gepubliceerd op 14 februari 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006
12 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het verzekeringswezen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het verzekeringswezen, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het verzekeringswezen Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2005 Sectoraal akkoord 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 2 februari 2006 onder het nummer 78438/CO/306) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het verzekeringswezen. HOOFDSTUK II. - Werkgelegenheid Sectie 1. - Vastheid van betrekking 1. Ontslagen om technische redenen van arbeidsorganisatie.
Art. 2.De procedure waarin het sectorakkoord 2003-20041 voorziet in geval van ontslagen om technische redenen van arbeidsorganisatie wordt onder dezelfde voorwaarden verlengd van 1 oktober 2005 tot 31 maart 2006.
Art. 3.Er wordt bij de ondertekening van deze overeenkomst een paritair samengestelde commissie "werkzekerheid" opgericht. Deze commissie heeft als initiële opdrachten : - om tegen 31 maart 2006 het lastenboek uit te werken dat als basis zal dienen voor de hierna vermelde aangeboden outplacementformule en het (de) outplacementbureau(s) aan te wijzen dat (die) ingeschakeld kan (kunnen) worden om de betrokken werknemers te begeleiden van 1 april 2006; - om tegen 31 maart 2006 formules voor de organisatie van mogelijke beroepsherklassering binnen de verzekeringssector te bestuderen, door bij voorbeeld een centraal meldpunt in te richten dat beschikt over een centrale gegevensbank bij Assuralia, of een door FOPAS gecoördineerde opleiding te voorzien.
Het hierboven gedefinieerde systeem is onafhankelijk van elk systeem dat al in de ondernemingen bestaat.
Art. 4.Van 1 april 2006 tot 30 juni 2007 zullen de werkgevers die willen ontslaan om technische redenen van arbeidsorganisatie, voor die ontslagen met de sociale partners onderhandelen om te zoeken naar gepaste oplossingen teneinde de werkgelegenheid van de betrokken werknemers zoveel mogelijk te vrijwaren of hun heroriënteringsmogelijkheden te vergroten. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, zijn bovenop de ontslagvergoedingen de hieronder vermelde sancties van toepassing.
Als sanctie betaalt de onderneming aan de werknemers : - van wie de anciënniteit tussen één jaar en vijf jaar ligt : een vergoeding die overeenstemt met drie maandlonen; - van wie de anciënniteit meer dan vijf jaar bedraagt : een vergoeding die overeenstemt met zes maandlonen.
Deze financiële sancties zullen aangevuld worden met een formule van outplacement teneinde de beroepsherinschakeling te vergemakkelijken.
Art. 5.De werknemers van 50 jaar en ouder, die ontslagen zijn omwille van technische redenen van arbeidsorganisatie, zullen in de plaats van outplacement kunnen kiezen voor een forfaitaire premie van 5 920 EUR, als aanvulling op de hierboven vermelde sanctie. 2. Vastheid van betrekking in het algemeen Art.6. De commissie "werkzekerheid" heeft als tweede opdracht om tegen 31 december 2006 een systeem van beroepsherinschakeling te definiëren dat geïnspireerd zal zijn op de hierboven omschreven principes en dat kan toegepast worden op de situaties die voorzien zijn in de artikelen 4, 5 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst over de werkzekerheid van 19 februari 1979.
Sectie 2. - Springplank jongeren
Art. 7.De verzekeringssector verbindt er zich toe om vanaf 1 januari 2006 tot 30 juni 2007, 150 jonge werkzoekenden aan te werven voor een totale duur van één jaar en hun tijdens hun werkuren een aanvullende opleiding te verschaffen.
De aangeworven werkzoekenden zullen slechts voor hoogstens 1 pct. mogen worden toegerekend aan de quota van startbaanovereenkomsten die de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid oplegt.
In het kader van dit plan "Springplank jongeren" zullen de werkgevers eveneens de mogelijkheid hebben om werkzoekenden aan te werven met een overeenkomst van bepaalde duur voor zes maanden.
Daarnaast verbinden de werkgevers zich ertoe die jongeren een aanvullende beroepsopleiding te bieden. Die opleiding zal tegemoetkomen aan de reële aanwervingsbehoeften van de ondernemingen uit de sector en zal minstens drie maanden duren.
Na deze werkervaring zullen de werkgevers op positieve wijze nagaan of de jonge werknemers in dienst kunnen worden genomen met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur of een vervangingsovereenkomst. Het doel is over te gaan tot een zo groot mogelijk aantal aanwervingen onder arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, rekening houdend met de mogelijkheden van de ondernemingen.
Tijdens het tweede trimester van het jaar 2007 zal binnen het paritair comité worden beoordeeld of het aantal van 150 jonge werkzoekenden effectief gehaald is en of er na afloop van de stage voldoende aanwervingen zijn geweest om de operatie een succes te noemen. Binnen de ondernemingen zal informatie worden verstrekt in het kader van de driemaandelijkse personeelsstatistieken.
Sectie 3. - Arbeiders-bedienden
Art. 8.De partijen komen overeen een paritaire werkgroep op te richten die tot taak zal hebben de problematiek "arbeiders-bedienden" op sectorvlak te onderzoeken om een inventaris op te maken van de statuutverschillen in het licht van de werkzaamheden in het kader van het interprofessioneel akkoord. HOOFDSTUK III. - Opleiding Sectie 1. - FOPAS : verlenging 2008-2009
Art. 9.Het "Fonds voor de bevordering van de werkgelegenheid en de opleiding in de verzekeringssector" (FOPAS), opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 19912, wordt verlengd voor de jaren 2008 en 2009.
Sectie 2. - FOPAS-Financiering 2005-2006
Art. 10.Op 27 september 2005 werd een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten over de bijdrage van 0,10 pct. aan FOPAS voor de jaren 2005 en 2006.
Sectie 3. - Opleidingskrediet
Art. 11.De ondertekenende partijen erkennen het belang van de ontwikkeling van opleidingen en van levenslang leren en verbinden er zich dan ook toe om alles in het werk te stellen om het opleidingskrediet te waarborgen.
Een opleidingskrediet, uitgedrukt in aantal dagen per jaar, wordt collectief op bedrijfsvlak als volgt bepaald : personeelsbestand met een arbeidsovereenkomst uitgedrukt in voltijds equivalent op 30 juni van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met 4.
Dat krediet omvat zowel de opleidingen op de werkplaats als de externe opleidingen.
Elke werknemer heeft het recht tegenover zijn werkgever zijn opleidingsbehoeften uit te drukken binnen het kader van een jaarlijkse behoefte-evaluatie.
Een verslag hierover zal worden voorgelegd aan de ondernemingsraad samen met de jaarlijkse economische en financiële inlichtingen. Dat verslag zal onder meer gegevens bevatten over het aantal opleidingsdagen die tijdens het jaar georganiseerd werden, de verschillende soorten van opleidingen en het aantal betrokken werknemers.
De onderneming zal alles in het werk stellen om op gezette tijdstippen de verwachte behoeften inzake opleiding of begeleiding van de werknemers vast te stellen, opdat zij hun functie kunnen vervullen volgens de behoeften van de onderneming. HOOFDSTUK IV. - Koopkracht - Terugkerende sectorpremie
Art. 12.De sociale partners besluiten tot de toekenning van een terugkerende sectorpremie van 150 EUR bruto. De toekennings- en betalingsmodaliteiten worden vastgesteld in een bij dit akkoord gevoegde overeenkomst. HOOFDSTUK V. - Welzijn en kwaliteit van het leven op het werk Sectie 1. - Tijdskrediet en werkdruk
Art. 13.Tijdskrediet.
Er wordt een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten om het recht op tijdskrediet in de verzekeringssector aan te passen.
Die collectieve arbeidsovereenkomst heeft betrekking op : - de verlenging van de duur van het tijdskrediet van één jaar tot vijf jaar; - de verhoging van de drempel van 5 tot 7 pct. en de wijze van berekening van die drempel; - het uitgebreide recht van de werknemers van 50 jaar en ouder; - de regeling voor de overgang van een deeltijds tijdskrediet naar een conventioneel brugpensioen.
Art. 14.Werkdruk.
Wanneer een tijdskrediet of een loopbaanvermindering wordt toegestaan, zal het risico van verhoging van de werkdruk worden onderzocht.
In het kader van de maatregelen ter bevordering van het tijdskrediet, de arbeidsduurvermindering en de vermindering van de arbeidsprestaties, tot halftijds, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad, zullen de bevoegde overlegorganen en de vakbondsafvaardiging hun rol vervullen.
De werkgevers zijn verantwoordelijk voor de organisatie van het werk binnen hun onderneming. Zij zullen echter in het bijzonder acht slaan op de naleving van artikel 20, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, dat bepaalt dat de werknemer, na afloop van de periode van uitoefening van het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, het recht heeft terug te keren naar zijn functie of, wanneer dit niet mogelijk is, naar een gelijkwaardige of vergelijkbare functie conform zijn arbeidsovereenkomst.
Sectie 2. - Bestrijding van stress op het werk
Art. 15.Er wordt een paritaire begeleidingswerkgroep opgericht. Deze heeft tot doel binnen de sector het bewustmakingsbeleid in verband met stress op het werk voort te zetten, en aanbevelingen op te stellen, opdat de ondernemingen zich ook blijven inspannen.
Sectie 3. - Mobiliteit
Art. 16.Het woon-werkverkeer van de werknemers beïnvloedt de kwaliteit van zowel hun beroepsleven als hun privé-leven. Uit die overweging erkennen de sociale partners het belang van de beslissingen van de werkgevers inzake geografische lokalisering van de werkplaatsen.
De sociale partners verklaren dat zij wensen dat over die economische en strategische beslissingen besprekingen gevoerd worden in de onderneming met betrekking tot de begeleidingsmaatregelen voor de werknemers.
Er wordt een paritaire werkgroep opgericht in de schoot van het paritair comité. Hij krijgt als opdracht de genomen initiatieven te bestuderen die van aard zijn de mobiliteit te begeleiden en een cataloog van "best practices" terzake op te stellen. HOOFDSTUK VI. - Functieclassificatie
Art. 17.Ter uitvoering van het sectorakkoord 2003-2004 hebben de sociale partners - gemeenschappelijke specificaties uitgewerkt; - de voorstellen van verschillende consultants ontvangen en geanalyseerd; - een routeplan opgesteld betreffende de voor dit project te volgen werkmethodes.
De sociale partners wijzen een bureau aan om met betrekking tot de verzekeringssector een analytische functieclassificatiemethode te ontwikkelen.
Assuralia heeft in 2001 een studie gepubliceerd met als titel "De beroepsklassen in het verzekeringswezen". Voor de sociale partners vormt deze studie een belangrijke basis. Zij zal als uitgangspunt dienen voor de werkzaamheden.
Deze classificatie is suppletief ten aanzien van de ondernemingen die zelf een gelijkwaardige classificatie uitvoeren of uitgevoerd hebben.
De sociale partners verbinden er zich toe de werkzaamheden op een vrijwillige en positieve wijze voort te zetten teneinde de beschrijving zo snel mogelijk te actualiseren. HOOFDSTUK VII. - Flexibiliteit
Art. 18.De alternatieve en verschoven uurregelingen zijn door de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 (deel II) ingevoerd3.
Artikel 18 van die overeenkomst bepaalt : « De ondernemingen die wensen alternatieve arbeidstijdregelingen of verschoven uurroosters toe te passen, zullen hun arbeidsreglement bij wijze van bijvoegsel en voor de duur van de huidige overeenkomst dienovereenkomstig aanpassen, zonder nieuwe onderhandeling aangaande het principe. » Artikel 16 van die overeenkomst bepaalt : « De ondertekenende organisaties erkennen uitdrukkelijk de uitvoering ervan positief te ondersteunen en zullen alles in het werk stellen om binnen het paritair comité een oplossing te vinden voor toepassingsproblemen in de ondernemingen. » In geval van blokkering bij de aanpassing van het arbeidsreglement of bij de toepassing in de onderneming, kan de meest gerede partij de bijeenkomst van het verzoeningsbureau van het paritair comité vragen in het kader van de procedures tot regeling van sociale conflicten. HOOFDSTUK VIII. - Conventioneel brugpensioen Sectie 1. - Voltijds conventioneel brugpensioen
Art. 19.De sociale partners verbinden zich ertoe een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten die de leeftijd voor het conventioneel brugpensioen in de verzekeringssector tot 58 jaar verlaagt voor de periode tot 31 december 2008.
Sectie 2. - Halftijds conventioneel brugpensioen
Art. 20.Voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2006 wordt een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten die de leeftijd voor het halftijds conventioneel brugpensioen in de verzekeringssector verlaagt tot 55 jaar. HOOFDSTUK IX. - Fonds voor vakbondsopleiding
Art. 21.Assuralia stort in 2005 en 2006 een jaarlijkse bijdrage van 750 000 EUR aan het "Fonds voor vakbondsopleiding", betaalbaar per kwartaal en na vervallen termijn, op voorwaarde dat aan de hieronder vermelde bepalingen wordt voldaan. HOOFDSTUK X. - Sociale vrede
Art. 22.De partijen en hun mandatarissen zien ervan af om, tijdens de duur van deze overeenkomst, een collectief conflict uit te lokken, uit te roepen of te steunen dat, op het vlak van de sector of van de ondernemingen afzonderlijk, kracht bijzet aan eisen betreffende punten die door bestaande collectieve sectorale arbeidsovereenkomsten geregeld worden. HOOFDSTUK XI. - Regeling van sociale conflicten
Art. 23.De partijen erkennen het belang om regels op te stellen voor conflicten op bedrijfs- of sectorvlak. Daartoe wordt een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten als bijlage bij dit akkoord. HOOFDSTUK XII. - Economische en financiële context
Art. 24.De partijen komen overeen om in september 2006 bijeen te komen om de economische en financiële toestand van de sector te bespreken. Bij die gelegenheid zullen de partijen eveneens de vorderingen evalueren van de werkgroepen die door deze overeenkomst zijn ingesteld. HOOFDSTUK XIII. - Marge voor de ontwikkeling van de loonkosten
Art. 25.De partijen erkennen dat de bepalingen van dit akkoord de marge voor de ontwikkeling van de loonkosten voor de jaren 2005-2006 zoals bepaald in de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, opgebruiken.
Dit betekent dat er geen enkele aanvullende eis zal worden ingediend op het niveau van de ondernemingen betreffende de elementen en punten die door dit akkoord 2005-2006 en de daarbij behorende collectieve overeenkomsten geregeld worden. HOOFDSTUK XIV. - Geldigheidsduur
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en treedt op 31 december 2006 buiten werking, behalve voor de volgende punten : - vastheid van betrekking (technische reden arbeidsorganisatie) : van 1 oktober 2005 tot 30 juni 2007; - verlenging van FOPAS : gewaarborgd tot 31 december 2008; - voltijds conventioneel brugpensioen : tot 31 december 2008; - aanpassing op sectorniveau van het tijdskrediet : gesloten voor onbepaalde duur; - regeling van sociale conflicten : gesloten voor onbepaalde duur; - terugkerende sectorpremie : gesloten voor onbepaalde duur.
Deze bepalingen van onbepaalde duur kunnen worden opgezegd door elk van de ondertekenende partijen door middel van een aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité en mits in achtname van een opzegtermijn van drie maanden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN ______ 1 Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 oktober 2003, nog niet algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. 2 Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1991, koninklijk besluit van 31 maart 1992, Belgisch Staatsblad van 16 mei 1992. 3 Collectieve arbeidsovereenkomst geïnterpreteerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997 (koninklijk besluit van 22 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 29 mei 1998).