Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 april 1999
gepubliceerd op 11 december 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de beroepsloopbaanonderbreking

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012179
pub.
11/12/1999
prom.
11/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/11/1999012179/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 APRIL 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de beroepsloopbaanonderbreking (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de beroepsloopbaanonderbreking.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 Beroepsloopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45052/CO/109)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de door hen tewerkgestelde werklieden en werksters, met inbegrip van de thuisarbeiders(sters), maar met uitsluiting van de leerlingen en stagiaires.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst verleent uitvoering aan de beschikkingen van hoofdstuk IV, afdeling 5, "Onderbreking van de beroepsloopbaan", voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en aan de terzake getroffen uitvoeringsbesluiten, voor wat de toepassing ervan betreft in de in artikel 1 vermelde bedrijven.

Art. 3.Wanneer op het niveau van een bedrijf, vermeld in artikel 1, een akkoord wordt bereikt tussen werkgever en werknemer inzake het toestaan van loopbaanonderbreking in een specifiek geval, is de werkgever ertoe gehouden deze werknemer tijdens de loopbaanonderbreking en voor de gehele duur ervan, te vervangen door een vergoede volledige werkloze die werkloosheidsuitkeringen geniet voor alle dagen van de week of door een persoon die hiermee gelijkgesteld wordt overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.

Art. 4.De duur van de loopbaanonderbreking bedraagt : 1. bij volledige onderbreking van een voltijdse of deeltijdse arbeidsregeling : minimum 6 maand en maximum 1 jaar per aanvraag, met beperking tot maximum 60 maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan;2. bij vermindering van de arbeidsprestaties : minimum 6 maand en maximum 5 jaar;3. bij vermindering van de arbeidsprestaties van een werknemer van 50 jaar of ouder : minimum 6 maand.Het recht op de maximaal voorziene onderbrekingsuitkering is eenmalig; het gaat verloren van zodra de periode van vermindering van de arbeidsprestaties wordt onderbroken.

Art. 5.§ 1. Loopbaanonderbreking kan worden toegestaan om familiale of persoonlijk redenen aanvaard door de werkgever : 1. in bedrijven met een ondernemingsraad kan deze raad beslissen criteria vast te leggen volgens dewelke de loopbaanonderbreking bij voorrang wordt toegestaan;2. in de bedrijven waar geen ondernemingsraad doch wel een syndicale afvaardiging bestaat kunnen, in gemeen overleg tussen werkgever en de syndicale afvaardiging, criteria worden opgesteld volgens dewelke de loopbaanonderbreking bij voorrang wordt toegestaan;3. bij ontstentenis van een beslissing van de ondernemingsraad, of bij ontstentenis van een bepaling van criteria in overleg tussen werkgever en syndicale afvaardiging, zal voornamelijk rekening gehouden worden met de volgende criteria : - leeftijd; - anciënniteit; - ouderschap van nog niet schoolplichtige kinderen; - zware ziekte van inwonende gezinsleden. § 2. Een werkgever kan zich niet stelselmatig verzetten tegen het toestaan van het recht op loopbaanonderbreking in zijn onderneming. § 3. Daarenboven zijn de ondernemingen ertoe gehouden tenminste : - één loopbaanonderbreking toe te staan indien 25 tot 99 arbeiders in de onderneming tewerkgesteld zijn op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt; - twee loopbaanonderbrekingen toe te staan indien 100 tot 199 arbeiders in de onderneming tewerkgesteld zijn op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt; - drie loopbaanonderbrekingen toe te staan indien 200 tot 300 arbeiders in de onderneming tewerkgesteld zijn op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt; - een bijkomende loopbaanonderbreking toe te staan per bijkomende schijf van 100 arbeiders in de onderneming tewerkgesteld op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt. § 4. Indien een kandidaat-loopbaanonderbreker kan vervangen worden door een evenwaardge arbeidskracht die het statuut bezit van vergoede volledig werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week, zoals voorzien in de artikelen 2 en 6 van het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking toegestaan bovenop het minimumaantal voorzien bij § 3 van onderhavig artikel.

Indien zich hieromtrent een betwisting voordoet binnen een onderneming, kan dit geschil voorgelegd worden aan het verzoeningsbureau van het paritair comité. § 5. Een onderneming die, overeenkomstig § 3 van dit artikel, loopbaanonderbreking toestaat heeft recht op een tegemoetkoming per loopbaanonderbreking van 10.000 F zoals bepaald bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 houdende maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming. § 6. Met onderneming wordt bedoeld : de technische bedrijfseenheid bepaald in artikel 14 van de wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven.

Art. 6.De aanvraag tot loopbaanonderbreking moet schriftelijk bij de werkgever worden ingediend, met vermelding van : - de reden; - de gewenste aanvangsdatum; - de gewenste duur.

Deze aanvraag dient te gebeuren, ten laatste 3 maand vóór de gewenste aanvangsdatum. Bij wederzijds akkoord tussen werkgever en werknemer kan deze drie maand worden ingekort.

Art. 7.De werknemer wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing van de werkgever ten overstaan van de ingediende aanvraag tot loopbaanonderbreking, en zulks binnen de 8 dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. Ingeval van weigering dient de reden van deze weigering in het schrijven vermeld te worden. Een afschrift van deze weigering dient overgemaakt te worden aan de syndicale afvaardiging.

Art. 8.Tijdens de duur van de loopbaanonderbreking is het arbeidscontract geschorst. Behoudens in het geval van dringende reden of "voldoende reden", mag de werkgever het arbeidscontract niet eenzijdig verbreken tijdens de periode die aanvangt 3 maanden vóór de aanvangsdatum van de loopbaanonderbreking en die eindigt 3 maanden na de einddatum van de loopbaanonderbreking.

Als "voldoende reden" geldt : een door de rechter als zodanig bevonden reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in deze overeenkomst bedoelde schorsing.

Eventuele inbreuken op dit verbod geven aanleiding tot het betalen door de werkgever van een "forfaitaire vergoeding" ten belope van 6 maand loon onverminderd de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer moeten worden betaald.

Deze "forfaitaire vergoeding" mag niet worden gecumuleerd met de vergoeding bedoeld bij artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten, met de vergoeding ingeval van afdanking tijdens een aangekondigde periode van zwangerschap, en met de vergoeding voorzien bij artikel 21, § 7 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, bij artikel 1bis, § 7 van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, of de vergoeding die moet worden betaald ingeval een vakbondsafgevaardigde wordt ontslagen.

Art. 9.Bij zijn terugkeer nà de loopbaanonderbreking wordt de werknemer terug opgenomen in zijn vroegere functie en op zijn vroegere werkpost, behoudens in geval van overmacht.

De loopbaanonderbreking schorst de optelling van de door de werknemer bereikte dienstjaren in de onderneming of in de sector.

Art. 10.De oorspronkelijk aangevraagde duur van de loopbaanonderbreking kan, op vraag van de werknemer en met akkoord van de werkgever, worden ingekort.

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998. Zij wordt van jaar tot jaar verlengd, indien zij vóór haar jaarlijkse vervaldag niet door één van de ondertekenende partijen wordt opgezegd. Deze opzegging wordt bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf betekend.

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 februari 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, inzake onderbreking van de beroepsloopbaan, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 augustus 1985.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 april 1999.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^