Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 juni 2000
gepubliceerd op 23 juni 2000

Koninklijk besluit houdende diverse statutaire bepalingen met betrekking tot de personeelsleden van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie die naar de rijkswacht werden overgeplaatst

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000372
pub.
23/06/2000
prom.
09/06/2000
ELI
eli/besluit/2000/06/09/2000000372/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JUNI 2000. - Koninklijk besluit houdende diverse statutaire bepalingen met betrekking tot de personeelsleden van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie die naar de rijkswacht werden overgeplaatst


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, inzonderheid op artikel 11, § 2, derde lid en § 4, derde lid, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 januari 1999 tot vaststelling van de inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht en houdende de regeling van de integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, inzonderheid op de artikelen 6 en 23;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 1999 houdende oprichting van de gradenstructuur van de categorie bijzonder politiepersoneel, dienst luchtvaartpolitie, en houdende de loopbaan van dat personeel, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 april 1999 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van de graden van bepaalde personeelsleden van de categorie bijzonder politiepersoneel, dienst zeevaartpolitie van de rijkswacht, met die van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht;

Gelet op de protocollen nr. 6 van 22 juni 1999 en nr. 6/B van 4 oktober 1999 van het onderhandelingscomité van de politiediensten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 december 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 9 mei 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, het ministerieel besluit van 1 juni 1999 (B.S., 9 juni 1999) niet te na gesproken, de in de rijkswacht geïntegreerde personeelsleden van de spoorwegpolitie zich thans in een weinig transparante juridische situatie bevinden nu zij nog niet in de gelijkwaardige rijkswachtgraad werden benoemd;

Overwegende dat met name de artikelen 2 en 4 van dit besluit daartoe in werking moeten zijn getreden;

Overwegende dat, zelfs indien die benoemingen met terugwerkende kracht zullen geschieden, het betaamt dat desbetreffend zo snel mogelijk aan betrokkenen rechtszekerheid wordt geboden;

Overwegende dat ook om reden van rechtszekerheid met betrekking tot de in de rijkswacht geïntegreerde personeelsleden van de zee- en luchtvaartpolitie, de inwerkingtreding van de artikelen 3 en 4 evenmin langer kan worden uitgesteld;

Overwegende verder dat het protocol nr 11 van 21 april 2000 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, dat de leidende principes van de krachtlijnen van het statuut, de inschalingsregeling en de loonschalen van de personeelsleden van het operationeel kader van de toekomstige geïntegreerde politie bepaalt, het integratieproces van de politiediensten zal bespoedigen;

Overwegende dat de juridische situatie van de personeelsleden van de bijzondere politiediensten derhalve duidelijk moet zijn vastgesteld vóór de inwerkingtreding van het statuut van de personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder personeelsleden : a) de statutaire bedienden van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen die bekleed zijn met de administratieve graad van politieofficier, ondertoezichtscommissaris, politiechef of adjunct-afdelingspolitiechef volgens de reglementering van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en aan wie op grond van artikel 10 van de wet van 25 juli 1891 houdende herziening van de wet van 15 april 1843 op de Politie der Spoorwegen het ambt van inspecteur van politie bij koninklijk besluit werd toegekend en die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie en die overgeplaatst werden naar de personeelscategorie met bijzondere politiebevoegdheid van het operationeel korps van de rijkswacht en die op 1 juni 1999 werden benoemd in een gelijkwaardige graad van onderofficier, keuronderofficier of hoofdonderofficier bij de rijkswacht;b) de agenten van het ministerie van Vervoer en Infrastructuur, lid van de zeevaartpolitie, bekleed met de graad van agent der zeevaartpolitie, luitenant der zeevaartpolitie, eerste luitenant der zeevaartpolitie of agent-technicus der zeevaartpolitie en die werden overgeplaatst naar de personeelscategorie met bijzondere politiebevoegdheid van het operationeel korps van de rijkswacht en die sedert 1 april 1999 werden benoemd in een gelijkwaardige graad van onderofficier of keuronderofficier bij de rijkswacht;c) de personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht Brussels International Airport Company, gewezen personeelsleden van de luchtvaartpolitie van de Regie der Luchtwegen, bekleed met de graad van onderluchthavenmeester, eerste onderluchthavenmeester, eerstaanwezend onderluchthavenmeester, onderluchthavenmeester eerste klasse, eerste onderluchthavenmeester eerste klasse of eerstaanwezend onderluchthavenmeester eerste klasse en die werden overgeplaatst naar de personeelscategorie met bijzondere politiebevoegdheid van het operationeel korps van de rijkswacht en die sedert 1 maart 1999 werden benoemd in een gelijkwaardige graad van onderofficier, keuronderofficier of hoofdonderofficier bij de rijkswacht.

Art. 2.De personeelsleden bedoeld in artikel 1, a), laureaten van de examens tot het behalen van de graad van politiechef, worden onmiddellijk na hun overplaatsing naar de rijkswacht benoemd in de graad van eerste opperwachtmeester.

Voor het vastleggen van hun betrekkelijke anciënniteit in hun nieuwe graad worden de in het eerste lid bedoelde personeelsleden onderling gerangschikt in de chronologische volgorde waarin het examen tot het behalen van de graad van politiechef werd afgelegd en, bij gelijke datum, in de volgorde van anciënniteit in de graad van ondertoezichtscommissaris.

Art. 3.De personeelsleden bedoeld in artikel 1, c), bekleed met de graad van onderluchthavenmeester en laureaten van het examen tot het behalen van de graad van eerste onderluchthavenmeester en die 6 jaren anciënniteit tellen in de graad van onderluchthavenmeester, worden bij hun overplaatsing naar het operationeel korps van de rijkswacht benoemd in de graad van eerste wachtmeester.

Art. 4.De personeelsleden bedoeld in artikel 1, a), b) of c), bekleed met de graad van politieofficier van spoorwegpolitie, agent der zeevaartpolitie of onderluchthavenmeester worden bij hun overplaatsing naar het operationeel korps met bijzondere politiebevoegdheid, benoemd in de graad van eerste wachtmeester indien zij, gecumuleerd, 12 jaren anciënniteit kunnen doen gelden in een statutair ambt in de bijzondere politiedienst waaruit zij voortspruiten, in een algemene politiedienst of nog in het Ministerie waarvan hun bijzondere politiedienst afhing.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 1999.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^