Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 december 2012
gepubliceerd op 04 februari 2013

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 12 en 14 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2013000065
pub.
04/02/2013
prom.
10/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/10/2013000065/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 12 en 14 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, betreft de wijziging van een specifiek onderdeel van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, te weten de chronologische volgorde waarin het verslag van de auditeur ter kennis moet worden gebracht.

Thans wordt het door de auditeur opgemaakte verslag gelijktijdig ter kennis gebracht van alle partijen, zowel de verzoekende als de verwerende en de tussenkomende partijen, die elk over dertig dagen beschikken om een laatste memorie in te dienen. Daaruit volgt dat elk van de partijen haar laatste memorie indient zonder dat ze op de hoogte is van de laatste memories van de overige partijen. Zodoende worden sommige laatste memories ingediend die volledig doelloos zijn, bijvoorbeeld omdat de verwerende partij de Raad van State heeft meegedeeld dat de bestreden handeling is ingetrokken, terwijl de verzoekende partij, die van dit feit niet op de hoogte was, haar laatste memorie reeds heeft ingediend.

Op verzoek van de Ordre des barreaux francophones et germanophone en van de Orde van Vlaamse Balies wordt voorgesteld een chronologische volgorde in te voeren met betrekking tot de kennisgeving van het verslag van de auditeur aan de verschillende partijen, zodat elk van hen in beginsel, wanneer ze een laatste memorie indient, op de hoogte zal zijn van de laatste memorie van de partij die de auditeur-rapporteur in zijn verslag in het ongelijk heeft gesteld, welke partij als eerste zal kunnen verzoeken om de voortzetting van de procedure en een laatste memorie zal kunnen indienen.

Dit is de strekking van de wijzigingen die de artikelen 1 en 2 van het ontwerp van koninklijk besluit aanbrengen in respectievelijk de artikelen 12 en 14 van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948.

Voortaan zal de auditeur in de conclusie van zijn verslag de chronologische volgorde moeten aangeven waarin zijn verslag moet worden ter kennis gebracht van de partijen in het geding, waarbij elk van die partijen over een termijn van dertig dagen zal beschikken om een laatste memorie in te dienen.

De auditeur kan in dit verband niet vrij oordelen. Hij moet immers ervoor zorgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de artikelen 21, zesde lid, en 30, § 3, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

De volgende gevallen kunnen zich aldus voordoen : A. Het verslag van de auditeur concludeert uitsluitend tot de verwerping van het verzoekschrift tot nietigverklaring.

De kennisgevingen vinden in deze volgorde plaats : 1. In de eerste plaats wordt kennis gegeven aan de verzoekende partij, die over een termijn van dertig dagen beschikt om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 21, zesde lid, van de voornoemde gecoördineerde wetten).2. Na het verstrijken van de voornoemde termijn van dertig dagen worden het verslag, de laatste memorie van de verzoekende partij en het verzoek tot voortzetting van de procedure ter kennis gebracht van de overige partijen.Zij beschikken over een termijn van dertig dagen om een laatste memorie in te dienen. 3. Indien de verzoekende partij binnen de in punt 1 bedoelde termijn van dertig dagen geen laatste memorie of verzoek tot voortzetting van de procedure heeft ingediend, legt de griffie na afloop van die termijn het dossier voor aan de auditeur met het oog op de toepassing van de versnelde procedure bepaald in artikel 14quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948.De griffie deelt, gelijktijdig met de kennisgeving bedoeld in artikel 14quater, tweede lid, het verslag ter informatie mee aan de verwerende en de tussenkomende partij en preciseert daarbij dat geen verzoek tot voortzetting van de procedure is ingediend.

B. Het verslag van de auditeur concludeert uitsluitend tot de nietigverklaring van de bestreden handeling.

De kennisgevingen vinden in deze volgorde plaats : 1. Gelijktijdige kennisgeving aan de verwerende en de tussenkomende partij, die elk over een termijn van dertig dagen beschikken om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 30, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten).2. Na het verstrijken van de voornoemde termijn van dertig dagen worden het verslag, de laatste memories en het verzoek tot voortzetting van de procedure ter kennis gebracht van de verzoekende partij.Zij beschikt over een termijn van dertig dagen om een laatste memorie in te dienen. 3. Indien de verwerende en de tussenkomende partij na het verstrijken van de hen toegekende termijn van dertig dagen geen verzoek tot voortzetting van de procedure of laatste memorie hebben ingediend, zendt de griffie het dossier over aan de auditeur met het oog op de toepassing van de versnelde procedure bepaald in artikel 14quinquies van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948.De griffie deelt, gelijktijdig met de kennisgeving bedoeld in artikel 14quinquies, tweede lid, het verslag ter informatie mee aan de verzoekende partij en preciseert daarbij dat geen verzoek tot voortzetting van de procedure is ingediend.

C. Het verslag van de auditeur bevat verscheidene conclusies, waaronder de nietigverklaring en de verwerping.

Aangezien de belangrijkste conclusie die is welke betrekking heeft op de nietigverklaring, vinden de kennisgevingen in deze volgorde plaats : 1. Gelijktijdige kennisgeving aan de verwerende en de tussenkomende partij, die elk over een termijn van dertig dagen beschikken om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 30, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten).2. Na het verstrijken van de voornoemde termijn van dertig dagen worden het verslag en, in voorkomend geval, de laatste memories en het verzoek tot voortzetting van de procedure ter kennis gebracht van de verzoekende partij.Zij beschikt over een termijn van dertig dagen om een laatste memorie en een verzoek tot voortzetting van de procedure in te dienen (artikel 21, zesde lid, van de voornoemde gecoördineerde wetten). 3. Indien de artikelen 14quater, tweede lid, of 14quinquies, tweede lid, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 toepassing vinden, zendt de griffie na het verstrijken van de termijnen genoemd in punt 2 het dossier te dien einde over aan de auditeur. D. Het verslag concludeert noch tot de nietigverklaring, noch tot de verwerping.

Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het verslag uitsluitend concludeert tot een verzoek tot het stellen van een prejudiciële vraag aan een ander rechtscollege.

Aangezien het verslag geen van de conclusies bevat die aanleiding geven tot de toepassing van artikel 21, zesde lid, of van artikel 30, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, vinden de kennisgevingen van het verslag plaats in de chronologische volgorde die de auditeur in de conclusie van zijn verslag heeft aangegeven, naargelang van het geval.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

Raad van State afdeling Wetgeving advies 52.328/2 van 28 november 2012 over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de artikelen 12 en 14 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State » Op 5 november 2012 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn dertig dagen een advies te verstrekken over een van een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de artikelen 12 en 14 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ».

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 28 november 2012. De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Yves De Cordt en Christian Behrendt, assessoren, en Bernadette Vigneron, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Xavier Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 28 november 2012.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Op die drie punten behoeft over het ontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.

De griffier, Bernadette Vigneron.

De voorzitter, Yves Kreins.

10 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 12 en 14 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 30, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten en gewijzigd bij de wetten van 18 april 2000 en 15 september 2006;

Gelet op het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 april 2012;

Gelet op het advies 52.328/2 van de Raad van State, gegeven op 28 november 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 12 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2007 pub. 30/04/2007 numac 2007000357 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State type koninklijk besluit prom. 25/04/2007 pub. 16/05/2007 numac 2007022660 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet van 27 december 2006 sluiten, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende : « Hij vermeldt in de conclusies van zijn verslag de volgorde waarin dit ter kennis wordt gebracht van de partijen. ».

Art. 2.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2007 pub. 30/04/2007 numac 2007000357 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State type koninklijk besluit prom. 25/04/2007 pub. 16/05/2007 numac 2007022660 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet van 27 december 2006 sluiten, vervangen als volgt : « De griffie brengt de verslagen bedoeld in de artikelen 12 en 13 overeenkomstig de door de auditeur in zijn verslag vermelde volgorde ter kennis van de partijen en deelt een exemplaar ervan mee aan de kamer belast met de zaak. ».

Art. 3.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 december 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

^