Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2006
gepubliceerd op 14 december 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006203527
pub.
14/12/2006
prom.
10/11/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958, betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 Wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 20 augustus 2001 onder het nummer 58601/CO/142.01)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.

Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters, tenzij anders bepaald.

Art. 2.De statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen" zijn vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1979, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid van de ondernemingen voor terugwinning van metalen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 1980 (Belgisch Staatsblad van 1 november 1980).

De statuten van het "Sociaal Fonds voor de onderneming voor de terugwinning van metalen" worden gecoördineerd en hierna vastgelegd als volgt.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2001 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, ingaande op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de opzegging.

Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 september 1993 (Belgisch Staatsblad van 5 november 1993) wordt opgeheven.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gewijzigd door : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1993 (algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 april 1994 (Belgisch Staatsblad van 9 juli 1994)); - de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1997 (algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juni 1998 (Belgisch Staatsblad van 2 september 1998)); - de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1998 (algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 november 1999 (Belgisch Staatsblad van 4 februari 2000)); - de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2000, geregistreerd op 19 december 2000 onder het nummer 56043/CO/142.01; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur

Artikel 1.Met ingang van 1 januari 1980 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht genaamd "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen", verder het fonds genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Komediantenstraat 16/22 bus 7. Hij kan bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel te regelen en te verzekeren : 1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers;2. de toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen;3. de syndicale vorming van de werklieden; 4. een deel van de werking en sommige initiatieven van de v.z.w.

Educam te financieren volgens door de raad van bestuur vastgestelde regels; 5. de betaling van een tussenkomst in de patronale informatiekosten;6. de uitreiking van tewerkstellingsattesten;7. het ten laste nemen van bijzondere bijdragen.

Art. 4.Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op : a) de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;b) de werklieden die zij tewerkstellen. Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters, tenzij anders bepaald. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en uitkering A. Aanvullende werkloosvergoeding bij tijdelijke werkloosheid

Art. 6.De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben voor elke werkloosheidsdag voorzien in de artikelen 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) (schorsing wegens slecht weder en schorsing omwille van economische redenen) recht, ten laste van het fonds, op de bij artikel 10 van deze statuten vastgestelde uitkering, ten belope van maximum 150 dagen per kalenderjaar, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen : - de werkloosheidsuitkeringen bij toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering genieten; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn; - een anciënniteit van ten minste 15 dagen hebben in het bedrijf.

Art. 7.Schoolverlaters die nog geen recht hebben op werkloosheidsvergoedingen in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering, hebben recht op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 4,96 EUR bij tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie of tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen, conform artikel 28, 1°, en artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

B. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid

Art. 8.De bij artikel 5 bedoelde werklieden die minstens 57 jaar oud zijn en werksters die minstens 55 jaar oud zijn hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke volledige werkloosheidsdag, en dit vanaf de eerste dag van werkloosheid op de bij artikel 10 voorziene uitkering, en dit ten belope van maximum 150 dagen per kalenderjaar, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering; - door een bij artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn; - een anciënniteit van ten minste drie jaar hebben in de sectoren behorende tot het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht (PC 142).

C. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen

Art. 9.De bij artikel 5 bedoelde werklieden die minstens 57 jaar oud zijn en de werksters die minstens 55 jaar oud zijn en die niet vallen onder het regime van het conventioneel brugpensioen hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke volledige werkloosheidsdag, en dit vanaf de eerste werkloosheidsdag, op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 4,96 EUR, voor rato van 5 uitkeringen per week, en dit tot bij het nemen van het wettelijk pensioen.

Art. 10.Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vastgesteld op : - 4,96 EUR per uitkering, op basis van de werkloosheidsreglementering (6 dagen per week), voor de voltijds tewerkgestelde werknemer; - 2,48 EUR per halve uitkering, op basis van de werkloosheidsreglementering (6 dagen per week), voor de halftijds tewerkgestelde werknemer.

D. Aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag

Art. 11.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999 tot verlenging van de bestaande ondernemingsakkoorden brugpensioen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 2000 (Belgisch Staatsblad van 21 december 2000) met een looptijd van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999 tot verlenging van het sectorale brugpensioenakkoord voor arbeidsters en arbeiders vanaf 58 jaar, geregistreerd op 31 januari 2000 onder het nummer 53804/CO/142.01, met een looptijd van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999 tot verlenging van het sectorale brugpensioenakkoord voor mannen vanaf 57 jaar en vrouwen vanaf 55 jaar, geregistreerd op 31 januari 2000 onder het nummer 53806/CO/142.01, met een looptijd van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003, neemt het fonds voor bestaanszekerheid vanaf 1 januari 2002 de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste.

Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op brugpensioenstelling en blijft ongewijzigd onder voorbehoud van het feit dat zij gebonden is aan de evolutie van het indexcijfer volgens de modaliteiten van toepassing op het vlak van werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971).

Bovendien wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad in functie van de conventionele evolutie van de lonen.

Voormelde bepalingen zijn van toepassing op de werklieden en werksters vanaf de leeftijd van 58 jaar voor zover zij een beroepsverleden kunnen aantonen van 25 jaar.

Voormelde bepalingen zijn van toepassing op de werklieden en werksters vanaf de leeftijd van 57 jaar voor zover zij een beroepsverleden kunnen aantonen van 38 jaar.

Voormelde bepalingen zijn van toepassing op de werksters vanaf de leeftijd van 55 jaar voor zover zij een beroepsverleden kunnen aantonen van 38 jaar.

Voormelde bepalingen zijn van toepassing voor zover de werklieden een anciënniteit van 3 jaar in de sector, behorende tot het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, kunnen aantonen. § 2. De dagelijkse uitkering voor volledige werkloosheid voorzien bij artikel 10 van de statuten, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de bij § 1 van dit artikel bedoelde aanvullende vergoeding. § 3. De betaling van de hoofdelijke bijdrage aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, zoals voorzien in de wet van 29 december 1990 en aan de Rijksdienst voor Pensioenen, zoals voorzien in de programmawet van 22 december 1989, wordt verzekerd door het fonds.

Art. 12.Onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien bij artikel 11 neemt het fonds de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, op zich : - voor de werklieden die minstens 57 jaar oud waren op het ogenblik van het ingaan van het brugpensioen; - voor de werksters die minstens 55 jaar oud waren op het ogenblik van het ingaan van het brugpensioen in een onderneming erkend als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering.

Voorwaarden : - de werkgever heeft op het ogenblik van het sluiten van het ondernemingsakkoord hiervan een kopie gestuurd aan het fonds; - de werkman is op het ogenblik van het brugpensioen minimum 55 jaar.

E. Aanvullende ziektevergoeding

Art. 13.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, ten laste van het fonds, recht op een uitkering tot aanvulling van de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - de primaire ongeschiktheidsuitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten bij toepassing van de wetgeving terzake; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 5 bedoelde werkgever. § 2. Het forfaitair bedrag van de bij artikel 13, § 1, bedoelde uitkering wordt als volgt vastgesteld voor de voltijds tewerkgestelde werknemer : - 54,54 EUR na de eerste zestig dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 74,37 EUR meer na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 96,68 EUR meer na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 96,68 EUR meer na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 96,68 EUR meer na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 96,68 EUR meer na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid.

De toepassing van voorgaande bepalingen kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van een globale uitkering van 515,62 EUR en dit gedurende een kalenderjaar.

De raad van beheer bepaalt het bedrag dat wordt toegekend voor de deeltijds tewerkgestelde werknemer. § 3. Welke ook de duur ervan is, een arbeidsongeschiktheid kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van één enkele reeks uitkeringen.

Het hervallen in dezelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid, indien zij zich voordoet binnen de eerste twaalf kalenderdagen volgend op het einde van deze periode van ongeschiktheid.

F. Aanvullende sociale vergoeding

Art. 14.De bij artikel 5 bedoelde werklieden, die sedert ten minste een jaar lid zijn van een van de representatieve interprofessionele organisaties die op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het fonds, op een aanvullende sociale uitkering voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel bedoelde werkgevers.

Art. 15.Het bedrag van de bij artikel 14 bedoelde uitkering wordt jaarlijks door de raad van beheer vastgesteld. HOOFDSTUK IV. - Stimuleren van vorming en informatie van de werkgevers

Art. 16.Het fonds betaalt aan de representatieve werkgeversorganisatie, het "Verbond der Ondernemingen voor Recuperatie van Ferro- en Non-Ferrometalen" v.z.w., een tussenkomst in de patronale informatiekosten.

Deze tussenkomst bedraagt 0,15 pct. van de brutolonen van de werklieden. HOOFDSTUK V. - Bevorderen van de syndicale vorming

Art. 17.Het fonds betaalt aan de werkgevers die het voorschot hebben verleend en op hun verzoek de lonen terug (verhoogd met de lasten), uitgekeerd aan de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1974, gesloten in het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen waar teruggewonnen metalen opnieuw ter waarde worden gebracht, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 september 1974 (Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1974). HOOFDSTUK VI. - Financiering van de werking en de initiatieven van de v.z.w. "Educam"

Art. 18.Het fonds financiert de werking en de initiatieven van de v.z.w. "Educam". De jaarlijkse financiële bijdrage van het fonds wordt door de raad van bestuur bepaald.

