gepubliceerd op 29 mei 2007
Koninklijk besluit ter uitvoering van hoofdstuk VI, van titel IV, van de programmawet van 27 december 2006 tot oprichting van een Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers
11 MEI 2007. - Koninklijk besluit ter uitvoering van hoofdstuk VI, van titel IV, van de programmawet (I) van 27 december 2006 tot oprichting van een Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers
VERSLAG AAN DE KONING Sire, We hebben de eer aan Uwe Majesteit een ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van bepaalde artikelen van hoofdstuk VI van titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 ter ondertekening voor te leggen.
Dit Hoofdstuk creëert een Fonds tot schadeloosstelling van de asbestslachtoffers, dat in de teksten "Asbestfonds" zal worden genoemd.
Dit Fonds is opgericht binnen het Fonds voor beroepsziekten waarin het organiek is geïntegreerd.
Het Asbestfonds heeft geen rechtspersoonlijkheid. Bijgevolg zullen al haar taken en de uitvoering van de beslissingen genomen in toepassing van het hoofdstuk VI van de titel IV van de voormelde programmawet een nieuwe opdracht voor het Fonds voor de beroepsziekten vormen.
De wetten met betrekking tot de preventie van beroepsziekten en de schadevergoeding die hieruit voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, werden dientengevolge gewijzigd door in artikel 6 een 10° in te voegen, die de opdracht voor het Fonds voor de beroepsziekten om "een schadevergoeding aan de asbestslachtoffers te betalen conform titel IV, hoofdstuk VI, van de programmawet (I) van 27 december 2006", toevoegt.
Het financiële, administratieve en budgettaire beheer van het Asbestfonds moet het voorwerp uitmaken van een koninklijk besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad. Het dagelijks bestuur, het toezicht en de controle op het Asbestfonds worden uitgeoefend conform de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het Fonds voor de beroepsziekten.
De tegemoetkoming van het Asbestfonds heeft betrekking op alle personen die een ziekte hebben die verband houdt met een blootstelling aan asbest. Momenteel is die tegemoetkoming beperkt tot de slachtoffers die een mesothelioom of een asbestose hebben.
Later zullen andere ziekten waarvan is bewezen dat ze op een determinerende manier het gevolg zijn van een blootstelling aan asbest in aanmerking komen om recht te krijgen op een tegemoetkoming van het Asbestfonds. Deze uitbreiding zal dienen te gebeuren door een koninklijk besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad.
De tegemoetkoming van het Asbestfonds bestaat, voor het slachtoffer zelf, uit een maandelijkse forfaitaire rente, en voor zijn rechthebbenden uit een vast kapitaal.
Dit besluit heeft tot doel : 1° de modaliteiten bepalen van het aandeel van de werkgevers en de zelfstandigen in de financiering van het Asbestfonds;2° de regels te bepalen volgens dewelke de aanvragen tot tegemoetkoming dienen te worden ingediend en onderzocht;3° de bedragen, de toekennings- en betalingsmodaliteiten van de maandelijkse forfaitaire rente aan het slachtoffer te bepalen en de cumulatieregeling tussen die maandelijkse renten en andere schadeloosstellingen die door het slachtoffer worden ontvangen voor dezelfde aandoening;4° het bedrag en de betalingsmodaliteiten te bepalen van het kapitaal aan de rechthebbenden;5° de inwerkingtreding vastleggen van de bepalingen van de programmawet betreffende de financiering van het Asbestfonds door de werkgevers en de zelfstandigen en tevens van de bepalingen in verband met de beperking van de beroepen in burgerlijke aansprakelijkheid tegen de aansprakelijke derde. COMMENTAAR VAN DE ARTIKELS Hoofdstuk I behandelt de definities
Artikel 1.Dit artikel geeft enkele definities die het begrip van het besluit kunnen vergemakkelijken. Het artikel definieert onder andere de notie van "aanvraag". Deze moet in de ruimste betekenis van het woord worden begrepen, te weten de aanvraag van het slachtoffer, maar ook die van de rechthebbenden, en zowel een eerste aanvraag als een latere aanvraag (omstandigheid die men zeker nog zal zien in het geval van asbestose omdat dit een langdurige ziekte is).
Dit artikel definieert de ziekten die schadeloos kunnen gesteld worden : het mesothelioom en de asbestose.
De diffuse bilaterale pleurale verdikkingen veroorzaakt door asbest worden met asbestose gelijkgesteld in de mate dat, de oorzaak en de gevolgen van de ziekte dezelfde zijn maar dat de medische diagnose ze onderscheidt omwille van het feit dat de localisatie ervan verschilt, de long voor de asbestose en de pleura voor de diffuse bilaterale pleurale verdikkingen. Het gaat hier altijd om restrictieve longfunctiestoornissen veroorzaakt door asbest, die kunnen leiden tot ademhalingsinsufficiëntie.
Hoofdstuk II behandelt de financiering
Art. 2.De inkomsten van het Asbestfonds bestaan uit : 1° een jaarlijks bedrag van 10 miljoen EUR waarvan de Koning de bron bij een apart besluit vastgesteld na overleg in ministerraad zal bepalen;2° de opbrengst van een bijdrage ten laste van de werkgevers waarvan het rendement minstens gelijk is aan het bedrag bedoeld in 1° en waarvan de modaliteiten worden bepaald door dit artikel;3° een aandeel van het globaal financieel beheer in het sociaal statuut van de zelfstandigen dat het voorwerp uitmaakt van artikel 3 van dit besluit. Artikel 2 bepaalt de categorieën van werkgevers die vanaf 1 april 2007 bijdragen verschuldigd zijn ter financiering van het Asbestfonds. De bijdragevoet is bepaald op 0,01 % om minstens een rendement gelijk aan 10 miljoen EUR te behalen.
De schattingen van de uitgaven zijn gebaseerd op de parameters die het Beheerscomité van het Fonds voor beroepsziekten voorstelde. De schattingen zullen het voorwerp zijn van een follow-up ten laatste op het moment op het tijdstip van de begrotingsopmaak. Deze follow-up zal, wat betreft mesothelioom de "beroepsslachtoffers" en de andere slachtoffer moeten onderscheiden en, in de mate van het mogelijke, de betrokken beroepssector. Wat betreft asbestose, zal het basisonderscheid "beroeps-" en "zelfstandige slachtoffers" zijn.
Indien, naar aanleiding van de follow-up, blijkt dat in realiteit de uitgaven verschillen van de schattingen die gedaan werden op grond van de parameters die voorgesteld werden door de sociale partners in verband met het aantal slachtoffers, rechthebbenden per slachtoffer, enz.; en dat hierdoor, de inkomsten van het Asbestfonds lager zijn dan de uitgaven, zal de bijdrage onmiddellijk worden aangepast. Deze aanpassing zal niet noodzakelijk veralgemeend worden, maar zal een bepaalde doelgroep kunnen hebben of zal kunnen variëren in functie van de gegevens die verstrekt werden door het Fonds voor beroepsziekten of het Asbestfonds.
Art. 3.Dit artikel bepaalt dat het globaal financieel beheer in het sociaal statuut van de zelfstandigen bijdraagt in de financiering van het Asbestfonds. Het aandeel van de zelfstandigen wordt bepaald in functie van het aantal zelfstandigen die getroffen zijn door asbestose dat het Asbestfonds ten laste neemt. Voor het jaar 2007 wordt het bedrag vastgelegd op 750.000 EUR. Indien in de toekomst op grond van resultaten van de hierboven beschreven follow-up blijkt dat in realiteit het aantal zelfstandigen die ten laste genomen worden verschilt met het geschatte aantal, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, dit aantal en het financieringsbedrag vastleggen. Indien het aantal en bedrag niet bepaald worden voor 31 december van het jaar X-1, bedraagt het bedrag voor het jaar X 750.000 EUR. Hoofdstuk III behandelt de indiening van de aanvraag
Art. 4.Paragraaf 1 bepaalt de manier waarop de aanvragen moeten worden ingediend om te genieten van een tegemoetkoming van het Asbestfonds. Gezien het feit dat er voor beroepsziekten formulieren zijn, opgesteld door het Beheerscomité overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996, tot vaststelling van de wijze waarop de aanvragen tot schadeloosstelling en tot herziening van reeds toegekende schadevergoedingen bij het Fonds voor de beroepsziekten worden ingediend en onderzocht, leek het coherent om dit als voorbeeld te gebruiken voor de aanvragen die aan het Asbestfonds zijn gericht, met dien verstande dat het formulier zal worden aangepast aan de bepalingen betreffende het Asbestfonds en aan de aard van de te herstellen schade. Gebruik maken van de mogelijkheid om aanvragen langs elektronische weg in te dienen is wat het principe betreft ook ingebracht om dit in de toekomst te gebruiken. § 2 heeft inzonderheid betrekking op de persoon getroffen door een mesothelioom of door een asbestose en die voor deze ziekte reeds werd vergoed bij toepassing van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970. Voor zover de erkenning van deze ziekte door het Fonds voor beroepsziekten na 31 december 2000 plaatsgevonden heeft, lijkt het dan ook niet nodig deze persoon te verplichten opnieuw een bijzondere aanvraag in te dienen om te kunnen genieten van de tegemoetkoming van het Asbestfonds. Indien de erkenning van de asbestose dateert van vóór 1 januari 2001 is het absoluut noodzakelijk dat een aanvraag bij het Asbestfonds wordt ingediend maar het slachtoffer beschikt over een termijn van 3 jaar on die aanvraag in te dienen. Het onderscheid spruit uit het feit voort dat vóór 1 januari 2001 de erkenning van de asbestose betrekking had op de asbestose alsook op een andere aandoening die thans niet in aanmerking wordt genomen voor de tussenkomsten van het Asbestfonds.
Wat in het bijzonder asbestose betreft, dient in de praktijk een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen asbestose en de diffuse bilaterale pleuraverdikkingen, en gewone pleurale plaques. De erkenningscriteria voor asbestose zijn immers sterk geëvolueerd in de loop van de laatste twintig jaar. Bij het koninklijk besluit van 22 maart 1999 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling werd het feit dat de vooruitgang van de medische technologie heeft toegelaten om met meer duidelijkheid de diagnose te stellen van de ziekten welke het gevolg zijn van blootstelling aan asbest, omgezet in de bestaande regelgeving.
Wat betreft de pleurale plaques vormt de aanwezigheid ervan een onvoldoende reden om een graad van arbeidsongeschiktheid toe te kennen In de context van de beroepsziektenverzekering, lijkt het zelfs niet gewettigd gewag te maken van een "ziekte", aangezien de aantasting geen arbeidsongeschiktheid meebrengt en geen medische behandeling vergt. Er dient bijgevolg rekening gehouden te worden met het feit dat bepaalde personen van wie de asbestose in het begin van de jaren 1980 erkend werd als beroepsziekte, nu misschien niet meer zouden erkend worden wanneer ze een aanvraag zouden indienen, omdat de criteria verfijnd zijn en dat de pleurale plaques niet meer erkend worden. Het spreekt voor zich dat enkel de gevallen van asbestose in de strikte zin van de term en de diffuse bilaterale pleuraverdikkingen (vroeger pleurale asbestose genoemd) aanleiding kunnen geven tot een tegemoetkoming van het Asbestfonds. § 3 beoogt een vlottere en snellere toekenning van de schadeloosstelling verschuldigd aan de rechthebbenden van een persoon overleden ten gevolge van mesothelioom of asbestose die reeds genoot van de tegemoetkoming van het Asbestfonds. In dergelijke situatie moet de situatie immers niet meer vanuit medisch oogpunt worden onderzocht aangezien de aanvraag van het slachtoffer reeds werd aanvaard. Enkel een administratief luik, om te bewijzen dat de rechthebbende beantwoordt aan de voorwaarden bepaald bij de programmawet, moet nog worden onderzocht.
Art. 5.Dit artikel bepaalt de notie van de "datum van de aanvraag".
Deze notie is noodzakelijk om de datum te bepalen vanaf wanneer het Asbestfonds een tegemoetkoming toekent aan de slachtoffers of de rechthebbenden.
Het vermeldt ook in het tweede lid welke datum in aanmerking moet worden genomen wanneer de aanvraag per vergissing werd ingediend bij een instelling die niet bevoegd is om ze te behandelen.
Bovendien spreekt het voor zich dat wanneer er een aanvraag wordt ingediend bij het Asbestfonds en bij het onderzoek blijkt dat het om een "professioneel" slachtoffer van asbest gaat, het Fonds voor de beroepsziekten deze aanvraag als eveneens geldend moet beschouwen in het kader van zijn wetgeving. Evenzo, wanneer er een aanvraag wordt ingediend bij het Asbestfonds en bij het onderzoek blijkt dat het gaat om een "professioneel" slachtoffer dat binnen het toepassingsgebied valt van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, moet het Asbestfonds de in het kader van deze wet bevoegde instelling hiervan op de hoogte brengen en deze instelling moet de aanvraag als eveneens geldend beschouwen in het kader van haar wetgeving. Hetzelfde geldt wanneer een "professioneel" slachtoffer van asbest een aanvraag indient bij het Fonds voor de beroepsziekten : deze moet beschouwd kunnen worden als eveneens geldend als aanvraag voor een tegemoetkoming van het Asbestfonds.
Hoofdstuk IV behandelt het onderzoek van de aanvragen
Art. 6.Dit artikel heeft tot doel het verloop van het onderzoek van de aanvraag door het Asbestfonds te bepalen.
Wanneer de aanvraag onvolledig blijkt, moet het Fonds de aanvrager daarvan in kennis stellen en hem mededelen welke inlichtingen of documenten ontbreken.
Indien de aanvrager niet reageert, wordt hem een herinneringsbrief verzonden. Indien hij daaraan geen gevolg geeft, zal het Fonds uitspraak doen op basis van de elementen waarvan het kennis heeft. Dit is nodig om te voorkomen dat de behandelingsprocedure oneindig lang zou duren, wat niet wenselijk is, noch voor de aanvrager, noch voor het Fonds.
Art. 7.Dit artikel bevat een bepaling gemeenschappelijk voor alle openbare instellingen van sociale zekerheid die zich moeten richten tot het Rijksregister om de indentificatiegegevens van de betrokken natuurlijke personen te bekomen of na te gaan.
Art. 8.Dit artikel laat het Fonds toe alle noodzakelijke maatregelen te nemen in het kader van het onderzoek van een aanvraag, onder meer over te gaan tot een medisch onderzoek van het slachtoffer.
Art. 9.Dit artikel bepaalt de termijnen binnen dewelke de beslissingen door het Asbestfonds moeten worden genomen. Het is nodig gebleken voor de dossiers inzake mesothelioom een kortere termijn te voorzien dan voor dossiers betreffende de andere ziekten die door asbest worden veroorzaakt, wegens de specifieke kenmerken van een mesothelioom, namelijk dat enkel de diagnose, wanneer alle andere voorwaarden vervuld zijn, het recht op tegemoetkoming opent zonder dat de ongeschiktheidsgraad moet vastgesteld worden en dat deze ziekte in het algemeen een snelle evolutie kent.
De aanvang van de bovenbedoelde termijnen wordt eveneens vastgesteld bij dit artikel 8 : het gaat ofwel om het ogenblik waarop de aanvraag volledig is ofwel om de datum waarop de in artikel 6, laatste lid, bedoelde termijn ten einde loopt (het gaat dus om de termijn die de aanvrager krijgt om zijn aanvraag aan te vullen; wanneer de aanvrager de aanvullende informatie niet binnen de voorgeschreven termijn aan het Fonds bezorgt, wordt het Fonds genoopt te beslissen op basis van de elementen waarover het beschikt).
Dit artikel herneemt ook de gewoonlijke bepalingen inzake motivering en kennisgeving van de beslissing.
Hoofdstuk V behandelt de tegemoetkoming van het Asbestfonds
Art. 10.Dit artikel bepaalt de bedragen van de maandelijkse forfaitaire rente die aan het slachtoffer moeten worden toegekend als hij of een mesothelioom, of een asbestose heeft.
Art. 11.Dit artikel bepaalt de cumulatieregeling tussen een maandelijkse rente voor asbestose en een andere tegemoetkoming voor dezelfde aandoening bedoeld in artikel 121, tweede lid, van de programmawet : een vergoeding naar aanleidding van een beroepsziekte of op basis van het gemeen recht.
Het doel van dit artikel is dat de aanvragers in geen enkel geval twee keer kunnen worden vergoed voor dezelfde schade, noch door de wetten of verordeningen, noch door private transacties. Dit artikel heeft enkel betrekking op de maandelijkse rente voor asbestose, omdat de wetgever in artikel 121, eerste lid, van de programmawet heeft voorzien, dat in geval van mesothelioom de cumulatie van de maandelijkse rente met andere sociale uitkeringen volledig is.
Art. 12.Dit artikel bepaalt dat wanneer het slachtoffer wordt getroffen door meerdere ziekten als gevolg van asbest, hij recht heeft op de meest gunstige schadeloosstelling.
Art. 13 en 14. Deze artikelen bepalen het bedrag van het kapitaal dat aan de rechthebbenden van een persoon die overleden is ten gevolge van mesothelioom of asbestose moet worden gestort. Deze bedragen verschillen naargelang de hoedanigheid van de rechthebbende.
Het forfaitaire bedrag dat toegekend wordt aan de rechthebbende van een slachtoffer van mesothelioom is hoger dan in geval van een slachtoffer van asbestose omwille van het verschil van de impact van de twee ziekten op de levensverwachting van het slachtoffer. Immers, kan de korte termijn tussen de diagnose van de ziekte en het overlijden van het slachtoffer nadelige gevolgen hebben voor de rechthebbenden, namelijk op financieel gebied.
Hoofdstuk VI behandelt de betalingsmodaliteiten In dit hoofdstuk (artikel 15) wordt bepaald dat de maandelijkse renten na het vervallen van de termijn worden betaald en dat het kapitaal (artikel 16) in eenmaal aan de rechthebbenden zal worden betaald.
Artikel 17 bepaalt de regels die zowel de slachtoffers als de rechthebbenden toelaten om hun tegemoetkoming op een bankrekening te laten uitbetalen in ruil voor de inachtneming van bepaalde formaliteiten. Deze bepalingen zijn gelijkaardig aan deze die bestaan in het kader van de beroepsziekten. Het wordt ook voorzien dat de betaling van de maandelijkse forfaitaire rente aan het slachtoffer kan ook gebeuren door middel van ciculaire cheques, betaalbaar in handen van het slachtoffer.
Hoofdstuk VII behandelt de slotbepalingen
Art. 18.Dit artikel voorziet in een informatieverplichting voor de werkgevers onderworpen aan de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. Ze dienen het asbestfonds te informeren over de beslissingen die genomen werden in het kader van deze wet wat betreft de slachtoffers van mesothelioom of asbestose.
Art. 19.Dit artikel doet de artikelen 116, 2° en 3°, en 125, §§ 1 en 2 van de programmawet gelijktijdig in werking treden, in uitvoering van artikel 133, tweede lid van dezelfde wet.
Art. 20.Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van het besluit.
We hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
11 MEI 2007. - Koninklijk besluit ter uitvoering van hoofdstuk VI, van titel IV, van de programmawet (I) van 27 december 2006 tot oprichting van een Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet (I) van 27 december 2006, inzonderheid op de artikelen 114, § 2, 116, 2° en 3°, 119, § 1, 120, § 1, tweede en derde lid, en § 2, tweede lid, 121, derde lid, en 133, tweede lid;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor de beroepsziekten van 14 februari 2007;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, wat hoofdstuk II van het besluit betreft;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 28 februari 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 februari 2007;
Gelet op het advies nr. 42.421/1 van de Raad van State, gegeven op 22 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Middenstand, van Onze Minister van Pensioenen en van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient men te verstaan onder : 1° "de programmawet" : de programmawet (I) van 27 december 2006;2° "de gecoördineerde wetten" : de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeien, gecoördineerd op 3 juni 1970;3° "het Fonds" : het Fonds voor de beroepsziekten, bedoeld in de artikelen 4 en volgende van de gecoördineerde wetten handelend ter uitvoering van de opdracht bepaald in artikel 6,10°, van de gecoördineerde wetten;4° "aanvraag" : iedere aanvraag om een tegemoetkoming bepaald in hoofdstuk VI van titel IV van de programmawet te bekomen;5° "Asbestfonds" : het Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers, opgericht door artikel 113 van hoofdstuk VI van titel IV van de programmawet;6° "mesothelioom" : primaire maligne epitheliale, sarcomateuze of gemengde tumor van de pleura, het peritoneum of het pericard;7° "asbestose" : de longfibrose veroorzaakt door asbest.Zijn voor de toepassing van onderhavig besluit gelijkgesteld aan asbesose de diffuse bilaterale pleuraverdikkingen veroorzaakt door asbest. HOOFDSTUK II. - Financiering
Art. 2.§ 1. De werkgevers die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, de werkgevers die onderworpen zijn aan de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij en tevens de werkgevers van de studenten bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zijn vanaf 1 april 2007 een bijdrage verschuldigd ter financiering van het Asbestfonds waarvan de bijdragevoet bepaald is op 0,01 %. § 2. De bijdrage bedoeld in § 1 wordt berekend op basis van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.
Art. 3.§ 1 Het Asbestfonds wordt vanaf 1 april 2007 gefinancierd door het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, ten belope van een jaarlijks bedrag dat bepaald wordt bij dit artikel. § 2. Het bedrag bedoeld in § 1 wordt bepaald in functie van het aantal zelfstandigen die getroffen zijn door asbestose dat het Asbestfonds ten laste neemt zoals dit aantal blijkt uit de beschikbare gegevens op de tijdstip van de begrotingsopmaak van het kalenderjaar X. - Bij een in Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de Koning dit aantal en het financieringsbedrag. Indien het aantal en het bedrag niet door een in Ministerraad overlegd besluit vastgelegd worden voor 1 november van het kalenderjaar X-1, bedraagt voor het kalenderjaar X het aandeel van het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen 750.000 EUR. Voor het jaar 2007 is het bedrag vastgelegd op 750.000 EUR. HOOFDSTUK III. - De indiening van de aanvragen
Art. 4.§ 1. De aanvraag om tegemoetkoming bedoeld in artikel 119, § 1, van de programmawet moet, om ontvankelijk te zijn, ingediend worden door het slachtoffer of zijn rechthebbenden : 1° ofwel door middel van het gepaste formulier dat het Fonds ter beschikking stelt van de betrokkenen.Dit formulier, waarvan het model vastgesteld wordt door het Beheerscomité van het Fonds, is samengesteld uit een administratief en een medisch deel. Het moet vergezeld gaan van de gevraagde bewijsstukken. Het moet gedateerd en ondertekend worden door het slachtoffer of, ingeval deze laatste overleden is, door zijn rechthebbenden; 2° door middel van een door het Beheerscomité van het Fonds goedgekeurd elektronisch model.Dit model moet ingevuld worden overeenkomstig de aanwijzingen die erin voorkomen. § 2. In afwijking van § 1 geniet het slachtoffer, dat voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geniet van een schadeloosstelling voor mesothelioom bij toepassing van de gecoördineerde wetten, ambtshalve van de tussenkomst van het Asbestfonds vanaf de inwerkingtreding van dit besluit en is vrijgesteld om een aanvraag in te dienen.
In afwijking van § 1 geniet het slachtoffer, dat voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geniet van een schadeloosstelling voor asbestose bij toepassing van de gecoördineerde wetten, ambtshalve van de tussenkomst van het Asbestfonds vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, voor zover deze ziekte vanaf 1 januari 2001 erkend werd en is vrijgesteld om een aanvraag in te dienen.
Het slachtoffer die van een schadeloosstelling voor asbestose geniet bij toepassing van de gecoördineerde wetten ten gevolge een erkenning van vóór 1 januari 2001 moet een aanvraag indienen. Voor zover de aanvraag vóór 1 april 2010 ingediend wordt en gegrond wordt verklaard, wordt de aanvraag beschouwd als ingediend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 3. Het Fonds bezorgt aan de rechthebbenden van een overleden persoon die van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 120, § 1, van de programmawet genoot, een formulier om te bewijzen dat ze de voorwaarden vereist bij artikel 120, § 2, van voormelde wet vervullen.
Dit formulier wordt ambtshalve verstuurd naar de rechthebbenden die door het Fonds kunnen worden geïdentificeerd na raadpleging van het Rijksregister van de natuurlijke personen. In de andere gevallen verstuurt het Fonds dit formulier op verzoek van de rechthebbenden.
Art. 5.De aanvraag die bij het Fonds, overeenkomstig artikel 4, § 1, wordt ingediend, heeft als datum : 1° deze van het postmerk, wanneer zij wordt ingediend bij een ter post aangetekend schrijven;2° deze van ontvangst van de aanvraag bij het Fonds, indien zij wordt ingediend per gewone brief;3° deze van ontvangst van de elektronische aanvraag bij het Fonds, indien ze wordt ingediend door middel van het elektronische model bedoeld in artikel 4, § 1, 2°, van dit besluit. Wanneer de aan het Fonds toegezonden aanvraag werd ingediend overeenkomstig artikel 4, § 1, maar, bij vergissing, bij een onbevoegde Belgische of buitenlandse instelling van sociale zekerheid, heeft deze aanvraag als datum van ontvangst, deze van de indiening bij de onbevoegde instelling, te weten deze van het postmerk, wanneer zij werd ingediend bij een ter post aangetekend schrijven en indien dit niet het geval is, deze van de ontvangst van de aanvraag bij deze onbevoegde instelling. HOOFDSTUK IV. - Het onderzoek van de aanvragen
Art. 6.Binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag richt het Fonds aan de aanvrager een ontvangstbericht.
Wanneer de aanvraag niet alle noodzakelijke elementen bevat die in het aanvraagformulier bedoeld in artikel 4, § 1, 1° of 2°, worden geeïst, meldt het Fonds dit aan de aanvrager duidend op de inlichtingen of documenten die naar hem moeten worden toegezonden ten einde de aanvraag volledig te maken.
Heeft na verloop van een maand vanaf de datum waarop ze hem werden gevraagd, de aanvrager de inlichtingen of stukken nog niet verstrekt, dan stuurt het Fonds hem een herinnering bij een ter post aangetekend schrijven.
Wordt hieraan binnen de maand geen gevolg gegeven, dan doet het Fonds uitspraak op grond van de gegevens waarvan het kennis heeft.
Art. 7.Het Fonds is gehouden zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te richten om de informatiegegevens bedoeld bij artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te bekomen of wanneer het de juistheid van deze informatiegegevens nagaat.
Het beroep doen op een andere bron is slechts toegestaan in de mate dat de nodige informatiegegevens niet bij het Rijksregister kunnen bekomen worden.
Art. 8.In het kader van het onderzoek van een aanvraag, kan het Fonds alle noodzakelijke maatregelen nemen, onder meer overgaan tot een medisch onderzoek van het slachtoffer.
Art. 9.Het Fonds neemt een beslissing over iedere aanvraag betreffende mesothelioom binnen een termijn van twee maanden die begint te lopen vanaf het moment dat de aanvraag volledig is of vanaf de datum van het einde van het termijn bedoeld in artikel 6, laatste lid. De termijn wordt verlengd tot vier maanden wanneer de aanvraag een ziekte bedoeld in artikel 118, 2° en 3°, van de programmawet betreft.
De beslissing van het Fonds is gemotiveerd en wordt ter kennis gebracht van de aanvrager of, als deze overleden is, van zijn rechthebbenden.
Deze kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekend schrijven.
Het toezenden van stukken en de kennisgeving van beslissingen aan de betrokkene gebeuren op zijn hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Van deze verplichting kan evenwel afgeweken worden op schriftelijk verzoek van de betrokkene gericht aan het Fonds. HOOFDSTUK V. - De tegemoetkoming van het Asbestfonds
Art. 10.De persoon bedoeld in artikel 120, § 1, van de programmawet heeft vanaf de maand van de ontvangst van de aanvraag recht op : 1° een forfaitaire maandelijkse rente van 1.500 EUR indien hij getroffen is door mesothelioom; 2° een maandelijkse rente van 15 EUR per procent lichaamelijke ongeschiktheid, indien hij getroffen is door asbestose.
Art. 11.De maandelijkse forfaitaire rente bedoeld in artikel 10, 2° maakt het voorwerp uit van een forfaitaire vermindering van 50 % ingeval van cumulatie met een schadeloosstelling voor dezelfde aandoening bedoeld in artikel 121, tweede lid, van de programmawet.
Art. 12.Indien het slachtoffer is getroffen door meerdere ziekten als gevolg van asbest, heeft hij recht op de meest gunstige schadeloosstelling.
Art. 13.De rechthebbende van de persoon die overleden is aan de gevolgen van mesothelioom, heeft recht op : 1° een kapitaal van 30.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 1° van de programmawet; 1° een kapitaal van 15.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 2° van de programmawet; 3° een kapitaal van 25.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 3° van de programmawet.
Art. 14.De rechthebbende van de persoon die overleden is aan de gevolgen van asbestose, heeft recht op : 1° een kapitaal van 15.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 1° van de programmawet; 1° een kapitaal van 7.500 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 2°, van de programmawet; 3° een kapitaal van 12.500 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 3°, van de programmawet. HOOFDSTUK VI. - De betaling
Art. 15.De maandelijkse forfaitaire rente die krachtens het artikel 120, § 1, tweede lid, van de programmawet verschuldigd is, is maandelijks na vervallen termijn betaalbaar.
De maandelijkse forfaitaire rente in de maand van het overlijden blijft een verworven recht.
Art. 16.Het kapitaal dat krachtens artikel 120, § 2, tweede lid, van de programmawet verschuldigd is, wordt in een keer aan de rechthebbende betaald, binnen de maand volgend op de ontvangst van het behoorlijk ingevuld formulier waarvan sprake in artikel 17, tweede lid.
Art. 17.De tegemoetkomingen bedoeld in dit besluit worden door het Fonds betaald aan het slachtoffer of aan de rechthebbende door middel van overschrijvingen op zijn rekening bij een financiële instelling die met het Fonds een overeenkomst gesloten heeft waarvan het model door de Minister van Sociale Zaken wordt vastgesteld.
Een formulier hiertoe wordt door het Fonds ter beschikking gesteld van de betrokkene.
In afwijking van het eerste lid en op aanvraag van het slachtoffer ingediend met een gewone brief, kan de betaling van de maandelijkse forfaitaire rente ook gebeuren door middel van circulaire cheques, betaalbaar in handen van het slachtoffer. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 18.Het Asbestfonds wordt door de instanties bevoegd in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector op de hoogte gesteld van de erkenningsbeslissingen van de beroepsziekten die veroorzaakt zijn door het asbest en die bedoeld zijn in artikel 118 van de programmawet.
Art. 19.De artikelen 116, 2° en 3°, en 125, §§ 1 en 2, van de programmawet treden in werking op 1 april 2007.
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007.
Art. 21.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN