gepubliceerd op 28 februari 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking
10 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999 Recht op beroepsloopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 3 april 2000 onder het nummer 54510/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Verwijzing
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en in uitvoering van : - de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 5 "Onderbreking van de beroepsloopbaan", voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en aan de terzake getroffen uitvoeringsbesluiten (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985); - koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (Belgisch Staatsblad van 12 januari 1991) en al haar wijzigingen; - koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998). HOOFDSTUK III. - Recht op loopbaanonderbreking voor 3 pct. van de werknemers
Art. 3.Overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking en onverminderd gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak is het gemiddeld aantal werknemers dat per kalenderjaar en per onderneming van het recht op loopbaanonderbreking kan genieten gelijk aan 3 pct. van het gemiddeld aantal werknemers dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld, uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Art. 4.In de ondernemingen die op 30 juni van het voorgaande jaar minder dan 100 werknemers tewerkstellen wordt het recht als volgt gedefinieerd : - in ondernemingen van 15 tot en met 49 werknemers heeft 1 werkman recht op loopbaanonderbreking; - in ondernemingen van 50 tot en met 99 werknemers hebben 2 werklieden recht op loopbaanonderbreking.
Art. 5.De onderbrekingsperioden mogen worden genomen met een minimum van drie maanden en een maximum van één jaar. De minimale duur van drie maanden is niet vereist wanneer het om een verlenging gaat.
De betrokken onderbrekingsperioden mogen over het geheel van de loopbaan in totaal niet meer bedragen dan vijf jaar (zestig maanden). HOOFDSTUK IV. - Specifieke vormen van loopbaanonderbreking
Art. 6.De specifieke regelingen inzake loopbaanonderbreking, met name - recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998); - recht op ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan; - recht op loopbaanonderbreking in het kader van palliatief verlof, opgenomen in het koninklijk besluit van 22 maart 1995 inzake palliatief verlof en houdende uitvoering van artikel 100bis, § 4, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1995); installeren een apart recht op loopbaanonderbreking en vallen hierdoor volledig buiten het recht van 3 pct. van de werknemers.
Dit betekent dat deze vormen van loopbaanonderbreking in de onderneming niet mee kunnen worden geteld in de berekening van de 3 pct. HOOFDSTUK V. - Overgang naar voltijds brugpensioen
Art. 7.Bij overgang naar voltijds brugpensioen na vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van loopbaanonderbreking wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen berekend op grond van het arbeidsregime en de bezoldiging die de werkman vóór de vermindering van zijn prestaties genoot. HOOFDSTUK VI. - Behoud anciënniteit
Art. 8.Bij vermindering van prestaties in het kader van loopbaanonderbreking blijft de anciënniteit en functiecategorie waarin de werkman zich bevond vóór de vermindering van prestaties behouden. HOOFDSTUK VII. - Duurtijd
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd met een opzegging van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie en aan de in dat paritair subcomité vertegenwoordigde organisaties.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX