Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juli 2006
gepubliceerd op 10 augustus 2006

Koninklijk besluit houdende toekenning van een toelage van bijzondere opdracht aan het technisch personeel van de Regie der Gebouwen, ter beschikking gesteld van de provinciegouverneurs voor de behandeling van rampenschadedossiers

bron
federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006002100
pub.
10/08/2006
prom.
12/07/2006
ELI
eli/besluit/2006/07/12/2006002100/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JULI 2006. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een toelage van bijzondere opdracht aan het technisch personeel van de Regie der Gebouwen, ter beschikking gesteld van de provinciegouverneurs voor de behandeling van rampenschadedossiers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen, stelt de modaliteiten vast omtrent de toekenning van een toelage van bijzondere opdracht aan het technisch personeel van de Regie der Gebouwen, principe dat werd ingesteld bij artikel 16 van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen, Het principe van de toelage van bijzondere opdracht vervangt de toelage voor hogere functies die vroeger aan dat personeel werd toegekend. Het aan de betrokkenen uitgekeerde bedrag van die toelage voor hogere functies schommelde echter naargelang de statutaire wedde van het betrokken personeelslid.

Onderhavig ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel deze ongelijke vergoeding voor dezelfde last op te heffen en uitsluitend onderscheid te maken tussen een personeelslid dat een leidende functie heeft en het overige personeel.

Het bijgaande ontwerp van koninklijk besluit werd voor advies voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State. Dat college heeft enkele opmerkingen geformuleerd in zijn advies nr. 40.154/2 van 27 april 2006.

Zoals U zult kunnen vaststellen, werden alle voorstellen van de Raad van State omtrent de aanhef van het besluit volledig overgenomen.

Aangaande het bepalend gedeelte, wens ik U de volgende bijzonderheden mede te delen : Artikel 1 van het ontwerp werd herzien in het licht van de opmerkingen van de Raad. Hierdoor wordt dan ook voortaan bepaald dat het aantal betrokken personeelsleden en de duur van hun terbeschikkingstelling vastgesteld worden door een in Ministerraad overlegd besluit.

Bovendien wordt de tussenkomst van de provinciegouverneur of, naargelang het geval, van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, beperkt tot het bevestigen dat de prestaties die aanleiding geven tot de betaling van de vergoeding wel degelijk geleverd zijn. Immers, die bevestiging vanwege de gouverneur is noodzakelijk rekening houdend met het feit dat de prestaties niet worden geleverd binnen de diensten van Regie maar wel degelijk bij de diensten van de gouverneurs.

De voorstellen van de Raad werden integraal gevolgd en het ontwerp van besluit werd aldus herzien aangaande de artikelen 2, 4 en 6 evenals wat de indeling van het besluit in hoofdstukken betreft.

Tenslotte, wat het artikel 5 van het ontwerp betreft, lijkt het mij noodzakelijk de terugwerkende kracht te behouden. Immers, sinds 1 januari 2003 werd geen enkele vergoeding voor het uitoefenen van een hogere functie betaald aan de personeelsleden van de Regie die ter beschikking waren gesteld van de provinciegouverneurs, terwijl zij in die periode toch expertises zijn blijven uitvoeren die de toekenning van de toelage in principe rechtvaardigen. Het komt erop neer dat de betrokken personeelsleden een aanzienlijk financieel nadeel zouden lijden in geval van geen terugwerkende kracht, daar zij geen enkele toelage zouden ontvangen voor de prestaties geleverd tussen 2003 en 2006. Trouwens, rekening houdend met het feit dat sinds 2003 geen enkele toelage werd uitbetaald voor de uitoefening van hogere functies, zal de toepassing van de terugwerkende kracht geen enkel nadelig financieel risico inhouden, waardoor een personeelslid zou kunnen worden verplicht om een deel van de ontvangen bedragen terug te betalen, in de veronderstelling dat die bedragen hoger zouden zijn dan de in dit ontwerp van besluit bepaalde bedrag van de toelage. Bijgevolg werd de terugwerkende kracht van het ontwerp behouden.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Advies 40.154/2 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 30 maart 2006 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende toekenning van een toelage van bijzondere opdracht aan het technisch personeel van de Regie der Gebouwen, ter beschikking gesteld van de provinciegouverneurs voor de behandeling van rampenschadedossiers », heeft op 27 april 2006 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Aangezien de Regie der Gebouwen een instelling is genoemd in artikel l van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, is de rechtsgrond van het ontwerp onder meer artikel 11, § 1, van deze wet, dat de Koning machtigt het statuut vast te stellen van het personeel van de instellingen genoemd in artikel 1 van dezelfde wet, op voorstel van de minister of de ministers onder wie die instelling ressorteert.Er moet bijgevolg naar die bepaling worden verwezen in een nieuw eerste lid van de aanhef. 2. De artikelen 1 en 2 van de wet genoemd in het eerste lid van de aanhef, dat het tweede lid wordt, leveren geen rechtsgrond op voor het ontwerp : er kan mee worden volstaan in dat lid te verwijzen naar artikel 35, § 1, van de wet, met vermelding van alle nog geldende wijzigingen die in die bepaling zijn aangebracht.3. In een nieuw derde lid moet verwezen worden naar het koninklijk besluit dat bij artikel 4 van het ontwerp wordt opgeheven.4. In het tweede lid, dat het vierde lid wordt, moeten de woorden « zoals het werd gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1990 en van 28 maart 1991 » vervangen worden door de woorden « vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1991 ».5. In het derde lid, dat het vijfde lid wordt, moeten de woorden « inzonderheid op artikel 16 » vervangen worden door de woorden « inzonderheid op de artikelen 16 en 24 ».6. Het vierde lid, dat het zesde lid wordt, moet gesteld worden als volgt « Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 april 2005;». 7. Het vijfde en het zesde lid van de aanhef, die het zevende en het achtste lid worden, moeten, gezien de data waarop de akkoordbevindingen gegeven zijn, onderling van plaats verwisseld worden. Dispositief Artikel 1 1. In paragraaf 1, 1°, is de zinsnede « worden vastgesteld door de Ministerraad » fout.Aangezien de uitvoerende macht bij de Koning berust, moet Hij ermee belast worden om, eventueel bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, de beslissingen te nemen aangaande het « aantal personeelsleden » dat in aanmerking komt voor de premie en « de duur van hun terbeschikkingstelling ». Gezien de respectieve strekking van die beslissingen, zou de bevoegdheid om deze uit te vaardigen ook overgedragen kunnen worden aan een minister. 2. Wat paragraaf 1, 1°, betreft, spreekt het vanzelf, gelet in het bijzonder op het feit dat het aantal personeelsleden dat, per categorie, de bijzondere toelage kan genieten, beperkt is tot elf, dat bij de aanwijzing van de personeelsleden op wie de maatregel betrekking heeft, het gelijkheidsbeginsel in acht genomen moet worden.3. In paragraaf 1, 2°, staat dat de toelage betaald wordt « na gunstig advies van de provinciegouverneur » (1). Het redelijkheidsbeginsel staat eraan in de weg dat de betaling van de premie afhankelijk wordt gesteld van een gunstig advies van de provinciegouverneur : die premie wordt immers niet toegekend op basis van de wijze waarop de betrokkenen hun taken vervullen bij de gouverneur, wat inderdaad zou kunnen wettigen dat de toekenning ervan gekoppeld wordt aan een gunstige beoordeling van de gouverneur; ze wordt toegekend om « het nadeel dat geleden wordt ondermeer bij bevorderingsprocedures of door verlies van specifiek voor de Regie nuttige technische bekwaamheden » te compenseren, een nadeel dat rechtstreeks voortvloeit uit het feit dat ze ter beschikking worden gesteld van de provinciegouverneur; daaruit volgt dat er geen enkel relevant verband bestaat tussen de redenen voor de toekenning van de premie en de keuze om de provinciegouverneur een doorslaggevende rol te laten spelen in dat toekenningsproces.

De bepaling moet in het licht van deze opmerking worden herzien. 4. In paragraaf 2, eerste lid, moeten de woorden « door de Regie der Gebouwen... aangestelde leidinggevende ambtenaar » gepreciseerd of herzien worden : de Regie der Gebouwen beschikt immers niet over enige bevoegdheid om een leidinggevende ambtenaar te benoemen. 5. In hetzelfde lid blijkt niet duidelijk wat de strekking is van de woorden « op voorstel van de provinciegouverneur ». Indien hiermee verwezen wordt naar het gunstig advies van de provinciegouverneur in de zin van paragraaf 1, 2°, moeten die woorden vervallen als gevolg van opmerking 3.

Indien het de bedoeling is de provinciegouverneur de mogelijkheid te bieden een rol te spelen in de procedure die leidt tot de aanstelling van de personeelsleden die te zijner beschikking kunnen worden gesteld, rijst de vraag hoe de provinciegouverneur met inzicht een voorstel kan uitbrengen over personeelsleden die nog niet te zijner beschikking zijn gesteld.

Artikel 2 1. In de inleidende zin moeten de woorden « gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 16 maart 1990 en 28 maart 1991 » vervangen worden door de woorden « vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1991 ».2. In het ontworpen artikel 2, § 2, 2°, tweede lid, van het koninklijk besluit van 9 december 1982 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 35, § 1, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt 'aan private goederen door natuurrampen, van de wijzen waarop sommige werkingsonkosten van de met de uitvoering van die wet belaste diensten, door de Nationale Kas voor Rampenschade worden ten laste genomen en betaald, moet het woord « schadedossiers » vervangen worden door het woord « rampenschadedossiers ». Artikel 4 De woorden « gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2004 » moeten ingevoegd worden tussen de woorden « genoemd » en « wordt opgeheven ».

Artikel 5 Het ontwerp strekt ertoe met terugwerkende kracht (vanaf 1 januari 2003) als compensatiemaatregel voor het nadeel geleden door het personeel van de Regie der Gebouwen dat ter beschikking is gesteld van de provinciegouverneur voor de behandeling van rampenschadedossiers, de toekenning van hogere functies binnen een bijzondere personeelsformatie te vervangen door een toelage voor bijzondere opdracht. Als algemeen rechtsbeginsel geldt dat administratieve handelingen geen terugwerkende kracht hebben. Terugwerkende kracht kan evenwel gerechtvaardigd zijn indien de wet die toestaat. Indien er geen zulke wet is die terugwerkende kracht toestaat, kan terugwerking alleen uitzonderlijk worden aanvaard wanneer ze meer bepaald noodzakelijk is voor de continuïteit van de overheidsdienst of om een feitelijke of rechtelijke situatie te regulariseren en voorzover hierbij de vereisten inzake rechtszekerheid en de individuele rechten in acht worden genomen.

De steller van het ontwerp moet zich ervan vergewissen of terugwerking in casu geoorloofd is, ofwel artikel 5 van het ontwerp aanpassen, aangezien onder meer niet uitgesloten kan worden dat de retroactieve vervanging van de toelage voor hogere functies door de in het ontwerp bedoelde toelage eventueel nadelige financiële gevolgen kan hebben voor sommige personeelsleden op wie het ontwerp van toepassing is, wat de Read van State niet kan nagaan.

Artikel 6 In de Franse tekst moeten de woorden « et Ministre » vervallen.

Slotopmerkingen 1. Het is niet duidelijk waarom een besluit van zes artikelen in drie hoofdstukken wordt ingedeeld.2. Wat de Franse tekst betreft wordt een hoofdstuk ingedeeld in « sections », en niet in « divisions ».(1) Aangezien in het ontwerp sprake is van de terbeschikkingstelling van elf experts en elf leidinggevenden, moet ervan uitgegaan worden dat de terbeschikkingstelling ook kan ten behoeve van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Indien dat het geval is, moet, telkens waar in het ontworpen besluit het optreden van de provinciegouverneur wordt vereist, ook voorzien worden in het optreden van de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, op voorwaarde dat dit optreden gerechtvaardigd is (zie, wat dit laatste betreft, opmerkingen 4 en 6 bij artikel 1 van het ontwerp).

12 JULI 2006. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een toelage van bijzondere opdracht aan het technisch personeel van de Regie der Gebouwen, ter beschikking gesteld van de provinciegouverneurs voor de behandeling van rampenschadedossiers ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de programmawet van 24 december 2002;

Gelet op de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, inzonderheid op het artikel 35 § 1, gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1986, 28 december 1990 en 21 mei 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1982 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 35, § 1 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, van de wijzen waarop sommige werkingsonkosten van de met de uitvoering van die wet belaste diensten, door de Nationale Kas voor Rampenschade worden ten laste genomen en betaald, inzonderheid op artikel 2 vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 1991 tot vaststelling van een bijzondere personeelsformatie bij de Regie der Gebouwen, « Kader Rampenschade » genoemd;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gehouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen, inzonderheid op de artikelen 16 en 24;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 april 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 19 juli 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 14 oktober 2005;

Gelet op het protocol nr. 132/3 van 23 februari 2006 van het Sectorcomité I-Algemeen Bestuur;

Overwegende dat het technisch personeel van de Regie der Gebouwen dat ter beschikking van de provinciegouverneurs wordt gesteld met het oog op de vaststelling en de raming van de schade, recht heeft op een compensatie voor het nadeel dat geleden wordt ondermeer bij bevorderingsprocedures of door verlies van specifiek voor de Regie nuttige technisch bekwaamheden;

Overwegende dat de toelage wordt toegekend ter vervanging van de toekenning van hogere functies binnen de bijzondere personeelsformatie bij de Regie der Gebouwen, « Kader Rampenschade » genoemd;

Gelet op het advies 40.154/2 van de Raad van State, gegeven op 27 april 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid l°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De toelage ingesteld door artikel 16 van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° Het aantal personeelsleden en de duur van hun terbeschikkingstelling worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd besluit.Het totaal aantal op éénzelfde moment ter beschikking gestelde personeelsleden is echter beperkt tot 11 experts en 11 leidinggevenden. 2° De toelage wordt na het vervallen van de termijn betaald, na bevestiging van de provinciegouverneur of de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad dat de prestaties werkelijk zijn geleverd. § 2. Het maandbedrag van de toelage bedraagt 100 EUR voor een opdracht uitgevoerd als expert Rampenschade en 140 EUR voor een opdracht uitgevoerd als leidinggevende ambtenaar Rampenschade.

De toelage wordt uitbetaald onder dezelfde voorwaarden als de wedde.

De mobiliteitsregeling die van toepassing is op de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is eveneens toepasselijk op deze toelage. Zij wordt gekoppeld aan spilindex 138,01.

Deze toelage komt niet in aanmerking voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarspremie.

Art. 2.Artikel 2, § 2, 2° eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit van 9 december 1982 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 35, § 1, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, van de wijzen waarop sommige werkingsonkosten van de met de uitvoering van de wet van 12 juli 1976 belaste diensten door de Nationale Kas voor Rampenschade worden ten laste genomen en betaald, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1991, wordt vervangen als volgt : « Het bedrag van de toelage voor bijzondere opdracht die op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen wordt toegekend aan het technisch personeel van de Regie der Gebouwen die ter beschikking gesteld worden van de provinciegouverneurs voor de behandeling van de rampenschadedossiers.

Het gedeelte van de bezoldigingen dat normaal ten laste valt van de werkgever van de bij beslissing van de Ministerraad aangeworven contractuelen die ter beschikking worden gesteld van de gouverneur of de administratie die belast is met de eindcontrole van de schadedossiers of die aangeworven worden ter vervanging van ambtenaren van de Regie der Gebouwen, ter beschikking gesteld van de provinciegouverneurs met het oog op de behandeling van rampenschadedossiers. »

Art. 3.In artikel 24 van het koninklijk besluit van 10 november 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren bij de Regie der Gebouwen en houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen wordt een 3° ingevoegd luidende als volgt : « 3° het artikel 16 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2003. » Art.4. Het koninklijk besluit van 8 juli 1991 tot vaststelling van een bijzondere personeelsformatie bij de Regie der Gebouwen, « Kader Rampenschade » genoemd, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2004, wordt opgeheven.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 6.Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^