gepubliceerd op 03 augustus 2004
Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen
12 JULI 2004. - Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid, van de gecoördineerde Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 juli 2001 en 4 december 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 juni 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 juni 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 juni 2004;
Gelet op het protocol nr. 275 van 1 juli 2004 van het Sectorcomité III - Justitie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende de hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Rijksbesturen;
Overwegende het bijzondere karakter van de justitiehuizen;
Overwegende de noodzaak bijzondere graden te creëren binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen;
Op voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Begroting, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. In de Federale Overheidsdienst Justitie, bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen, worden volgende bijzondere graden gecreëerd : 1° in niveau D - justitieel administratief medewerker (onthaalbeambte);2° in niveau C - justitieel administratief assistent; - justitieel bestuurschef (afgeschafte graad); 3° in niveau B - justitieel technisch deskundige (justitieassistent); - justitieel administratief deskundige. § 2. De graden justitieassistent en onthaalbeambte worden geschrapt.
Art. 2.§ 1. In afwijking van artikel 222, § 1, van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, worden de ambtenaren in dienst bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen op 1 juni 2002 en die bekleed zijn met één van de hierna in de linkerkolom vermelde gemene graden, ambtshalve benoemd in één van de hierna in de rechterkolom vermelde bijzondere graden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren benoemd krachtens § 1, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graad van de loopbaan waarvan zij titularis geweest zijn in aanmerking genomen.
De anciënniteit verkregen in niveau 2 wordt geacht verkregen te zijn in niveau C.
Art. 3.§ 1. In afwijking van artikel 224, § 1, van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, worden de ambtenaren in dienst bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen op 1 oktober 2002 en die bekleed zijn met één van de hierna in de linkerkolom vermelde gemene graden, ambtshalve benoemd in één van de hierna in de rechterkolom vermelde bijzondere graden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren benoemd krachtens § 1, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graad of in de twee geschrapte graden van de loopbaan waarvan zij titularis geweest zijn in aanmerking genomen.
De anciënniteit verkregen in niveau 2+ wordt geacht verkregen te zijn in niveau B.
Art. 4.§ 1. De ambtenaren in dienst bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen en die bekleed zijn met één van de hierna in de linkerkolom vermelde bijzondere graden, worden ambtshalve benoemd in één van de hierna in de rechterkolom vermelde bijzondere graden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De ambtenaren in dienst bij de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen en die bekleed zijn met één van de hierna in de linkerkolom vermelde bijzondere graden, worden ambtshalve benoemd in één van de hierna in de rechterkolom vermelde bijzondere graden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren benoemd krachtens § 1 en § 2, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graad of in de twee geschrapte graden van de loopbaan waarvan zij titularis zijn geweest in aanmerking genomen.
De anciënniteit verkregen in niveau 3 wordt geacht te zijn verkregen in niveau D. De anciënniteit verkregen in niveau 2+ wordt geacht te zijn verkregen in niveau B.
Art. 5.De bepalingen van het rijkspersoneel die van toepassing zijn op de graden die voorkomen in de linkerkolom van de hiernavolgende tabel, worden toegepast op de personeelsleden die titularis zijn van één van de graden die voorkomen in de rechterkolom van deze tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : 1° de bepalingen die de oprichting van niveau D en de transitie verzekeren van niveau 3 naar niveau D, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2002;2° de bepalingen die de oprichting van niveau C en de transitie verzekeren van niveau 2 naar niveau C, die in werking treden op 1 juni 2002;3° de bepalingen die de oprichting van niveau B en de transitie verzekeren van niveau 2+ naar niveau B, die in werking treden op 1 oktober 2002.
Art. 7.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE