Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 februari 2000
gepubliceerd op 17 maart 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012082
pub.
17/03/2000
prom.
10/02/2000
ELI
eli/besluit/2000/02/10/2000012082/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor vuurvaste producten, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 februari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Bijlage Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1999 (Overeenkomst geregistreerd op 13 juli 1999 onder het nummer 51430/COF/113.03) Afdeling I. - Wettelijk kader

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in afdeling I zijn gesloten bij toepassing van de inhoud van het interprofessioneel akkoord ondertekend op 8 december 1998 en in toepassing van sectie IV van hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) en van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 (vermelding van de vormings- en tewerkstellingsmaatregelen). HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten.

Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Aanwending van de 0,10 pct. in 1999 en 0,10 pct. in 2000

Art. 2.De partijen komen overeen om in 1999 een percentage van 0,10 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan te wenden ten behoeve van het « Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf ».

Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,10 pct. in 2000. HOOFDSTUK III. - Loopbaanonderbreking

Art. 3.Het recht op loopbaanonderbreking wordt aan ten minste 3 pct. van de werknemers in de onderneming toegekend volgens de inhoud van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998).

Dit recht moet echter in de praktijk gebracht worden in al zijn aanvaardings- en toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen

Art. 4.Op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 en van de inhoud van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), maakt het stelsel het voor een oudere werknemer (ten minste 60 jaar) mogelijk om een vervroegde uittreding te genieten.

Door deze overeenkomst wordt de leeftijd onder de 60 jaar teruggebracht tot 58 jaar door naleving van de wettelijke bepalingen terzake. - de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben uiterlijk bij het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst; - een beroepsloopbaan vervuld hebben van 25 jaar op het einde van de collectieve arbeidsovereenkomst.

Op deze regel zijn er uitzonderingen : De leeftijd van 56 jaar wordt aan twee voorwaarden onderworpen : De ontslagen werknemer moet de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst en hij moet 33 jaar beroepsverleden hebben als loontrekkende en 20 jaar bewijzen in een stelsel van nachtarbeid.

Dit recht moet echter aanvaard en in de praktijk gebracht worden in al zijn toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve arbeidsovereenkomst. Afdeling II. - Actualisering van de sectorale arbeidsvoorwaarden

HOOFDSTUK V. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten.

Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan. HOOFDSTUK VI. - Indeling van de functies

Art. 6.De functies van de in artikel 1 beoogde werknemers worden ingedeeld in vijf categorieën voor het personeel van de fabricage en de verschillende diensten en in drie categorieën voor het geschoold onderhoudspersoneel.

Deze categorieën worden bepaald door de volgende algemene criteria : A. Fabricage en verschillende diensten Categorie 1 : de functies welke een opleiding van minder dan drie maanden en een licht lichamelijk werk vergen.

Categorie 2 : a) de functies welke een opleiding van drie tot zes maanden en een licht lichamelijk werk vergen of b) de functies welke een opleiding van minder dan drie maanden en een normaal lichamelijk werk vergen. Categorie 3 : a) de functies welke een opleiding van minder dan drie maanden en een zwaar lichamelijk werk vergen of b) de functies welke een opleiding van drie tot zes maanden en een normaal lichamelijk werk vergen of c) de functies welke een opleiding van meer dan zes maanden en een licht lichamelijk werk vergen. Categorie 4 : a) de functies welke een opleiding van meer dan zes maanden en een normaal lichamelijk werk vergen of b) de functies welke een opleiding van drie tot zes maanden en een zwaar lichamelijk werk vergen. Categorie 5 : a) de functies welke een opleiding van meer dan zes maanden en een zwaar lichamelijk werk vergen of b) de vakwerken waarvoor er een vrij lange opleidingsperiode moet zijn volbracht. B. Onderhoud Categorie 1 : halfgeschoolde onderhoudswerknemer Werknemer met een zekere praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.

Categorie 2 : geschoolde onderhoudswerknemer Werknemer met een algemene en technische opleiding welke overeenstemt met het programma van de dagvakscholen met volledig leerplan en aangevuld met een leertijd in het bedrijf.

Zij zijn houder van een einddiploma van technische beroepsstudiën A4, A3, B2 of hebben een opleidingsniveau verworven dat vergelijkbaar is met dit van voormelde studiën.

Categorie 3 : bijzonder geschoolde onderhoudswerknemer Werknemer die bekwaam is om zeer moeilijke taken, zeer gevariëerde en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren. De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige kennis van het vak welke ten minste overeenstemt met de technische beroepsstudiën van niveau A3 of B2, aangevuld door een beroepservaring van verschillende jaren. HOOFDSTUK VII. - Minimumlonen A. Minimumuurlonen

Art. 7.Er werd beslist de minimumuurlonen te verhogen met 2 F op 1 juni 1999 en nog eens met 2 F op 1 januari 2000.

Daarbij worden de minimumuurlonen van de werklieden van 18 jaar en ouder vanaf 1 juni 1999 in een arbeidstijdregeling van achtendertig uur per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C) Bij de indienstneming van een werknemer zal het minimumloon overeenstemmen met het minimumloon van categorie I "Fabricage en verschillende diensten", verminderd met 4 F en dit zal slechts gedurende een periode van maximum 3 maanden toepasselijk zijn.

Art. 8.De jongere werknemers die een als identiek erkende bekwaamheid en rendement hebben als deze van de werknemer van 18 jaar en ouder van dezelfde beroepencategorie, genieten het loon van de meerderjarige werknemers van deze categorie.

B. Stukloon

Art. 9.Aan de werknemers die per stuk of per ton worden betaald, wordt voor een normale activiteit, een loon gewaarborgd dat 10 pct. hoger ligt dan het minimum van de categorie waarin hun functie is ingedeeld.

C. Ploegenarbeid

Art. 10.Onverminderd de bepalingen van artikel 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971 genieten de werknemers die in opeenvolgende ploegen arbeiden een premie van 5 pct. van hun loon voor de ochtendploeg, van 5 pct. van hun loon voor de namiddagploeg en van 15 pct. van hun loon voor de nachtploeg.

De uitdrukking "opeenvolgende", vermeld in het eerste lid, houdt niet in dat het gaat om ploegen met beurtwisseling. HOOFDSTUK VIII. - Koppeling van de lonen aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 11.De minimumuurlonen bedoeld in de artikelen 7 en 8 worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks door het Ministerie van Economische Zaken wordt vastgesteld en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12.De in de artikelen 7 en 8 bedoelde lonen stemmen overeen met het referentie-indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.

Art. 13.De in artikel 11 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referentie-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elk stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.

Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.

Art. 14.Indien het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de laatste vier maanden de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 11 is aangegeven.

Art. 15.Het overschrijden van de grens van een stabilisatieschijf brengt de toepassing mede van de laatste minimumuurlonen.

Deze aanpassing geschiedt bij stijging door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,02; bij daling door ze te delen door de coëfficiënt 1,02.

Art. 16.De loonaanpassingen zijn van toepassing op de eerste dag van de maand welke volgt op deze waarvan het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de laatste vier maanden de grens van de stabilisatieschijf overschrijdt.

Art. 17.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 11 tot en met 15 wordt de volgende tabel opgemaakt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 18.De lonen van de werknemers die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premies of tegen rendement worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Hetzelfde geldt voor de uurlonen welke de minimumuurlonen werkelijk overschrijden. HOOFDSTUK IX. - Arbeidsduur

Art. 19.De maximum grens van de wekelijkse arbeidsduur is vastgesteld op achtendertig uren vanaf 1 juni 1990. HOOFDSTUK X. - Eindejaarspremie

Art. 20.Uitgezonderd in de ondernemingen waar een afzonderlijke overeenkomst andere bepalingen vaststelt, wordt aan de werknemers een eindejaarspremie toegekend.

Het bedrag van deze eindejaarspremie is vastgesteld aan 210 F per gewerkte of daarmede gelijkgestelde week voor de werknemers die ingeschreven zijn in het personeelsregister van de onderneming.

De betalingen geschieden voor ieder refertejaar tijdens de eerste week van de maand december.

Art. 21.De werkgever is de eindejaarspremie verschuldigd aan de werknemers die aan de volgende voorwaarden voldoen : op de datum van de betaling, werkelijke arbeid verrichten in de onderneming of, op die datum, zich bevinden in een periode van werkonderbreking welke met werkelijke arbeid wordt gelijkgesteld.

De eindejaarspremie wordt prorata temporis uitgekeerd aan de werknemers die, op het ogenblik van de betaling, voor de datum van de uitbetaling, om technologische of economische redenen zijn ontslagen.

Art. 22.Onder periode van werkonderbreking gelijkgesteld met werkelijke arbeid wordt verstaan: a) de dagen van afwezigheid wegens arbeidsongeval of wegens ongeval op de weg naar en van het werk;b) de dagen van gerechtvaardigd verzuim voorzien bij de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten;c) de dagen afwezigheid wegens ziekte, met inbegrip van beroepsziekte, tot 125 werkdagen per jaar;d) de dagen afwezigheid wegens de jaarlijkse vakantie, feestdagen en gedeeltelijke werkloosheid.

Art. 23.De niet gerechtvaardigde afwezigheid van één dag doet het recht op de eindejaarspremie voorzien voor een week arbeid verliezen.

Het verlies wordt beperkt tot de week waarin de ongerechtvaardigde afwezigheid plaatsvond. HOOFDSTUK XI. - Syndikale en/of vormingspremie

Art. 24.§ 1. De rechthebbende werknemers, leden van een van de in het Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten vertegenwoordigde representatieve werknemersorganisaties, genieten elk jaar van een vakbondspremie.

De werkgever stort daartoe op rekening nr. 210-0651399-96 van het "Sociaal Fonds der werklieden van het ceramiekbedrijf" een som van 3 750 BEF per jaar per tewerkgestelde werknemer vanaf het jaar 1999, betaalbaar in februari van het volgende jaar, erin begrepen het bedrag van de premie voor syndikale vorming uitbetaald voor het betrokken jaar.

Dit bedrag wordt vastgesteld op 4 000 BEF in 2 000, erin begrepen het bedrag van de premie voor syndikale vorming uitbetaald voor het betrokken jaar.

De betaling van deze premie geschiedt ten laatste op 28 februari van het jaar volgend op het refertejaar.

De betalingsmodaliteiten van de vakbondspremie worden door de beheerraad van voornoemd sociaal fonds vastgesteld. § 2. De werkgever wordt vrijgesteld van deze storting indien er, in geval van geschil tussen de werkgever en de werknemers, een arbeidsonderbreking heeft plaats gehad zonder dat de werknemers en hun representatieve organisaties alle verzoeningsproceduren en andere bepalingen hebben nageleefd, welke zijn vastgesteld bij artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1972, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafgevaardigingen van het werkliedenpersoneel van de ondernemingen van de ceramieknijverheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 november 1972, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 januari 1973.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen welke het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, welke voordeliger zijn voor de begunstigden. HOOFDSTUK XII. - Terugbetaling van de vervoerkosten

Art. 25.De werklieden die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoerdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 19 quinquies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 22 december 1992, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst n°19ter van 5 maart 1991 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993).

Art. 26.De werklieden die woonachtig zijn op 5 kilometer en meer van de werkplaats en die gebruik maken van andere dan de in artikel 25 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten ten belope van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afgelegde afstand. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoerdienst over die afstand, heen en terug, wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de baan, heen en terug, berekend van de werkplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.

Art. 27.De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XIII. - Uitzendarbeid - Precaire arbeidsovereenkomst Beperking van de overuren

Art. 28.a) Uitzendarbeid De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.

Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.

Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.

Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijdt, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren. b) Beperking van de overuren. Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging. HOOFDSTUK XIV. - Opzeggingstermijn

Art. 29.Bij afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 april 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de opzeggingstermijn vastgesteld op : - 4 weken (28 dagen) voor de werknemers die minder dan 10 jaar dienst in de sector hebben; - 7 weken (49 dagen) voor de werknemers die tussen 10 jaar en 20 jaar dienst in de sector hebben; - 10 weken (70 dagen) voor de werknemers die 20 jaar of meer dienst in de sector hebben. HOOFDSTUK XIV. - Tewerkstelling

Art. 30.De partijen verbinden zich ertoe om alles in het werk te stellen om afdankingen tegen te gaan, en dit door gebruik te maken van alle nieuwe beschikkingen van de federale en regionale overheden. HOOFDSTUK XV. - Algemene bepalingen

Art. 31.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen geen afbreuk doen aan de voordeliger bepalingen van de ondernemingsovereenkomsten. HOOFDSTUK XVI. - Geldigheid

Art. 32.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^