gepubliceerd op 25 september 2013
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2012, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid"
10 JUNI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2012, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2012, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid".
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2012 Wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" (Overeenkomst geregistreerd op 2 januari 2013 onder het nummer 112635/CO/109)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeid(st)ers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.
Art. 2.De statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" zoals zij werden vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en haar latere wijzigingen, worden gecoördineerd overeenkomstig de hierna opgestelde tekst.
Art. 3.De collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid", gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, wordt opgeheven voor wat deze statuten betreft. De beslissingen en collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging en verlenging van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979 worden eveneens opgeheven.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2012 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan worden opgezegd door één van de partijen, mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en aan de organisaties welke zijn vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2011 houdende wijziging van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid", geregistreerd onder nummer 108104/CO/109.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2012, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" STATUTEN HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel en duur
Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid", hierna het "fonds" genoemd.
Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te Zellik, Leliegaarde 22. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.
Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1° aan de bij artikel 5, b) bedoelde arbeid(st)ers aanvullende sociale toelagen toe te kennen;2° het financieren van de initiatieven te nemen door de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties, met het oog op de sociale en beroepsopleiding zoals zij door de raad van beheer van het fonds worden omschreven; 3° het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding in het kader van het conventioneel brugpensioen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten die in dit kader worden gesloten, evenals de bijzondere werkgeversbijdragen bedoeld in afdeling 2.A. van hoofdstuk VI van titel XI van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I), evenwel onverminderd de bepalingen op dit stuk van de hier genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende brugpensioen, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 29 maart 2010; 4° het innen van de bijdragen nodig voor de werking van het fonds;5° het uitkeren van de in punt 1° bedoelde toelagen en de terugbetaling van de in punt 2° bedoelde initiatieven;6° het uitkeren van de bijdrage, bedoeld bij artikel 14, § 2 van deze statuten, tot financiering van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kleding- en confectiebedrijf", opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kleding- en confectiebedrijf" en vaststelling van zijn statuten;7° het uitkeren van de vergoeding, voorzien bij collectieve arbeidsovereenkomst van 12 februari 2002 betreffende een bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 2 juli 2003, van 26 mei 2005 (artikel 17) en van 7 april 2011 (artikel 18) en verlengd tot 31 december 2012 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 2011 houdende akkoord van sociale vrede 2011-2012;8° het uitkeren van de vergoeding, voorzien bij artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 2011 betreffende vorming en tewerkstelling;9° de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 14, § 3 van deze statuten, ter financiering van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 2011 betreffende vorming en tewerkstelling;10° het financieren van de codex houdende de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;11° het innen van een bijdrage voor een sectorale hospitalisatieverzekering en het financieren en beheren daarvan;12° de uitkering van een toeslag bij tijdelijke werkloosheid zoals bedoeld in artikel 9 van de wet van 12 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/2011 pub. 28/04/2011 numac 2011012030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord sluiten houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het interprofessioneel akkoord, overeenkomstig een door de Koning algemeen verbindend te verklaren sectorale collectieve arbeidsovereenkomst over dit onderwerp.
Art. 4.Het fonds is voor de duur van één jaar opgericht met ingang van 1 januari 1964. De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, indien niet vóór 30 juni van het voorafgaande jaar een opzegging wordt betekend door tenminste zes stemgerechtigde leden van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.De bepalingen van deze statuten zijn van toepassing : a) op de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;b) op de door in a) bedoelde werkgevers tewerkgestelde arbeid(st)ers. HOOFDSTUK III. - Aanvullende sociale toelage
Art. 6.§ 1. De in artikel 5, b) bedoelde arbeid(st)ers die lid zijn van één van de representatieve werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd hebben recht op de bij artikel 7 voorziene aanvullende sociale toelage, voor zover zij op cumulatieve wijze de hierna opgesomde voorwaarden vervullen : a) in de onderneming zijn tewerkgesteld op de vrijdag welke 31 maart van het jaar waarop de sociale toelage betrekking heeft voorafgaat, of welke gebeurlijk met laatstgenoemde datum samenvalt;b) van dit recht niet uitgesloten zijn ingevolge de verstoring van de sociale vrede.Deze uitsluiting wordt eventueel door het paritair comité vastgesteld. Voor de omschrijving van de "verstoring van de sociale vrede" wordt naar het huishoudelijk reglement van bedoeld comité verwezen. § 2. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale toelage de arbeid(st)ers, lid van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meer kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest na de vrijdag welke 31 maart van het voorgaande jaar voorafgaat, of gebeurlijk met laatstgenoemde datum samenvalt, en die volledig en ononderbroken werkloos zijn gebleven tot op de referentiedatum, zijnde de vrijdag welke voorafgaat aan of gebeurlijk samenvalt met 31 maart van het jaar waarop de aanvullende sociale toelage betrekking heeft. § 3. De uitkering van de aanvullende sociale toelage aan de in § 2 bedoelde rechthebbenden kan tijdens een ononderbroken werkloosheidsperiode slechts éénmaal worden opgevorderd. § 4. De in § 2 bedoelde rechthebbenden moeten, op het ogenblik van het indienen van de aanvraag tot uitkering van deze aanvullende sociale toelage, bij het uitbetalend organisme van hun keuze : a) een attest inleveren uitgaande van de werkgever uit het kleding- en confectiebedrijf die hen het laatst tewerkstelde, waaruit de datum van ontslag blijkt;b) een bewijs van ononderbroken werkloosheid inleveren uitgaande van een betaalorganisme van de wettelijke werkloosheidsvergoedingen. § 5. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale toelage, de arbeid(st)ers, lid van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meer kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest na de vrijdag welke 31 maart van het voorgaande jaar voorafgaat, of welke gebeurlijk met laatstgenoemde datum samenvalt, en die met pensioen zijn gegaan vóór de vrijdag welke voorafgaat aan of gebeurlijk samenvalt met 31 maart van het jaar waarop de aanvullende sociale toelage betrekking heeft. § 6. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale toelage, de arbeid(st)ers, leden van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, in de schoot van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en die, tot op de tweede referentiedatum die volgt op de datum van de afdanking, volledig en ononderbroken onvrijwillig werkloos gebleven zijn. § 7. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale toelage, de arbeid(st)ers, leden van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, in de schoot van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en die, tot op de derde referentiedatum die volgt op de datum van afdanking, volledig en ononderbroken onvrijwillig werkloos gebleven zijn. § 8. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale toelage, de arbeid(st)ers, leden van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd in de schoot van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op wie op de eerste referentiedatum die volgt op de datum van afdanking in de volgende situatie van toepassing is : in de loop van de referentieperiode de werkloosheid hebben onderbroken door een tewerkstelling in een onderneming die niet ressorteert onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, wanneer de duur van deze tewerkstelling niet langer was dan de helft van het nog te lopen gedeelte van de referteperiode, te rekenen vanaf het begin van de hiervoor bedoelde tewerkstelling, en wanneer de betrokkene opnieuw volledig en onvrijwillig werkloos is op de beschouwde refertedatum.
Art. 7.Het bedrag van de aanvullende sociale toelage, welke elk dienstjaar aan de rechthebbenden dient toegekend, wordt vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
De aanvullende sociale toelage wordt door het fonds aan de rechthebbenden uitbetaald. Daartoe stuurt het fonds aan de mogelijk belanghebbenden een persoonlijke titel. Deze titel wordt vervolgens door de werknemersorganisatie waarbij zij zijn aangesloten nagezien en gevalideerd. De werknemersorganisatie bezorgt daarna de gevalideerde titels voor uitbetaling aan het fonds.
De raad van beheer van het fonds stelt alle andere modaliteiten vast met betrekking tot het uitreiken van en het toezicht over de titels.
Art. 8.De raad van beheer van het fonds bepaalt de modaliteiten van toekenning en uitkering van de fondsen welke toekomen aan elk van de meest representatieve organisaties van werknemers en van werkgevers in het raam van de bij artikel 3, 2° bedoelde initiatieven.
Art. 9.Op het einde van elk dienstjaar, en op verplichtende wijze in de loop van de maand december, roept de voorzitter de raad van beheer van het fonds samen om vast te stellen of de sociale vrede al dan niet werd geëerbiedigd, zowel op het plan van de bedrijfssector als op dat van de onderneming.
De raad van beheer stelt vervolgens de geldbedragen vast welke ter beschikking van de meest representatieve werknemersorganisaties dienen gesteld, welke zich met de uitkering van bedoelde bedragen aan de rechthebbenden belasten.
Het bedrag van de aanvullende sociale toelage, de voorwaarden van toekenning en de betaling worden vastgesteld, eventueel op voorstel van de raad van bestuur, door een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Beheer
Art. 10.§ 1. Het fonds wordt door een paritaire raad van beheer beheerd. Deze raad is samengesteld uit vijf leden, vertegenwoordigers van de werknemers, en uit vijf leden, vertegenwoordigers van de werkgevers, die door het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf in zijn schoot worden aangeduid en de hoedanigheid van effectief lid bezitten.
De hoedanigheid van lid van de raad van beheer gaat verloren gelijktijdig met het verlies van de hoedanigheid van effectief of plaatsvervangend lid van het paritair comité. § 2. In afwijking van de beschikkingen, welke het voorwerp uitmaken van § 1 van dit artikel, kan het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf een gewezen lid van dit laatste aanduiden in de hoedanigheid van lid van de raad van beheer van het fonds.
Die aanduiding mag niet leiden tot een verhoging van het aantal beheerders zoals het in vastgesteld bij § 1 van dit artikel.
Art. 11.Elk jaar stelt de raad van beheer in zijn schoot een voorzitter en twee ondervoorzitters aan.
Er wordt een wisselbeurt voor het voorzittterschap en voor het eerste ondervoorzitterschap onder de werkgevers en de werknemers verzekerd.
De categorie waartoe de voorzitter behoort wordt, voor de eerste maal, bij loting aangeduid.
De tweede ondervoorzitter behoort steeds tot de groep van de werknemers.
Art. 12.De raad van beheer vergadert op uitnodiging van zijn directeur. De directeur dient de raad minstens éénmaal per kwartaal bijeen te roepen en telkens als tenminste twee leden van de raad er om verzoeken.
De uitnodiging vermeldt de bondige agenda.
De notulen worden opgesteld door de directeur en ondertekend door de voorzitter van de vergadering.
De uittreksels uit de notulen worden door de voorzitter of door twee beheerders ondertekend.
De beslissingen worden genomen met twee derden van de stemmen van de aanwezige leden. De stemming is geldig wanneer tenminste drie leden van elke paritaire groep aan de stemming hebben deelgenomen en op voorwaarde dat het ter stemming gelegde punt duidelijk staat vermeld op de agenda van de vergadering.
Art. 13.De raad van beheer heeft tot taak het fonds te beheren en alle voor zijn goede werking vereiste maatregelen te treffen. Het beschikt over de ruimste machten voor het beheer en de leiding van het fonds.
De raad van beheer verschijnt in rechte in naam van het fonds.
De raad van beheer kan aan één of meer van zijn leden, of zelfs aan derden, bijzondere machten overdragen.
Voor alle handelingen, andere dan deze waarvoor de raad bijzondere volmachten verleent, volstaat de gemeenschappelijke handtekening van twee beheerders, één van elke paritaire groep.
De verantwoordelijkheid van de beheerders is beperkt tot de uitvoering van hun mandaat en hun beheer en behelst geen enkele persoonlijke verplichting ten aanzien van de verbintenissen van het fonds. HOOFDSTUK V. - Financiering
Art. 14.§ 1. Het Fonds beschikt over de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, bedoeld in artikel 15 van deze statuten. § 2. Ter uitvoering van artikel 3, 6° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kleding- en confectiebedrijf" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 2002 tot 30 juni 2013 : 0,29 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen. § 3. Ter uitvoering van artikel 3, 9° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 2002 tot 30 juni 2013 : 8,82 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen
Art. 15.Van 1 januari 2002 tot 30 juni 2013 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 3,4 pct. van de brutolonen der arbeid(st)ers.
Art. 16.De bijdragen worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.
Van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het fonds gestorte bijdragen worden vooraf de door de raad van beheer van het bedoeld fonds vastgestelde beheers- en werkingskosten afgetrokken. HOOFDSTUK VI. - Begrotingen en rekeningen
Art. 17.Het maatschappelijk dienstjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
Op laatstgenoemde datum worden de rekeningen afgesloten en onderzocht door de raad van beheer, vervolgens door een door het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf aangeduide accountant, welke ermede wordt belast ze te controleren.
Vóór 1 mei worden de jaarrekeningen, het jaarverslag met betrekking tot het fonds voor bestaanszekerheid en het verslag van de revisor(en) of de accountant(s) overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.
Art. 18.Bij de aanvang van elk dienstjaar, en vóór 1 mei, maakt de raad van beheer van het fonds een begroting voor het dienstjaar op.
Deze begroting moet behelzen : - het bedrag van de onder de arbeid(st)ers te verdelen sommen, indien de in artikel 9 voorziene voorwaarden zijn vervuld; - het bedrag van de sommen, welke toekomen aan de werkgevers- en werknemersorganisaties in verband met de initiatieven bedoeld in artikel 3, 2° van deze statuten; - het voor de beheers- en werkingskosten voorbehouden bedrag; - het ereloon van de acountant die met het nazicht van de rekeningen is belast. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening
Art. 19.Het fonds kan worden ontbonden op elk ogenblik door opzegging overeenkomstig artikel 4 van deze statuten. Het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf stelt de vereffenaars aan en bepaalt de vereffeningsmodaliteiten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2013.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK