Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 februari 2000
gepubliceerd op 17 maart 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende het halftijds brugpensioen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012091
pub.
17/03/2000
prom.
10/02/2000
ELI
eli/besluit/2000/02/10/2000012091/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende het halftijds brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden, waardoor in de sector een recht op halftijds brugpensioen wordt ingevoerd;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende het halftijds brugpensioen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 februari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 17 november 1993, Belgisch Staatsblad van 4 december 1993.

Koninklijk besluit van 3 april 1997, Belgisch Staatsblad van 13 mei 1997.

Koninklijk besluit van 24 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997.

Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997 Halftijds brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 46089/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor koetswerk.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden of werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene beschikkingen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten - overeenkomstig en in uitvoering van de bepalingen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties, hierna collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 genoemd; - in uitvoering van het koninklijk besluit van 3 april 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen; - in uitvoering van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden, waardoor in de sector een recht op halftijds brugpensioen wordt ingevoerd. HOOFDSTUK III. - Leeftijdsvoorwaarde

Art. 3.In uitvoering van artikel 3bis van het koninklijk besluit van 3 april 1997 wordt voor de werklieden de leeftijd bepaald op 55 jaar. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsmodaliteiten op ondernemingsniveau

Art. 4.Op ondernemingsniveau dient een collectieve arbeidsovereenkomst te worden gesloten, die de concrete modaliteiten vastlegt voor invoering binnen de onderneming van de regeling bedoeld bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, inzonderheid voor al deze modaliteiten die niet expliciet worden geregeld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Art. 5.Bovendien zal voor alle betrokken werklieden, afzonderlijk en schriftelijk een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid worden vastgesteld volgens de modaliteiten bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en dit uiterlijk op de dag waarop de betrokken werklieden in halftijds brugpensioen worden gesteld.

De inhoud van en de modaliteiten voor deze individuele arbeidsovereenkomst zullen worden vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau bedoeld in artikel 4. HOOFDSTUK V. - Betaling van de aanvullende vergoeding

Art. 6.In uitvoering van artikel 9 § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 wordt de betaalplicht van de aanvullende vergoeding van de werkgever overgedragen aan het "Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen".

Het Fonds voor bestaanszekerheid zal hiertoe de nodige modaliteiten uitwerken. HOOFDSTUK VI. - Overgang naar het voltijds brugpensioen

Art. 7.De overgang van het halftijdse naar het voltijdse brugpensioen is mogelijk volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in het artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55. HOOFDSTUK VII.. - Geldigheid

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig vanaf 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^