De v.z.w. "Educam" organiseert, in opdracht en in coöperatie met de betrokken paritaire comités en subcomités en de betrokken fondsen voor bestaanszekerheid van de sector van de terugwinning van metalen, de beroepsopleiding en de vorming voor de werklieden zoals omschreven in de statuten van de v.z.w. "Educam" en volgens de beslissingen genomen door de bestuursinstanties van deze v.z.w. inzake de stichtende en toegetreden leden. HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 19.De uitkering waarvan sprake in artikel 17 (syndicale vorming), wordt rechtstreeks door de werkgevers aan hun werklieden betaald per maand en bij de eerste loonsuitbetaling volgende op de maand in de loop waarvan zij op deze uitkeringen recht hebben. De werkgevers kunnen de terugbetaling ervan bekomen bij het fonds overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer.

De uitkeringen vastgesteld bij de artikelen 6, 7, 8, 9, 11, 12 en 13 worden rechtstreeks door het fonds betaald overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer.

De in artikel 14 bedoelde uitkering wordt betaald door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn.

De aanvragen voor de terugbetaling van de aanvullende uitkeringen moeten bij het secretariaat van het sociaal fonds worden ingediend binnen een termijn van één jaar.

Art. 20.De raad van beheer bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het fonds toegekende uitkeringen. In geen geval mag de betaling van de uitkeringen afhankelijk zijn van de storting van de bijdragen die door de aan het fonds onderworpen werkgever verschuldigd zijn.

Art. 21.De voorwaarden van toekenning van de uitkeringen die door het fonds worden verleend, evenals het bedrag daarvan, kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van beheer bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK VIII. - Beheer van het fonds

Art. 22.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.

Deze raad bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers.

De leden van de raad van beheer worden door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen benoemd op voorstel van de vertegenwoordigde organisaties.

Art. 23.Elk jaar duidt de raad van beheer onder zijn leden een voorzitter en drie ondervoorzitters aan.

Het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap worden beurtelings door de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden waargenomen.

De categorie waartoe de voorzitter behoort wordt, voor de eerste maal, door loting aangeduid.

De tweede ondervoorzitter behoort tot de werknemersgroep en de derde tot de werkgeversgroep.

Art. 24.De raad van beheer wordt door zijn voorzitter vijftien dagen vooraf bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.

De uitnodiging vermeldt de agenda.

De notulen worden door de door de raad van beheer aangeduide secretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.

De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee beheerders ondertekend.

Wanneer tot de stemming moet overgegaan worden, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden).

De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.

De beslissingen worden met de meerderheid van stemmen genomen.

Art. 25.De raad van beheer heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist.

Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden inzake het beheer en de leiding van het fonds.

De raad van beheer treedt in rechte op in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde beheerder.

De raad van beheer kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.

Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad speciaal volmachten heeft verleend, zijn de gezamenlijke handtekeningen van vier beheerders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde) vereist.

De verantwoordelijkheid van de beheerders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK IX. - Financiering van het fonds

Art. 26.Om de financiering van de in artikel 17 bedoelde voordelen te verzekeren, beschikt het fonds over de bijdragen die door de werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 27.De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958).

Art. 28.§ 1. De bijdrage van de werkgevers wordt op 0,50 pct. van de brutolonen van de werklieden bepaald.

Vanaf 1 juli 2001 wordt de bijdrage van de werkgevers op 0,75 pct. van de brutolonen van de werklieden bepaald.

Vanaf 1 oktober 2001 wordt de bijdrage van de werkgevers op 0,85 pct. van de brutolonen van de werklieden bepaald. § 2. Op de 0,50 pct. door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het fonds gestorte som worden vooraf de door de raad van beheer vastgestelde kosten afgetrokken. Het saldo wordt verdeeld naar rato van één derde voor de in het artikel 19, alinea 1 en 2, en twee derden voor de in artikel 19, alinea 3 bedoelde uitkering.

Art. 29.Een buitengewone bijdrage kan door de raad van beheer worden vastgesteld, met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten.

Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst, te bekrachtigen bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK X. - Begroting, rekeningen

Art. 30.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 31.Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgende jaar aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen ter goedkeuring voorgelegd.

Art. 32.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van beheer, evenals de door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK XI. - Ontbinding, vereffening

Art. 33.Het fonds kan slechts bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen worden ontbonden.

Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de activa van het fonds te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^