Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juli 2002
gepubliceerd op 31 juli 2002

Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu en ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002022568
pub.
31/07/2002
prom.
11/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/11/2002022568/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, inzonderheid op artikel 54;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1999, 14 juli 2000, 28 september 2000 en 16 januari 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 juni 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 juni 2002;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum vervangt, in het belang van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn geholpen personen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 oktober 2002 in werking moet treden; dat het van fundamenteel belang is dat, in het kader van het beleid tot integratie van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn geholpen personen, de gerechtigden op maatschappelijke integratie zo snel mogelijk zouden kunnen genieten van de nieuwe inschakelingsmaatregelen, namelijk wat betreft het recht op tewerkstelling; dat deze uitvoeringsmaatregelen nodig zijn en niet kunnen los gezien worden van het daadwerkelijk nastreven van de doelstellingen van de wetgever ten opzichte van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn overigens zo snel mogelijk moeten ingelicht worden over de inhoud van deze nieuwe maatregelen die ze ten aanzien van de betrokken doelgroep zullen moeten toepassen; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn dan ook dringend het nodige moeten kunnen doen om deze nieuwe maatregelen op te nemen in hun informaticaprogramma's voor de toekenning van de daaraan verbonden toelagen van de federale Staat; dat dit besluit dringend en onverwijld moet worden aangenomen;

Gelet op het advies 33.621/3 van de Raad van State, gegeven op 20 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, wordt opgeheven.

Art. 2.De artikelen 8 tot 15 van dit besluit, zoals geldend vóór de wijziging bij het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, blijven verder van toepassing op de werknemers die op 31 december 2001 genoten van het voordeel van deze bepalingen, gedurende de periode waarvoor het voordeel werd toegekend.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 juli 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Maatschappelijke Integratie, J. VANDE LANOTTE

^