gepubliceerd op 16 november 2006
Koninklijk besluit betreffende de erkenning van en de controle op de diagnosecentra in de zin van artikel 23sexies, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen
10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van en de controle op de diagnosecentra in de zin van artikel 23sexies, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ik heb de eer twee ontwerpen van koninklijk besluit ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen.
De verplichte tweedehandskeuring wordt uitgevoerd door de erkende instellingen voor autokeuring. Ingevolge de volledige inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 26 april 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen (hierna koninklijk besluit van 26 april 2006), bestaat deze keuring met ingang van 15 november 2006 uit een volledige keuring van het voertuig volgens bijlage 15 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen (hierna koninklijk besluit van 15 maart 1968) en uit een bijkomende keuring volgens bijlage 22 van hetzelfde besluit.
Het eerste ontwerp verplicht de erkende instellingen voor autokeuring om het rapport dat werd opgesteld door een van de in het kader van de verplichte tweedehandskeuring vermeld in artikel 23sexies, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 erkende diagnosecentra, in overweging te nemen.
Het in overweging nemen van het door een erkend diagnosecentrum opgesteld rapport heeft tot gevolg dat de verplichte tweedehandskeuring uitsluitend bestaat uit een vollledige keuring van het voertuig. De bijkomende keuring is in dit geval niet langer vereist. Voorwaarde is echter dat dit rapport niet ouder is dan twee maanden en dat dit rapport ten minste betrekking heeft op de in bijlage 22 vermelde punten van het koninklijk besluit van 15 maart 1968.
Het is duidelijk dat de erkende diagnosecentra niet op gelijke voet worden geplaatst met de erkende instellingen voor autokeuring. Zo zijn deze centra niet bevoegd om de gewone keuring in de zin van hoofdstuk 4 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 te verrichten.
Bovendien blijven de erkende instellingen voor autokeuring exclusief bevoegd voor de afgifte van het keuringsbewijs.
Het tweede ontwerp voorziet de erkenningsvoorwaarden en de procedure van erkenning van de diagnosecentra, alsook de regels betreffende de controle op deze centra.
Beide ontwerpen treden in werking op 15 november 2006, datum waarop de nieuwe bepalingen betreffende de verplichte tweedehandskeuring van het koninklijk besluit van 26 april 2006 in werking treden.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van en de controle op de diagnosecentra in de zin van artikel 23sexies, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, inzonderheid artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 4 augustus 1996 en 27 november 1996;
Gelet op het advies van de Raadgevende Commissie Administratie-Nijverheid, gegeven op 4 september 2006;
Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 juli 2006;
Gelet op het advies nr. 41.387/4 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder « diagnosecentrum » verstaan, een instelling die de staat van een voertuig onderzoekt om aan de eigenaar ervan een juiste beschrijving te geven door middel van een rapport. Dit rapport heeft ten minste betrekking op de in bijlage 22 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, hierna het koninklijk besluit van 15 maart 1968, opgesomde punten.
Art. 2.Om te worden erkend als diagnosecentrum in de zin van artikel 23sexies, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, dient het diagnosecentrum, op het ogenblik van de erkenning, aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1° beschikken over de vereiste beroeps- en technische bekwaamheid en de gebruikers diensten van optimale kwaliteit verzekeren;2° ten minste over de nodige uitrusting beschikken om de in bijlage 22 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 vermelde punten te controleren;3° garanties bieden inzake onafhankelijkheid: noch het diagnosecentrum, noch de personen die het diagnosecentrum vertegenwoordigen, noch zijn directeurs, noch zijn personeel mogen een bedrijvigheid uitoefenen in een onderneming die auto's uitbaat of in een onderneming voor de bouw, herstelling, uitgezonderd pechverhelping, of levering van voertuigen, toebehoren of onderdelen ervan;4° zich ertoe verbinden zich te schikken naar de richtlijnen die hem door de Minister die de autokeuring onder zijn bevoegdheid heeft worden verstrekt, inzonderheid over de vorm en de inhoud van het door hem afgeleverde rapport.
Art. 3.De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij de Minister die de autokeuring onder zijn bevoegdheid heeft. Bij de aanvraag tot erkenning moet minstens de informatie worden meegedeeld waaruit blijkt dat op het ogenblik van de erkenning zal voldaan zijn aan elk van de in artikel 2 vermelde voorwaarden.
Het onderzoek over de beroeps- en technische bekwaamheid van de aanvrager alsook het onderzoek naar het bezit van de nodige uitrusting, worden uitgevoerd door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Art. 4.Het diagnosecentrum dat een erkenningsaanvraag heeft ingediend en voldoet aan de in artikel 2 vermelde voorwaarden wordt erkend voor een periode van vier jaar.
Een nieuwe erkenning wordt aangevraagd drie maand vóór de vervaldatum van de verleende erkenning. De nieuwe erkenning wordt toegekend voor een periode van vier jaar, voor zover het diagnosecentrum het bewijs levert dat het blijvend voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 2.
Aan elk erkend diagnosecentrum wordt een erkenningsnummer verleend. De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer houdt een register bij van alle erkende diagnosecentra. Dit register kan de vorm van een geïnformatiseerde gegevensbank aannemen.
Art. 5.De hiertoe gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kunnen te allen tijde en overal de erkende diagnosecentra controleren.
Art. 6.Het erkende diagnosecentrum kan de verleende erkenning slechts behouden, indien het te allen tijde voldoet aan de in artikel 2 vermelde voorwaarden.
De Minister die de autokeuring onder zijn bevoegdheid heeft kan overgaan tot tijdelijke, gehele of gedeeltelijke opschorting van de erkenning als diagnosecentrum, na de betrokkenen te hebben gehoord, indien, al dan niet in het kader van de controles bedoeld in artikel 5, wordt vastgesteld dat het erkende diagnosecentrum niet meer voldoet aan de in artikel 2 vermelde voorwaarden.
Art. 7.De retributie voor de afgifte van een erkenning als diagnosecentrum in de zin van artikel 23sexies, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 bedraagt 250 EUR. Elk erkend diagnosecentrum is daarenboven een jaarlijkse retributie van 125 EUR verschuldigd om de kosten van administratie, controle en toezicht te dekken. De jaarlijkse retributies worden uiterlijk op 31 maart van het betrokken jaar betaald. De retributies worden geïnd door de Administratie Ontvangsten van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 15 november 2006.
Art. 9.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT