit van de natuurlijke personen die hen giften van 5 000 F en meer gedaan hebben die zij gebruikt hebben voor verkiezingspropaganda, te registreren;2° dat indien de kandidaten de toekenning aan hun lijst wensen te vragen van hetzelfde beschermde letterwoord en hetzelfde daarmee overeenstemmende volgnummer, of alleen van hetzelfde volgnummer, als die welke toegekend zijn aan een lijst die voorgedragen wordt voor de verkiezing van het Europees Parlement, of indien zij de toekenning aan hun lijst wensen te vragen van hetzelfde volgnummer als dat welk toegekend is aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, overeenkomstig de bepalingen van artikel 115ter van het Kieswetboek, zij dat in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen te kennen moeten geven, en zij bij die akte het door deze bepaling voorziene attest moeten voegen;3° dat indien de kandidaten niet vragen om hetzelfde beschermde letterwoord en hetzelfde daarmee overeenstemmende volgnummer, of alleen hetzelfde volgnummer, te mogen gebruiken als die welke toegekend zijn aan een lijst die voorgedragen wordt voor de verkiezing van het Europees Parlement, en evenmin vragen om hetzelfde volgnummer te mogen gebruiken als dat welk toegekend is aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, maar daarentegen de toekenning aan hun lijst vragen van hetzelfde volgnummer als dat welk toegekend is aan een lijst die ingediend is voor de verkiezing van de Senaat, zij dat in de akte van bewilliging van hun kandidaatstellingen te kennen moeten geven, en zij bij die akte het attest moeten voegen dat bedoeld wordt in het voormelde artikel 115ter van het Kieswetboek;4° dat indien de kandidaten voor de verkiezing van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad een lijstenverbinding wensen aan te gaan voor de zetelverdeling en daartoe een verklaring van lijstenverbinding indienen, overeenkomstig artikel 28quater van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, op donderdag 27 mei 1999, van 14 tot 16 uur, bij de voorzitter van het kieskringhoofdbureau die zetelt in de hoofdplaats van de provincie, zij zich in de akte van bewilliging van hun kandidaatstelling de mogelijkheid hebben moeten voorbehouden om gebruik te maken van dit recht, dat hun wordt verleend door het voormelde artikel 28quater, en dat zij daar in de akte van voordracht uitdrukkelijk toe gemachtigd worden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 24 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur. De voorzitter van het kieskringhoofdbureau voor de verkiezing van de Vlaamse Raad of voor de verkiezing van de Waalse Gewestraad moet de datum vermelden waarop en de plaats waar de voorzitter van het bureau die daartoe gemachtigd is, de verklaringen van lijstenverbinding die hierboven in 4° bedoeld worden, in ontvangst zal nemen.
Art. 13.De voorzitter van het kantonhoofdbureau B maakt uiterlijk op dinsdag 11 mei 1999, een bericht bekend waarin de plaats wordt bepaald waar hij op dinsdag 8 juni 1999, van 14 tot 16 uur, de aanwijzingen van getuigen in ontvangst zal nemen voor de stemopnemingsbureaus C die ermee belast zijn de stembiljetten voor de verkiezing van de Gewestraad op te nemen, en wanneer het gaat om het Duitse taalgebied, voor de verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 14.Het kieskringhoofdbureau of het gewestbureau stelt de kandidatenlijst voorlopig vast op maandag 17 mei 1999 om 16 uur.
De voorzitter van het kieskringhoofdbureau of van het gewestbureau neemt op dinsdag 18 mei 1999, tussen 13 en 15 uur, de met redenen omklede bezwaarschriften tegen de aanvaarding van bepaalde kandidaturen evenals, wanneer het gaat om de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, de bezwaarschriften ingediend tegen de taalaanhorigheid van een of meer kiezers die een andere kandidaat van dezelfde taalgroep voordragen als die waartoe de eisende kandidaat behoort, in ontvangst en op donderdag 20 mei 1999, van 14 tot 16 uur, de memories en verbeterings- of aanvullingsakten.
Het kieskringhoofdbureau komt bijeen op donderdag 20 mei 1999 om 16 uur, om de kandidatenlijst definitief vast te stellen. De verrichtingen inzake de nummering van de kandidatenlijsten worden echter verdaagd tot de zitting van het bureau op donderdag 27 mei 1999 om 18 uur, nadat tot deze verrichtingen overgegaan zal zijn voor de kandidatenlijsten die voorgedragen worden voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.
Indien, bij de definitieve vaststelling van de kandidatenlijsten, beroep wordt aangetekend tegen een beslissing van het bureau die ofwel betrekking heeft op de verkiesbaarheid van een kandidaat, ofwel een kandidatuur verwerpt omwille van de niet-naleving van de bepalingen van artikel 116, § 6, van het Kieswetboek, die van toepassing zijn op de verkiezing van de Gewest- en Gemeenschapsraden krachtens artikel 7 van de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, ofwel, wanneer het gaat om de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, een kandidatuur verwerpt als gevolg van een bezwaarschrift dat ingediend is door een kandidaat tegen de taalaanhorigheid van een of meer kiezers die een andere kandidaat van dezelfde taalgroep voordragen, wordt de definitieve beslissing betreffende het opmaken van het stembiljet, met uitsluiting van de verrichtingen inzake de nummering van de kandidatenlijsten, verdaagd tot maandag 24 mei 1999 om 18 uur, het tijdstip waarop het kieskringhoofdbureau of het gewestbureau opnieuw bijeenkomt om kennis te nemen van de beslissingen van het Hof van Beroep.
Art. 15.Het kieskringhoofdbureau of het gewestbureau komt bijeen op donderdag 27 mei 1999 om 18 uur, om over te gaan tot de nummering van de kandidatenlijsten op het stembiljet.
Aan de lijsten die gevraagd hebben om hetzelfde volgnummer te mogen gebruiken als dat welk toegekend is ofwel aan een lijst die voorgedragen wordt voor de verkiezing van het Europees Parlement, ofwel aan een lijstenvereniging die ingediend is voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad, ofwel aan een lijst die ingediend is voor de verkiezing van de Senaat, wordt dat nummer toegekend, na overlegging van het daartoe vereiste attest.
De voorzitter van het kieskringhoofdbureau of van het gewestbureau kent vervolgens bij loting, beginnende met de volledige lijsten, een volgnummer toe aan de lijsten die er op dat moment nog geen gekregen hebben, waarbij die loting gebeurt tussen de nummers die onmiddellijk volgen op het hoogste nummer dat voor alle colleges samen toegekend is voor de verkiezing van de Senaat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, derde lid.
Om de kandidatenlijsten die gevraagd hebben om hetzelfde volgnummer te mogen gebruiken als dat welk toegekend is aan een lijst die voorgedragen wordt voor de verkiezing van de Senaat, op nuttige wijze te kunnen nummeren, en om met kennis van zaken te kunnen overgaan tot de in het vorige lid bedoelde bijkomende loting, baseert de voorzitter van het kieskringhoofdbureau of van het gewestbureau zich op de mededeling die hem gedaan is krachtens artikel 5, vierde en vijfde lid. HOOFDSTUK II. - Procedure voor de afdeling administratie van de Raad van State, hetzij in geval van beroep zoals bedoeld in artikel 121, zevende lid, van het Kieswetboek, zoals het voor de verkiezing van het Europese Parlement aangevuld is door artikel 22, tweede lid, 5°, littera b), van de wet van 23 maart 1989 betreffende die verkiezing, hetzij in geval van beroep zoals bedoeld in artikel 125quinquies van het Kieswetboek Afdeling 1. - Verkiezing van het Europese Parlement
Art. 16.De beroepen tegen de beslissingen van de collegehoofdbureaus die uitspraak doen over de bezwaarschriften die ingediend zijn door de kandidaten tegen de taalverklaring die voorgeschreven wordt door artikel 21, § 2, zesde lid, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement en die geformuleerd wordt door kandidaten die voorgedragen worden door kiezers, worden behandeld door de kamers die de eerste voorzitter van de Raad van State aanwijst.
Art. 17.Op vrijdag 23 april 1999, tussen 16 en 17 uur, overhandigen de voorzitters van de collegehoofdbureaus aan de hoofdgriffier van de Raad van State, persoonlijk of per bode, een uitgifte van de processen-verbaal die de verklaringen van beroep bevatten, alsook alle stukken betreffende de geschillen inzake taalverklaring waarvan het collegehoofdbureau kennis heeft gehad. Een inventaris wordt daarbij gevoegd.
Van de in het eerste lid bedoelde stukken mogen, indien nodig, afschriften of fotokopieën, eensluidend verklaard door de voorzitter van het collegehoofdbureau, worden afgegeven.
De voorzitter van dat bureau wijst de plaats aan waar hem het beschikkende gedeelte van het arrest van de Raad van State ter kennis zal worden gebracht.
De hoofdgriffier van de Raad van State gaat na of de stukken nauwkeurig in de voormelde inventaris zijn opgenomen en neemt akte van de door de voorzitter van het collegehoofdbureau overeenkomstig het derde lid gedane verklaring.
Art. 18.Op dinsdag 27 april 1999, tussen 9 en 10 uur, kunnen de partijen ter griffie van de Raad van State een memorie indienen en de stukken neerleggen waarvan zij gebruik wensen te maken. Bij de memorie worden de inventaris van de daarbij gevoegde stukken en vijf voor eensluidend verklaarde afschriften van de memorie en van de inventaris gevoegd.
Elke partij kan ter griffie van de Raad van State, zonder kosten, een afschrift verkrijgen van de door de andere partij ingediende memorie en neergelegde inventaris.
Art. 19.De zaak wordt zonder oproeping gebracht op de terechtzitting van woensdag 28 april 1999 om 14 uur.
Het door de auditeur-generaal aangewezen lid van het auditoraat zet de feitelijke toedracht van de zaak uiteen.
De voorzitter stelt aan de partijen de vragen die hij voor het onderzoek dienstig acht en bepaalt de rechtsdag voor de verdere afhandeling.
In voorkomend geval beveelt de kamer aanvullende onderzoeksmaatregelen alsook de persoonlijke verschijning van de kandidaat wiens verkiesbaarheid wordt betwist.
Art. 20.Op de rechtsdag die door de voorzitter van de kamer die belast is met de zaak, bepaald wordt voor de verdere afhandeling, kunnen de partijen vanaf 9 uur ter griffie van de Raad van State inzage nemen van het verslag van de auditeur over de zaak.
Op de terechtzitting vat een lid van de kamer de feitelijke toedracht van de zaak en de middelen van de partijen samen. De partijen worden in hun opmerkingen gehoord.
Na dit verhoor geeft het lid van het auditoraat zijn advies en worden de debatten gesloten.
Art. 21.Het arrest wordt in openbare terechtzitting gewezen, uiterlijk op zaterdag 1 mei 1999. Het wordt neergelegd ter griffie van de Raad van State, waar de partijen er kosteloos inzage van kunnen nemen.
Het beschikkende gedeelte van het arrest wordt per fax ter kennis gebracht van de voorzitter van het collegehoofdbureau op de plaats die deze aanwijst.
Het dossier van de Raad van State wordt met een uitgifte van het arrest binnen acht dagen toegezonden aan de griffier van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Afdeling 2. - Verkiezing van de Senaat
Art. 22.Zodra de kandidatenlijsten definitief zijn vastgesteld en uiterlijk op vrijdag 28 mei 1999, overhandigen de voorzitters van de collegehoofdbureaus, persoonlijk of per bode, aan de hoofdgriffier van de Raad van State een uitgifte van de processen-verbaal van de beslissingen van die bureaus, met alle documenten die van belang zijn voor het geschil, ingeval die beslissingen kandidaten voor de verkiezing van de Senaat afwijzen omdat zij niet voldaan hebben aan de bepalingen van artikel 116, § 4, zesde lid, tweede zin, van het Kieswetboek.
Art. 23.De kandidaten die zijn afgewezen om de reden die vermeld is in artikel 22, evenals eender welke andere kandidaat die beslist zou hebben om een beroep in te stellen tegen de beslissing van het collegehoofdbureau waarbij een kandidaat om die reden afgewezen wordt, moeten uiterlijk op zaterdag 29 mei 1999 tegen ontvangstbewijs aan de hoofdgriffier van de Raad van State een verzoekschrift in de gewone vormen ter hand stellen, indien zij geen schriftelijke verklaring van beroep hebben afgelegd voor het collegehoofdbureau, over het proces-verbaal van de zitting van definitieve vaststelling van de kandidatenlijst. Terzelfder tijd leggen zij de originele of door hen eensluidend verklaarde stukken neer die zij van plan zijn in het geding over te leggen.
Art. 24.De stukken worden onverwijld bezorgd aan het door de auditeur-generaal aangewezen lid van het auditoraat.
Art. 25.De voorzitter van de kamer die belast is met de zaak, bepaalt als rechtsdag uiterlijk maandag 31 mei 1999, om 10 uur `s morgens.
De verzoeker en, in voorkomend geval, de kandidaat die afgewezen is door het collegehoofdbureau, en de personen die voor het collegehoofdbureau de in artikel 116, § 4, zesde lid, tweede zin, van het Kieswetboek bedoelde verklaring hebben betwist, worden met alle middelen opgeroepen voor de terechtzitting.
De datum van terechtzitting wordt aan de auditeur-generaal meegedeeld.
Art. 26.De verzoeker moet aanwezig of vertegenwoordigd zijn op de terechtzitting; zo niet wordt zijn beroep verworpen.
Het lid van het auditoraat dat door de auditeur-generaal aangewezen is om de zaak te onderzoeken, leest de overgelegde stukken voor of vat ze samen; hij stelt de vragen die nodig zijn voor zijn advies.
De verzoeker en, in voorkomend geval, de kandidaat die afgewezen is door het collegehoofdbureau, en de in artikel 25, tweede lid, bedoelde personen brengen hun opmerkingen mondeling naar voren.
Aan het einde van de debatten geeft het in het tweede lid bedoelde lid van het auditoraat zijn advies.
De voorzitter verklaart de debatten voor gesloten en neemt de zaak in beraad.
Art. 27.Het arrest wordt dadelijk ter kennis gesteld aan de verzoeker, in voorkomend geval aan de kandidaat die afgewezen is door het collegehoofdbureau, en aan de personen bedoeld in artikel 25, tweede lid, evenals aan de griffier van de Senaat.
Het beschikkende gedeelte van het arrest wordt per fax ter kennis gebracht van de voorzitter van het collegehoofdbureau op maandag 31 mei 1999 vóór 18 uur. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle verkiezingen Afdeling 1. - De prijs van de afschriften van de lijst met vermelding
van de samenstelling van de stem- en stemopnemingsbureaus
Art. 28.De voorzitter van het kantonhoofdbureau C voor de verkiezing van het Europese Parlement geeft afschriften van de lijst met vermelding van de samenstelling van de stembureaus en de stemopnemingsbureaus A, in voorkomend geval B, C en D van zijn kanton, die belast zijn met het opnemen van de stembiljetten voor de verkiezing van respectievelijk de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Gewestraad en, in voorkomend geval, de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, en van het Europese Parlement.
De afgifte van die afschriften gebeurt tegen betaling van : 1° het bedrag van 50 BEF per exemplaar, in de kieskantons die minder dan 25 000 ingeschreven kiezers tellen;2° het bedrag van 75 BEF per exemplaar, in de kieskantons die 25 001 tot 100 000 ingeschreven kiezers tellen;3° het bedrag van 100 BEF per exemplaar, in de kieskantons die meer dan 100 000 ingeschreven kiezers tellen. Als het aantal kiezers die in het kanton ingeschreven zijn, bij de indiening van de aanvraag niet gekend is, wordt het aantal kiezers die bij de vorige verkiezingen ingeschreven waren, als basis genomen.
De afschriften van de in het eerste lid bedoelde lijst worden uitsluitend afgegeven na overlegging van een ontvangstbewijs van storting van het verschuldigde bedrag op P.C.R. nr. 679-2005791-25 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Verkiezingen, Pachecolaan 19, bus 20, 1010 Brussel, met de vermelding « ... exempla(a)r(en) lijst samenstelling stem- en stemopnemingsbureau/kanton... ». Afdeling 2. - Dekking van de risico's die voortvloeien uit ongevallen
die de leden van de kiesbureaus kunnen overkomen
Art. 29.§ 1. De Minister van Binnenlandse Zaken neemt bij een verzekeringsmaatschappij een polis om de lichamelijke schade te dekken die voortvloeit uit ongevallen die de leden van de kiesbureaus bij de verkiezingen van 13 juni 1999 kunnen overkomen zowel in de uitoefening van hun ambt als op de heen- of terugweg van hun woonplaats naar de vergaderplaats van hun bureau. § 2. Behalve de dekking van de lichamelijke schade bedoeld in § 1, dekt deze verzekeringspolis de burgerlijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit de schade die de leden van de kiesbureaus door hun toedoen of schuld aan derden zouden kunnen berokkenen zowel in de uitoefening van hun ambt als op de heen- of terugweg van hun woonplaats naar de vergaderplaats van hun bureau.
Ten opzichte van elkaar worden de verzekerden als derden beschouwd.
Onder heen- en terugweg van de woonplaats van de verzekerde naar de vergaderplaats van zijn bureau wordt verstaan de weg naar en van het werk in de zin van artikel 8 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gewijzigd bij de wet van 12 juli 1991. § 3. Onder verzekerden dient te worden verstaan : 1° de leden van de collegehoofdbureaus, de provinciehoofdbureaus, het gewestbureau, de hoofdbureaus van de kieskringen, de kantonhoofdbureaus alsook de stem- en stemopnemingsbureaus, met uitsluiting van de getuigen, maar met inbegrip van de plaatsvervangende bijzitters die speciaal opgeroepen worden door de voorzitter van het bureau waarvoor ze aangewezen werden;2° voor de dekking van het in § 2, eerste lid, beschreven risico, de personen bedoeld in 1° hierboven alsook de Belgische Staat vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, in zijn hoedanigheid van organisator van de verkiezingen. De leden van de kiesbureaus die onderworpen zijn aan het regime ingesteld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, worden uitgesloten van de dekking bedoeld in § 1.
In geval van het bestaan van een of meerdere verzekeringen die geheel of gedeeltelijk dezelfde risico's dekken als degene die door dit artikel gedekt worden, vormt de in § 2 bedoelde verzekeringspolis slechts een aanvulling, na uitputting van deze verzekeringen. § 4. De kosten van deze verzekeringspremie worden gedragen door een krediet dat op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ingeschreven. § 5. De verzekeringspolis die wordt genomen in uitvoering van dit artikel begint, naar gelang van de categorieën van kiesbureaus, op de data die voor hun eerste vergadering zijn vastgesteld, te lopen.
Zij verstrijkt op de datum waarop deze bureaus al hun verrichtingen hebben uitgevoerd. § 6. De premie die de Belgische Staat aan zijn medecontractant stort met toepassing van de verzekeringsovereenkomst die in uitvoering van § 1 wordt gesloten, is het voorwerp van een terugbetaling die de helft bedraagt van het verschil tussen vijfentachtig procent van het bedrag van de premie en het bedrag van de uitgaven.
Onder uitgaven moeten de bedragen worden verstaan die in geval van schade worden betaald en de reserves voor schade die eventueel nog moet worden vergoed. Afdeling 3. - Terugbetaling van reiskosten aan sommige kiezers
Art. 30.§ 1. Het koninklijk besluit van 27 augustus 1982 betreffende de terugbetaling van reiskosten aan sommige kiezers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1995, is van toepassing op de kiezers die zijn ingeschreven op de kiezerslijst voor de verkiezingen van 13 juni 1999. § 2. De kiezers die voor hun verplaatsing de lijnen van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen gebruiken, kunnen, in plaats van de terugbetaling van hun kosten te vragen, een vrijbiljet tweede klasse krijgen door in het station van vertrek hun oproepingsbrief voor de verkiezing alsook hun identiteitskaart voor te leggen.
Behalve die documenten dienen zij, naar gelang van het geval, voor te leggen : a) een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters als het kiezers betreft die niet meer in de gemeente verblijven waar ze moeten stemmen;b) een getuigschrift van de werkgever waaruit blijkt dat zij door hem bezoldigd worden, als het bezoldigde kiezers betreft die op zending naar het buitenland zijn of hun beroep uitoefenen in een andere gemeente dan die waar ze moeten stemmen;c) een getuigschrift van de directie van de onderwijsinrichting waaruit blijkt dat ze er regelmatig zijn ingeschreven, als het kiezers betreft die op grond van hun studies in een andere gemeente verblijven dan die waar ze moeten stemmen;d) een getuigschrift van de directie van het opvangcentrum, de verplegingsinrichting of de gezondheidsinstelling waaruit blijkt dat ze opgenomen zijn of zich in behandeling bevinden, als het kiezers betreft die, om medische of gezondheidsredenen, in een andere gemeente verblijven dan die waar ze moeten stemmen. Het afgegeven vervoerbewijs is geldig van de vrijdag vóór de dag van de verkiezing tot de maandag daarop. Het mag enkel voor de terugreis dienen op overlegging van de door het stembureau behoorlijk afgestempelde oproepingsbrief. Afdeling 4. - Stemming bij volmacht
Art. 31.Het volmachtformulier dat moet worden gebruikt bij de gelijktijdige verkiezingen van 13 juni 1999, stemt overeen met het model dat als bijlage 1 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van het model van het volmachtformulier voor de verkiezingen, opgenomen is.
Het getuigschrift dat door de burgemeester afgegeven moet worden aan de kiezers die gemachtigd zijn om bij volmacht te stemmen, overeenkomstig artikel 147bis, § 1, 7°, van het Kieswetboek, omwille van tijdelijk verblijf in het buitenland die niet gemotiveerd is door beroeps- of dienstredenen, stemt overeen met het model dat als bijlage 2 van het voormelde koninklijk besluit van 10 april 1995 opgenomen is. Afdeling 5. - Kiesmaterieel door de gemeenten met het oog op de
verkiezing te leveren
Art. 32.§ 1. Op de gelijktijdige verkiezingen van 13 juni 1999 zijn van toepassing : 1° het koninklijk besluit van 9 augustus 1894 betreffende het kiesmaterieel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1963 en 16 juli 1976; de artikelen 5 en 8 van dat besluit moeten echter als volgt gelezen worden : «
Art. 5.In geval van gelijktijdige verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, het Europese Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden, wordt gebruik gemaakt van vier stembussen. Boven op de stembus wordt een strook papier gekleefd. Deze strook is : - wit voor de stembus die voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers bestemd is; - roze voor die welke voor de verkiezing van de Senaat bestemd is; - blauw voor die welke voor de verkiezing van het Europese Parlement bestemd is; - beige voor die welke voor de verkiezing van de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad bestemd is.
In voorkomend geval kunnen meerdere stembussen worden gebruikt om de stembiljetten van eenzelfde vergadering te verzamelen. Ze worden genummerd en er wordt melding van gemaakt in het proces-verbaal van het stembureau. »; «
Art. 8.De omslagen die bestemd zijn voor de stembiljetten voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers zijn wit, die voor de stembiljetten voor de verkiezing van de Senaat roze, die voor de stembiljetten voor de verkiezing van het Europese Parlement blauw en die voor de stembiljetten voor de verkiezing van de Vlaamse Raad of de Waalse Gewestraad beige. Er is in duidelijke letters op vermeld op de verkiezing van welke federale Kamer, Europees Parlement of welke Raad de stembiljetten die ze moeten bevatten, betrekking hebben. »; 2° het ministerieel besluit van 10 augustus 1894 betreffende het kiesmaterieel, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 mei 1963 en 6 mei 1980. § 2. In de kieskantons waar gebruik gemaakt wordt ofwel van een geautomatiseerd stemsysteem, ofwel van een geautomatiseerd procédé voor de opneming van de stemmen door middel van een systeem voor optische lezing, kan de Minister van Binnenlandse Zaken de installatie van de stembureaus of van de kantonhoofdbureaus en het gebruik van het stemmaterieel regelen via onderrichtingen. Afdeling 6. - Openings- en sluitingsuren van de stembureaus en de
stemopnemingsbureaus
Art. 33.Bij de gelijktijdige verkiezingen van 13 juni 1999 voor de federale Wetgevende Kamers, het Europese Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden : 1° zijn de stembureaus toegankelijk voor de kiezers van 8 tot 15 uur in de kantons waar er op traditionele manier gestemd wordt door middel van een papieren stembiljet, en van 8 tot 17 uur in de kantons waar er gebruik gemaakt wordt van een geautomatiseerd stemsysteem;2° komen de stemopnemingsbureaus uiterlijk om 16 uur bijeen in de kantons waar er op traditionele manier gestemd wordt door middel van een papieren stembiljet;3° mogen de stemopnemingsbureaus D die belast zijn met het opnemen van de stembiljetten van de verkiezing van het Europese Parlement, in afwijking van 2° hierboven, niet vóór 19 uur samengesteld worden. Tijdens de in het eerste lid bedoelde verkiezingen mogen de uitslagen van de stemopneming van de verkiezing op 13 juni 1999 niet worden bekendgemaakt vóór 17 uur. Zij mogen echter niet worden bekendgemaakt vóór 22 uur als zij betrekking hebben op de verkiezing van het Europese Parlement. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 34.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 35.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 13 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE