gepubliceerd op 04 juli 2001
Koninklijk besluit tot verlenging van de termijn waarvoor de erkenning werd verleend aan de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk
12 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot verlenging van de termijn waarvoor de erkenning werd verleend aan de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op de artikelen 40, § 3 en 80;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 25 oktober 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk erkend werden voor een periode van twee jaar vanaf 1 januari 2000, en dat deze diensten de hernieuwing van hun erkenning dienen aan te vragen voor 31 december 2000, overeenkomstig de bepalingen van artikel 40 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998;
De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk dient vergezeld te zijn van documenten en inlichtingen die nauwkeurig moeten weergegeven worden door de reglementering en waarvan de aard en de exacte inhoud met dat doel op dit ogenblik onderzocht worden door de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. Wegens de ingewikkeldheid van de te onderzoeken onderwerpen is de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, waarbij de onderwerpen ingediend werden op 15 juni 2000, nog niet in staat gebleken een advies te formuleren en de reglementering is sindsdien niet vervolledigd kunnen worden.
Hieruit volgt dat het voor de externe diensten onmogelijk is de hernieuwingsaanvraag van hun erkenning binnen de gewenste termijn in te dienen.
Om een schadelijk juridisch vacuüm voor de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk en in het algemeen voor de bescherming van de gezondheid en van de veiligheid op het werk, te vermijden, verlengt dit besluit de erkenningsperiode van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk met een jaar;
Gelet op advies 31.016/1 van de Raad van State, gegeven op 14 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In afwijking van de procedures bepaald bij afdeling V en artikel 50 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, wordt de termijn waarvoor de erkenningen werden verleend, aan de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk in toepassing van artikel 50, tweede lid van dit besluit, verlengd tot 31 december 2002.
Uiterlijk één jaar voor het verstrijken van die termijn moeten deze externe diensten voor preventie en bescherming op het werk een aanvraag indienen tot vernieuwing van hun erkenning bij de Minister die de tewerkstelling en de arbeid tot zijn bevoegdheid heeft.
Art. 2.Zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit : 1° de ingenieurs, industriële ingenieurs, technische ingenieurs en technische controleurs van de Technische Inspectie van de Administratie van de Arbeidsveiligheid;2° de geneesheren-arbeidsinspecteurs en de adjunct-inspecteurs arbeidshygiëne van de Medische arbeid Inspectie van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 31 december 2000.
Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996.