gepubliceerd op 26 februari 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat betreft het Observatorium voor de chronische ziekten
11 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat betreft het Observatorium voor de chronische ziekten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de artikelen 19, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997 en de wetten van 24 december 1999, 23 december 2005 en 22 december 2008, en 20, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997 en de wet van 22 december 2008;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 4 mei 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 juni 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 16 november 2009;
Gelet op het advies nr. 47.535/2 van de Raad van State, gegeven op 22 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 10bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1998, wordt de bepaling onder 2° opgeheven.
Art. 2.Artikel 10ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1998 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 2002, wordt vervangen als volgt : «
Art. 10ter.De leden van de afdelingen van de Wetenschappelijke raad, de voorzitter van de wetenschappelijke afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten en de leden van de afdelingen van het Observatorium worden benoemd voor een termijn van vier jaar.
De voorzitter van de raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten wordt benoemd voor een termijn van twee jaar. »
Art. 3.In artikel 10quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1998, worden de woorden « en de afdelingen van het Observatorium voor de chronische ziekten » ingevoegd tussen de woorden « de Wetenschappelijke raad » en de woorden « wordt waargenomen ».
Art. 4.In artikel 10quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1998, worden de woorden « en de afdelingen van het Observatorium voor de chronische ziekten » ingevoegd tussen de woorden « de Wetenschappelijke raad » en het woord « maken ».
Art. 5.Artikel 10octies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 10octies.De raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten is samengesteld uit : 1° een voorzitter, alternerend te benoemen uit de leden bedoeld in 2° en 3°;2° twaalf werkende en twaalf plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten voorgedragen door de verzekeringsinstellingen;om de vertegenwoordiging van de verzekeringsinstellingen vast te stellen, wordt rekening gehouden met hun respectieve ledentallen; elke verzekeringsinstelling heeft ten minste recht op één mandaat van werkend lid en één mandaat van plaatsvervangend lid; 3° twaalf werkende en twaalf plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten voorgedragen door de representatieve organisaties van verenigingen voor hulp aan chronisch zieken, waaronder zes werkende en zes plaatsvervangende leden voorgedragen door de VZW Vlaams Patiëntenplatform, vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden voorgedragen door de VZW Ligue des Usagers des Services de Santé en een werkend en een plaatsvervangend lid voorgedragen door de VZW Patienten Rat & Treff;4° één werkend en één plaatsvervangend lid, aangewezen door de Minister die de Sociale zaken onder zijn bevoegdheid heeft;5° één werkend en één plaatsvervangend lid, aangewezen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. De leden duiden de personen aan welke hen bij de uitoefening van hun mandaat kunnen begeleiden, rekening houdend met de aard van de behandelde materie.
Er wordt onmiddellijk in de vervanging voorzien van ieder lid dat voor de normale afloopdatum van zijn mandaat geen deel meer uitmaakt van de raadgevende afdeling. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van het lid dat hij vervangt.
Een plaatsvervangend lid heeft enkel zitting bij afwezigheid van een werkend lid van zijn groep. »
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10octies /1 ingevoegd, luidende : « Art. 10octies /1. De raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten wordt in vergadering bijeengeroepen door zijn voorzitter, hetzij op zijn initiatief, hetzij op verzoek van de Minister, hetzij op vraag van ten minste drie leden, welke schriftelijk wordt geformuleerd en het onderwerp van de vergadering vermeldt. De bijeenroeping vermeldt in elk geval het onderwerp van de vergadering. Wanneer de afdeling wordt bijeengeroepen op verzoek van de Minister, heeft de vergadering plaats binnen acht dagen na het verzoek. »
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10octies /2 ingevoegd, luidende : « Art. 10octies /2. De raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten houdt rechtsgeldig zitting indien ten minste de helft van de leden van elke groep aanwezig is.
De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van de leden die aan de stemming deelnemen; er wordt geen rekening gehouden met de onthoudingen. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
Ingeval de leden bij een stemming niet in gelijk aantal in elk van beide groepen bedoeld in artikel 10octies, eerste lid, 2° en 3°, aanwezig zijn, onthouden het of de jongste leden van de overtallige partij zich om de pariteit te herstellen. »
Art. 8.In artikel 10nonies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Het Comité bedoeld in artikel 10bis, 2°, » worden vervangen door de woorden « De wetenschappelijke afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten »;2° in het eerste lid, 3°, worden de woorden « één apotheker » vervangen door de woorden « twee apothekers »;3° het eerste lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 6° tot 8°, luidende : « 6° zeven leden, huisartsen, gekozen uit de kandidaten voorgedragen door de Belgische universiteiten, elke universiteit heeft recht op één mandaat;7° twee leden, gekozen uit de kandidaten voorgedragen door de representatieve beroepsorganisaties van de rust- en verzorgingstehuizen, de rustoorden voor bejaarden en de centra voor dagverzorging;8° vier leden, gekozen uit de kandidaten voorgedragen door de representatieve beroepsorganisaties van de verpleegkundigen.»
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10nonies /1 ingevoegd, luidende : « Art. 10nonies /1. De afdelingen van het Observatorium voor de chronische ziekten beraadslagen gezamenlijk voor het opstellen van het verslag bedoeld in artikel 19 van de wet. Ze beraadslagen tevens gezamenlijk, hetzij op verzoek van de voorzitter van een van de afdelingen, hetzij op verzoek van de Minister, hetzij op schriftelijk verzoek van minstens drie leden van een van de afdelingen. De bijeenroeping gebeurt door de voorzitter en vermeldt in elk geval het onderwerp van de vergadering. Wanneer de afdelingen in gezamenlijke vergadering worden bijeengeroepen op verzoek van de Minister, heeft de vergadering plaats binnen acht dagen na het verzoek.
Het voorzitterschap van de gezamenlijke vergaderingen wordt telkens voor een periode van twee jaar afwisselend waargenomen door de voorzitter van elke afdeling. De gezamenlijke vergaderingen zijn rechtsgeldig indien is voldaan aan de aanwezigheidsquorums die gelden voor elk van de twee afdelingen. De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van de leden die aan de stemming deelnemen; er wordt geen rekening gehouden met de onthoudingen. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen. »
Art. 10.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 februari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX