gepubliceerd op 27 september 2000
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sectoraal Fonds Sociale MARIBEL voor de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap" en vaststelling van zijn statuten
10 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sectoraal Fonds Sociale MARIBEL voor de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap" en vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sectoraal Fonds Sociale MARIBEL voor de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap" en vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 februari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sectoraal Fonds Sociale MARIBEL voor de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap" en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 7 september 1998 onder het nummer 49114/CO/319) A. OPRICHTING
Artikel 1.Bij deze collectieve arbeidsovereenkomst en bij toepassing van artikel 1, lid 1, 1° van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid richt het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap een fonds voor bestaanszekerheid op, waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.
Art. 2.Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Onder "werkgevers" wordt verstaan de werkgevers die hun voornaamste activiteit uitoefenen in één of meerdere activiteiten omschreven in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd door de koninklijke besluit van 5 mei 1997, 6 juli 1997 en 16 april 1998, en die georganiseerd zijn als vereniging zonder winstoogmerk of als een instelling met een sociaal oogmerk, waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven.
Onder "werknemers" wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang vanaf 1 juli 1998 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd vóór 30 juni van ieder jaar, met uitwerking op 1 januari van het daaropvolgend jaar. De opzegging dient betekend te worden met een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair subcomité.
De voorzitter laat een kopij van de opzegging aan elk der ondertekenende partijen geworden alsook aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid alsook aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
B. STATUTEN HOOFDSTUK I. - Benaming en maatschappelijke zetel
Art. 4.Met ingang vanaf 1 juli 1998 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Sectoraal Fonds Sociale Maribel voor de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap".
De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd op het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen te 1040 BRUSSEL, Belliardstraat, 51.
De administratieve zetel van het fonds is gevestigd te 1000 BRUSSEL, Handelskaai 48. Deze zetel kan bij unanieme beslissing van de raad van beheer van het fonds, voorzien bij artikel 12, elders overgeplaatst worden. De raad van beheer betekent zijn beslissing aan de voorzitter van het paritair subcomité en aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. HOOFDSTUK II. - Doel
Art. 5.Het fonds voor bestaanszekerheid opgericht door deze overeenkomst heeft als enig doel het beheer van de gemutualiseerde som van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, en het koninklijk besluit van 16 april 1998.
Het fonds is belast, overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit getroffen in uitvoering van artikel 2, lid 3 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997, met : - het ontvangen van de som van de bijdrageverminderingen vermeld in lid 1; - het toekennen van tewerkstellingsmiddelen uit de som van de geïnde bijdrageverminderingen volgens de modaliteiten voorzien in het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en het koninklijk besluit van 16 april 1998 en in de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1997 en van 29 mei 1998 betreffende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap en de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1998 houdende het raamakkoord betreffende de uitvoering van het Vlaamse intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social profitsector.
Art. 6.In het kader van het doel omschreven in artikel 5 kan het fonds de toelating vragen om een gedeelte van de som van de bijdrageverminderingen bedoeld in artikel 5, lid 1 van deze overeenkomst te gebruiken ter dekking van de personeels-, innings- en administratiekosten.
Art. 7.In het kader van het doel omschreven in artikel 5 vervult het fonds alle opdrachten toevertrouwd aan de sectorale fondsen krachtens het koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Art. 8.Het fonds wordt de toelating verleend een beheersovereenkomst te sluiten met de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. HOOFDSTUK III. - Financiering
Art. 9.De geldmiddelen van het fonds bestaan uit : - de som van de bijdrageverminderingen vermeld in artikel 5, lid 1 van deze overeenkomst, met inbegrip van de renten; - de andere geldmiddelen die zouden toegekend worden door of krachtens een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst om de in artikel 10 bedoelde administratiekosten te dekken.
Art. 10.De administratiekosten worden elk jaar vastgesteld door de raad van beheer voorzien bij artikel 12.
Deze kosten worden uitsluitend gedekt door : - de tussenkomsten bedoeld in artikel 6; - de eventuele middelen die ter beschikking worden gesteld door of krachtens een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
De administratiekosten omvatten eveneens de kosten met betrekking tot de tussenkomst van de bedrijfsrevisor aangeduid bij toepassing van artikel 20 voor zover het fonds een beheersovereenkomst sluit met de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. HOOFDSTUK IV. - Rechthebbenden, toekenning en betaling van de bijdrageverminderingen
Art. 11.De betrokken werkgevers ontvangen de tussenkomsten van het fonds overeenkomstig de doelstellingen in hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst volgens de modaliteiten voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten van 24 maart 1997 en van 29 mei 1998 betreffende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de opvoedings- en huisvestingsinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap en de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1998 houdende het raamakkoord betreffende de uitvoering van het Vlaams intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social profitsector. HOOFDSTUK V. - Beheer
Art. 12.Het fonds wordt beheerd door een paritaire raad van beheer samengesteld uit 10 effectieve leden.
Deze leden worden aangeduid door en onder de leden van het betrokken paritair subcomité voor de helft op voordracht van de representatieve werkgeversorganisaties en voor de andere helft op voordracht van de representatieve werknemersorganisaties.
Art. 13.De leden van de raad van beheer worden aangesteld voor dezelfde periode als deze van hun mandaat als lid van het paritair subcomité.
Het mandaat van lid van de raad van beheer vervalt door ontslagneming of door overlijden of wanneer het mandaat als lid van het paritair subcomité een einde neemt of wanneer de duur van het mandaat is verstreken of wanneer de organisatie die het lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt of wanneer de betrokkene geen deel meer uitmaakt van de organisatie die hem voorgedragen heeft.
Het nieuw lid voltooit desgevallend het mandaat van zijn voorganger.
De mandaten van de leden van de raad van beheer zijn hernieuwbaar.
Art. 14.De leden van de raad van beheer gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan in verband met de verbintenissen aangegaan door het fonds.
Hun verantwoordelijkheid beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat.
Art. 15.De raad van beheer kiest elk jaar een voorzitter en een ondervoorzitter onder zijn leden, beurtelings uit de werknemersafvaardiging en uit de werkgeversafvaardiging.
Hij duidt eveneens de persoon aan die met het secretariaat wordt belast.
Art. 16.De raad van beheer beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer van de adminstratie van het fonds, binnen de limieten gesteld krachtens de wet van 7 januari 1958, deze statuten en het koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Tenzij anders luidende beslissing van de raad van beheer treedt deze laatste in al zijn handelingen op en handelt hij in rechte via de voorzitter en de ondervoorzitter gezamenlijk, elk desgevallend vervangen door een lid van de raad daartoe door de raad aangesteld.
De raad van beheer heeft onder meer als opdrachten : - het toekennen van de som van de bijdrageverminderingen overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 5 en het opvolgen van deze toekenning; - alle nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en van zijn uitvoeringsbesluiten; - over te gaan tot de eventuele aanwerving en afdanking van het personeel van het fonds; - controle uit te oefenen en alle nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering van deze statuten; - de administratiekosten vast te stellen; - tijdens de maand juni van elk jaar schriftelijk verslag over te maken aan het paritair subcomité over de vervulling van zijn opdrachten; - aan de bevoegde instanties de verslagen voorzien krachtens het koninklijk besluit van 5 februari 1997 over te maken.
Art. 17.De raad van beheer vergadert minstens éénmaal per semester.
De raad vergadert hetzij op uitnodiging van de voorzitter ambtshalve handelend, hetzij op vraag van tenminste de helft van zijn leden hetzij op vraag van een der in zijn schoot vertegenwoordigde organisaties.
De uitnodigingen moeten de dagorde bevatten.
De notulen worden opgemaakt door de secretaris aangewezen door de raad van beheer en ondertekend door degene die de vergadering heeft voorgezeten. Uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend.
Art. 18.De raad van beheer kan slechts geldig vergaderen en beslissen indien minstens de helft zowel van de leden van de werknemersafvaardiging als van de leden van de werkgeversafvaardiging aanwezig is.
Art. 19.Behoudend anders luidende bepalingen in het huishoudelijk reglement opgesteld door de raad van beheer worden zijn beslissingen getroffen bij eenparigheid van stemmen van de aanwezige leden. HOOFDSTUK VI. - Controle
Art. 20.Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid duidt het paritair subcomité in hoedanigheid van revisor een bedrijfsrevisor aan ter controle van het beheer van het fonds.
Deze moet minstens éénmaal per jaar verslag uitbrengen bij het paritair subcomité.
Bovendien licht hij de raad van beheer van het fonds regelmatig in over de resultaten van zijn onderzoeken en doet de aanbevelingen die hij nodig acht. HOOFDSTUK VII. - Balans en rekeningen
Art. 21.Elk jaar worden op 31 december de balans en rekeningen van het verlopen dienstjaar afgesloten. HOOFDSTUK VIII. - Ontbinding en vereffening
Art. 22.Het fonds is opgericht voor een onbepaalde duur.
Art. 23.Het wordt ontbonden door het paritair subcomité ingevolge een gebeurlijke vooropzeg zoals voorzien in artikel 3.
Art. 24.Na betaling van het passief, worden de goederen en waarden van het fonds overgeheveld naar het non-profit tewerkstellingsfonds bedoeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 20 mei 1998.
Het paritair subcomité duidt de vereffenaars aan onder de leden van de raad van beheer van het fonds.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX