Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 januari 2023
gepubliceerd op 25 januari 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het zorgouderschap en het ouderschapsverlof

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2022034708
pub.
25/01/2023
prom.
12/01/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende het zorgouderschap en het ouderschapsverlof


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 28 juni 2022;

Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 556 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten van 13 juli 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 31 augustus 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 3 oktober 2022;

Overwegende dat het advies van de Raad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn is gegeven en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op advies 72.482/2 van de Raad van State, gegeven op 30 november 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel VIII.I.1 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 augustus 2005, wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° en 4°, luidende: "3° "pleegkind": het kind waarvoor het personeelslid of zijn echtgeno(o)t(e) in het raam van de pleegzorg is aangesteld door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming; 4° "langdurige pleegzorg": pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouder of dezelfde pleegouders zal verblijven en waarbij het kind als deel uitmakend van dat gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het gezin, de pleegouder of pleegouders zijn/hun verblijfplaats heeft/hebben, is ingeschreven.".

Art. 2.In artikel VIII.IV.7, § 1, eerste lid, RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2014 pub. 11/02/2014 numac 2014000001 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt: "3° een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij;"; b) er wordt een bepaling onder 4° ingevoegd, luidende: "4° een pleegkind dat op dat ogenblik in het gezin van het personeelslid is opgenomen overeenkomstig artikel VIII.I.1, 3°. ".

Art. 3.Artikel VIII.VII.1 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2004 pub. 06/12/2004 numac 2004000532 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, wordt vervangen als volgt: "Art. VIII.VII.1. Aan het personeelslid in dienstactiviteit, met uitzondering van de aspirant, wordt bij de geboorte of bij de adoptie van zijn kind, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden: - hetzij gedurende een periode van drie maanden als voltijds verlof.

Op vraag van het personeelslid kan deze periode worden opgesplitst in maanden; - hetzij gedurende een periode van zes maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met de helft wanneer het personeelslid voltijds tewerkgesteld is. Op vraag van het personeelslid kan deze periode worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van vijftien maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met één vijfde wanneer het personeelslid voltijds tewerkgesteld is. Op vraag van het personeelslid kan deze periode worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan.

Het personeelslid heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het eerste lid. Bij een wijziging van de opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand voltijds verlof gelijk is aan twee maanden vermindering van de prestaties met de helft en gelijk is aan vijf maanden vermindering van de prestaties met één vijfde.

Het personeelslid heeft recht op het ouderschapsverlof: - naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt; - in het kader van de adoptie van een kind gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, tot het kind twaalf jaar wordt.

Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, is er geen leeftijdsgrens.

Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet voldaan zijn uiterlijk gedurende de lopende periode van het ouderschapsverlof.".

Art. 4.Het opschrift van deel VIII, titel VIII, RPPol, vervangen bij de koninklijke besluiten van 10 maart 2008 en van 29 januari 2014, wordt vervangen als volgt: "TITEL VIII.- ADOPTIEVERLOF, OPVANGVERLOF, PLEEGOUDERVERLOF EN PLEEGZORGVERLOF".

Art. 5.Artikel VIII.VIII.1 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2014 pub. 11/02/2014 numac 2014000001 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, wordt vervangen als volgt: "Art. VIII.VIII.1. § 1. Een adoptieverlof wordt toegestaan gedurende een periode van maximum zes weken aan het personeelslid, met uitzondering van de aspirant, dat een minderjarig kind adopteert.

Het adoptieverlof van zes weken per adoptieouder wordt als volgt opgetrokken voor de adoptieouder of voor beide adoptieouders samen: 1° met drie weken vanaf 1 januari 2023;2° met vier weken vanaf 1 januari 2025;3° met vijf weken vanaf 1 januari 2027. In geval van twee adoptieouders worden deze bijkomende weken onderling tussen hen verdeeld.

Het verlof kan worden gesplitst in weken en dient te worden genomen uiterlijk binnen de zeven maanden na de opname van het kind in het gezin van het personeelslid. In het kader van een interlandelijke adoptie kan het personeelslid op zijn vraag ten hoogste vier weken van dit verlof opnemen vooraleer het kind effectief in het gezin wordt opgenomen om de daadwerkelijke opvang van het kind in zijn gezin voor te bereiden. § 2. Het personeelslid dat het verlof wenst te genieten bij toepassing van dit artikel deelt aan de bevoegde overheid de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de bevoegde overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

Het personeelslid dient de volgende documenten voor te leggen: 1° een attest, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan het personeelslid wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste vier weken te verkrijgen vooraleer het kind wordt opgenomen in het gezin in het raam van de interlandelijke adoptie;2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister bevestigt om het resterende verlof te kunnen opnemen;3° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken adoptieverlof tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze weken aan de enige adoptieouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt.Deze verklaring op eer, ondertekend door de beide adoptieouders, is enkel nodig als het adoptiegezin bestaat uit twee adoptieouders. § 3. De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt met twee weken per adoptieouder verlengd bij de gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met vier weken voor de bevallingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023, wanneer het personeelslid voor hetzelfde kind een omstandigheidsverlof in toepassing van artikel VIII.IV.1, § 1, 2°, of een geboorteverlof in toepassing van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten heeft genoten.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel VIII.VIII.2 die het personeelslid reeds heeft genoten voor hetzelfde kind.".

Art. 6.In artikel VIII.VIII.2 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2014 pub. 11/02/2014 numac 2014000001 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "of dat een minderjarige opneemt in zijn gezin ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin" opgeheven;2° het derde lid wordt aangevuld met de woorden "of dat ten minste 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag".

Art. 7.In deel VIII, titel VIII, RPPol, wordt een artikel VIII.VIII.4 ingevoegd, luidende: "Art. VIII.VIII.4. § 1. Onverminderd artikel VIII.VIII.3, heeft het personeelslid dat is aangesteld als pleegouder door de rechtbank, door een door een bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, door de diensten van "l'Aide à la Jeunesse", door het "Comité Bijzondere Jeugdbijstand" of door de "Jugendhilfedienst" en dat naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, met het oog op de zorg voor dit kind, eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximum zes weken.

Indien het personeelslid ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken pleegouderverlof op te nemen, dient het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week te bedragen.

Het pleegouderverlof van zes weken per ouder wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen: 1° met drie weken vanaf 1 januari 2023;2° met vier weken vanaf 1 januari 2025;3° met vijf weken vanaf 1 januari 2027. Indien het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beiden zijn aangesteld als pleegouder van het kind, worden de bijkomende weken bedoeld in het derde lid onderling tussen hen verdeeld. § 2. Om het recht op pleegouderverlof te kunnen uitoefenen, moet dit verlof een aanvang nemen binnen twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft.

Het personeelslid dat het verlof wenst te genieten bij toepassing van dit artikel deelt aan de bevoegde overheid de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de bevoegde overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

Het personeelslid dient, ten laatste bij de aanvang van het pleegouderverlof, de volgende documenten voor te leggen: 1° de documenten ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan;2° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken pleegouderverlof tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze weken aan de enige pleegouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt.Deze verklaring op eer, ondertekend door de beide pleegouders, is enkel nodig als het pleeggezin bestaat uit twee pleegouders. § 3. De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd ingeval van gelijktijdig onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel VIII.VIII.2 dat het personeelslid reeds heeft genoten voor hetzelfde kind.".

Art. 8.De artikelen 1, 4, 5 en 7 treden in werking op 1 januari 2023.

De artikelen 5 en 7 zijn van toepassing op aanvragen die worden ingediend vanaf 1 december 2022 en voor zover het verlof ten vroegste aanvangt vanaf 1 januari 2023.

De artikelen 2, 3 en 6 treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 januari 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

^