gepubliceerd op 20 juli 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten tot uitvoering van artikel 62, §§ 3, 4 en 5 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
9 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten tot uitvoering van artikel 62, §§ 3, 4 en 5 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 62, §§ 3, 4 en 5, vervangen bij de wet van 29 april 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder en van de periode gedurende welke kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat een verhandeling bij het einde van hogere studies voorbereidt, inzonderheid op artikel 1, artikel 3, tweede lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1983 en 24 juni 1987, en artikel 4 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1983, 25 juni 1986 en 26 juni 1987;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 augustus 1969 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat een stage maakt om in een ambt te kunnen worden benoemd, inzonderheid op artikel 1 en artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1983, 25 juni 1986 en 26 juni 1987;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt, inzonderheid op artikel 11, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 en artikel 12, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 april 1979, 5 december 1983, 12 augustus 1985, 25 juni 1986, 26 juni 1987, 6 april 1995 en 29 oktober 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 4, § 4, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1990;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, gegeven op 5 maart 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 25 april 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 33.489/1 van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder en van de periode gedurende welke kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat een verhandeling bij het einde van hogere studies voorbereidt, worden de woorden "artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders" vervangen door de woorden "artikel 62, § 4, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders".
Art. 2.Artikel 3, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1983 en 24 juni 1987, wordt opgeheven.
Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1983, 25 juni 1986 en 26 juni 1987 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "titel VI van de wet van 3 juli 1978" vervangen door de woorden "titel VII van de wet van 3 juli 1978" 2° het tweede en derde lid worden vervangen door de volgende bepalingen : « Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten gedurende de in artikel 3 bedoelde periode, staat het verlenen van kinderbijslag niet in de weg als de uitkering voortvloeit uit een overeenkomstig het eerste lid toegelaten winstgevende activiteit. Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor werkloosheid en van een uitkering wegens beroepsloopbaanonderbreking, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, staat het verlenen van kinderbijslag in de weg. »
Art. 4.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 augustus 1969 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat een stage maakt om in een ambt te kunnen worden benoemd, worden de woorden "artikel 62, § 4, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 7 van 18 april 1967, bij het koninklijk besluit nr. 68 van 10 november 1967 en bij de wet van 4 juli 1969," vervangen door de woorden "artikel 62, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders".
Art. 5.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1983, 25 juni 1986 en 26 juni 1987 worden het derde en vierde lid vervangen door de volgende bepalingen : « Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten gedurende de in artikel 2 bedoelde periode, staat het verlenen van kinderbijslag niet in de weg als de uitkering voortvloeit uit een overeenkomstig het eerste lid toegelaten winstgevende activiteit.
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor werkloosheid en van een uitkering wegens beroepsloopbaanonderbreking, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, staat het verlenen van kinderbijslag in de weg. »
Art. 6.In artikel 11 van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 1979, worden de woorden « beroepsloopbaanonderbreking, » ingevoegd tussen de woorden « werkloosheid, » en « arbeidsongevallen ».
Art. 7.Artikel 12 van het zelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 april 1979, 5 december 1983, 12 augustus 1985, 25 juni 1986, 26 juni 1987, 6 april 1995 en 29 oktober 1997, wordt vervangen door het volgende : «
Art. 12.Een winstgevende activiteit van het kind staat het verlenen van kinderbijslag niet in de weg : 1° wanneer zij uitgeoefend wordt gedurende de maand juli;2° wanneer zij uitgeoefend wordt in het kader van een arbeidsovereenkomst voor studenten, bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;3° wanneer zij in een kalendermaand gedurende minder dan tachtig uren wordt uitgeoefend;4° wanneer zij wordt uitgeoefend in de vakanties bedoeld in de artikelen 9 en 10bis .Onverminderd 1°, wordt, wanneer een winstgevende activiteit wordt uitgeoefend, voor of na deze vakanties, gedurende de kalendermaand waarin zij aanvangen of eindigen, de kinderbijslag voor deze maand verleend indien de voorwaarden bedoeld onder 2° of 3° vervuld zijn;
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten, staat het verlenen van kinderbijslag niet in de weg als de uitkering voortvloeit uit een overeenkomstig het eerste lid toegelaten winstgevende activiteit.
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor werkloosheid en van een uitkering wegens beroepsloopbaanonderbreking, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, staat het verlenen van kinderbijslag in de weg. »
Art. 8.Artikel 4, § 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1990, wordt vervangen door het volgende : « Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten, staat het verlenen van kinderbijslag niet in de weg als de uitkering voortvloeit uit een overeenkomstig het eerste lid toegelaten winstgevende activiteit. »
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand na die waarin het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is.
Art. 10.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE