gepubliceerd op 21 november 2005
Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren
12 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan de handtekening van Uwe Majesteit voor te leggen, wordt uitgevaardigd op basis van artikel 68-7, § 2, eerste lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, zoals ingevoegd bij de wet van 21 mei 2003.
Deze bepaling geeft aan Uwe Majesteit de opdracht om, in overeenstemming met de gewesten, de criteria te bepalen op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren. Dit lid werd bij amendement in het oorspronkelijke wetsontwerp ingebracht en werd ingegeven door de bezorgdheid om in het licht van een goed functionerende wetgeving, dezelfde criteria toe te passen in de drie Gewesten bij de afbakening van de risicozones.
Bijgevolg hebben de experten van de drie Gewesten de criteria uitgewerkt zoals die hernomen zijn in de bijlage bij dit besluit. Hun respectieve regeringen hebben hun akkoord betuigd met de aldus bekomen resultaten, met dien verstande dat door het Vlaams Gewest het maaiveld als referentiepunt voor de meting van de diepte aangewend wordt.
De tekst van de bijlage is duidelijk en de criteria voor de afbakening van de risicozones zijn gebaseerd op objectieve en meetbare gegevens, evenwel met uitzondering van artikel 2, 1), C. Daarom is het nodig bij deze bepaling de volgende bemerking te maken : Gelet op de uitgestrektheid van het waterlopen- en rioleringsnet zijn nog niet overal rekenmodellen beschikbaar. Evenmin is op alle plaatsen meetapparatuur aanwezig. Er bestaan ook waterstelsels die niet beschreven zijn onder de bepalingen van artikel 2, 1), A. en B. De afbakening van risicozones is ook hier noodzakelijk. Sinds 1993 hebben zich immers met grote regelmaat belangrijke overstromingen voorgedaan in de gewesten. Vaak ging het wel om neerslag met grote terugkeerperioden, van 50 tot 100 jaar en meer. Een éénmalige belangrijke overstroming in 10 jaar is dan ook niet in overeenstemming met de terugkeerperiode van 25 jaar in artikel 2, 1), A. en B. Meer dan twee overstromingen in de laatste 10 jaar is dat wel.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
ADVIES 38.905/1/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 27 juli 2005 door de Minister van Economie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 26 september 2005, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren", heeft op 13 september 2005 het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de te vervullen vormvereisten.
Daarnaast bevat dit advies ook een aantal opmerkingen over andere punten.
Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.
Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de criteria te bepalen op basis waarvan de gewesten, met het oog op de toepassing van de regeling inzake de overstromingsverzekering voor wat betreft de eenvoudige risico's, hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren.2. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 68-7, § 2, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, dat de Koning opdraagt om, in overeenstemming met de gewesten, de voornoemde criteria te bepalen. De betrokken wetsbepaling treedt evenwel pas in werking "op de dag van inwerkingtreding van het koninklijk besluit, bedoeld bij artikel 68-9, § 1, tweede lid, van de wet van 25 juni 1992" (1), d.w.z. op de datum van inwerkingtreding van de oprichting van het Tariferingsbureau. De ontworpen regeling kan derhalve enkel worden geacht rechtsgrond te hebben vanaf de datum waarop het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 68-9, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet, in werking zal zijn getreden. Op dit ogenblik is dat koninklijk besluit nog niet genomen.
Onderzoek van de tekst Opschrift Het opschrift zou aan duidelijkheid winnen indien het werd geredigeerd als volgt : "Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de gewesten, met het oog op de toepassing van de regeling inzake de overstromingsverzekering voor wat betreft de eenvoudige risico's, hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren".
Indien op dit tekstvoorstel wordt ingegaan, dient uiteraard de vermelding van het opschrift telkens ook te worden aangepast in de bijlage bij het ontwerp.
Aanhef Men redigere het lid van de aanhef waarin wordt gerefereerd aan het advise van de Raad van State als volgt : "Gelet op advies 38.905/1/V van de Raad van State, gegeven op 13 september 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".
Slotopmerking Teneinde te voorkomen dat de ontworpen regeling eerder in werking zou treden dan de wetsbepaling die haar tot rechtsgrond strekt, kan worden overwogen om het ontwerp aan te vullen met een artikel waarin wordt bepaald dat het ontworpen besluit in werking treedt op de datum waarop het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 68-9, § 1, tweede lid, van de wet van 25 juni 1992 in werking treedt (zie opmerking 2 i.v.m. de strekking en de rechtsgrond van het ontwerp). (1) Zie artikel 18, tweede lid, van een ontworpen wet tot wijziging, wat de verzekering tegen natuurrampen betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen (voor de tekst, zie Parl.St., Kamer, DOC. 51-1732/006). De regeling vervat in dit artikel 18, tweede lid, moet, mede wat betreft de inwerkingtreding van artikel 68-7, § 2, van de wet van 25 juni 1992, worden geacht in de plaats te komen van die van artikel 8, eerste lid, van de wet van 21 mei 2003 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. Op het ogenblik dat de Raad van State, afdeling wetgeving, het voorliggende advies uitbrengt, is de tekst van het genoemde wetsontwerp aangenomen door de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers en heeft de Senaat van evocatie ervan afgezien.
De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter, voorzitter, P. Lemmens en B. Seutin, kamervoorzitter, staatsraden, A. Spruyt, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. G. Verberckmoes, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur-wnd. afdelingshoofd.
De griffier, G. Verberckmoes.
De voorzitter, M. Van Damme.
12 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, inzonderheid op artikel 68-7, § 2, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 21 mei 2003;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse Regering, de Waalse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering gegeven op 6 juli 2005;
Gelet op het advies 38.905/1/V van de Raad van State, gegeven op 13 september 2005, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De Gewesten formuleren hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones overeenkomstig de criteria vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 68-9, § 1, 2e lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst in werking treedt.
Art. 3.Onze minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 oktober 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
Bijlage bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2005 tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de Gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren Artikel 1 Definities 1. Risicozones : Artikel 68-7, § 1 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, zoals ingevoegd door artikel 3 van de wet van 21 mei 2003 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, definieert risicozones als de plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of blootgesteld kunnen worden. Deze zones stemmen overeen met een hoog overstromingsrisico. 2. Terugkeerperiode : De terugkeerperiode is de omgekeerde waarde van de jaarlijkse kans van optreden of overschrijden van een bepaalde gebeurtenis. Bijvoorbeeld, een gebeurtenis met een terugkeerperiode van 25 jaar betekent dat er een kans van 1 op 25 is dat een minstens even grote gebeurtenis zich het volgend jaar voordoet.
De terugkeerperiode is een maat voor de herhaling. 3. Belangrijkheid : De belangrijkheid van een overstroming wordt bepaald door de hoeveelheid water die overstroomt en dus vooral door hoe hoog (hoe diep) het overstroomde water op het terrein staat.4. Overstromingsrisico : Het overstromingsrisico wordt bepaald door de combinatie van twee criteria, namelijk de terugkeerperiode (mate van herhaling) en de belangrijkheid (overstromingsdiepte). Art. 2 Criteria voor de afbakening van de risicozones Een zone wordt als risicozone afgebakend als het overstromingsrisico hoog is, d.w.z. wanneer voldaan is aan de volgende twee criteria : 1) Criterium van terugkeer : A.De terugkeerperiode van overstroming vanuit de zee of waterlopen is kleiner dan of gelijk aan 25 jaar.
Voor waterlopen niet onderworpen aan het getij wordt de terugkeerperiode statistisch bepaald uit waargenomen (gemeten) of synthetische (berekende) debietgegevens.
Voor de zee en voor waterlopen onderworpen aan het getij wordt de terugkeerperiode statistisch bepaald uit waargenomen of synthetische waterpeilgegevens.
B. De terugkeerperiode van overloop of opstuwing van openbare rioleringen is kleiner dan of gelijk aan 25 jaar. De terugkeerperiode wordt statistisch bepaald uit waargenomen of synthetische neerslaggegevens met een tijdbasis van maximum 60 minuten.
C. In andere gevallen of wanneer er geen waargenomen of synthetische gegevens (debieten, waterpeilen of neerslagen) beschikbaar zijn, wordt de terugkeerperiode bepaald op grond van het zich in de zone voordoen van meer dan twee overstromingen gedurende de laatste 10 jaar. 2) Criterium van belangrijkheid : De diepte van de overstroming in de zone is minstens 30 cm. Art. 3 Kaarten van de risicozones De kaarten van de risicozones worden door de Gewesten aan de Koning overgemaakt op de uniforme schaal van 1:10.000.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12oktober 2005 tot vaststelling van de criteria op basis waarvan de Gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN