Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 2009
gepubliceerd op 01 september 2009

Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving om de gelijkheid tussen de voormalige bijzondere graden en de voormalige gemene graden te realiseren

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2009002056
pub.
01/09/2009
prom.
10/08/2009
ELI
eli/besluit/2009/08/10/2009002056/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 2009. - Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving om de gelijkheid tussen de voormalige bijzondere graden en de voormalige gemene graden te realiseren


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 september 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, van 14 januari 2009;

Gelet op het protocol 630 van 4 juni 2009 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op advies 46.873/3 van de Raad van State, gegeven op 9 juli 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het rijkspersoneel van niveau B dat op 30 september 2002 met een bijzondere graad bekleed was en vóór 1 januari 2007 niet geslaagd was voor de competentiemeting 2, overeenkomstig de bepalingen die toen van kracht waren, bekomt, naargelang zijn graad, de weddeschaal 28E, 28C, 28G of 28H zodra het 18 jaar graadanciënniteit telt. Die ambtenaren kunnen deelnemen aan de competentiemeting 1.

Het rijkspersoneel van niveau B dat op 30 september 2002 met een bijzondere graad bekleed was en vóór 1 januari 2007 geslaagd was voor de competentiemeting 2, overeenkomstig de bepalingen die toen van kracht waren, behoudt het voordeel van dat slagen voor de competentiemeting 2 als het binnen de 18 maanden nadat het geslaagd is de weddeschaal BT2 of BF2 bekomt. De geldigheidsperiode voor de competentiemeting 2 begint te lopen op de datum waarop ze de weddeschaal BT2 of BF2 hebben bekomen.

Art. 2.Het rijkspersoneel dat op 30 november 2004 met een bijzondere graad bekleed is en op 1 december 2004 in niveau A benoemd is, dat ingeschreven en geslaagd was voor een gecertificeerde opleiding terwijl het in de weddeschaal A11 bezoldigd was, behoudt het voordeel van dat slagen gedurende een periode van 6 jaar die begint op de datum van de bevordering in A12, indien die bevordering gebeurt binnen de 18 maanden die volgen op de inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding.

Art. 3.Het rijkspersoneel dat op 30 november 2004 met een bijzondere graad bekleed is en op 1 december 2004 in de klasse A1 of A2 geïntegreerd is, vervult de anciënniteitsvoorwaarden om bevorderd te worden in de klasse A3, zodra het een klasseanciënniteit van zes jaar heeft, die volgt uit de anciënniteit in de klassen A1 en A2 en uit de toepassing van artikel 216, § 2, van het koninklijk besluit van 4 augustus 2004.

In voorkomend geval genieten de in het eerste lid bedoelde ambtenaren de bepalingen van artikel 47 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.

Art. 4.Vanaf 1 augustus 2007 kunnen de personeelsleden die op 30 november 2004 in een bijzondere graad in dienst waren met een arbeidsovereenkomst, en in een andere weddeschaal dan de eerste weddeschaal van hun klasse waren geïntegreerd kunnen zich inschrijven voor een gecertificeerde opleiding en, in voorkomend geval, de premie voor competentieontwikkeling genieten.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang vanaf 1 oktober 2002 voor wat betreft artikel 1, vanaf 1 december 2004 voor wat betreft artikel 2, vanaf 1 januari 2007 voor wat betreft artikel 3 en vanaf 1 augustus 2007 voor wat betreft artikel 4.

Art. 6.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Pisa, 10 augustus 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, S. VANACKERE

^