Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 juli 2000
gepubliceerd op 18 juli 2000

Koninklijk besluit betreffende de seizoens- en gelegenheidsarbeid in de landbouwsector

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000012502
pub.
18/07/2000
prom.
09/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/09/2000012502/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JULI 2000. - Koninklijk besluit betreffende de seizoens- en gelegenheidsarbeid in de landbouwsector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2, § 1, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 8bis, vervangen door het koninklijk besluit van 22 december 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1997, en op artikel 31bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1995 en 18 juli 1997;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, inzonderheid op artikel 4, § 2, gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999, en artikel 5;

Gelet op de programmawet van 22 december 1989, inzonderheid op artikel 165;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1995, 17 juli 1996, 17 juli 1997 en 18 mei 1998;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad nr. 1.281 van 1 juni 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 maart 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 april 2000;

Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad van 31 mei 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de werkgevers in de landbouwsector onverwijld vóór het begin van het seizoen op de hoogte moeten worden gebracht van de nieuwe modaliteiten van onderwerping aan de sociale zekerheid die van toepassing zijn voor de werknemers die ze tewerkstellen;

Overwegende dat de strijd tegen het zwartwerk belangrijk is en dat het om die reden onontbeerlijk is dat het bijhouden van een aanwezigheidsregister wordt opgelegd vanaf 1 april 2000 voor de ondernemingen in de landbouwsector;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Het bijhouden van het aanwezigheidsregister in de ondernemingen in de landbouwsector

Artikel 1.§ 1. De werkgevers die onder het Paritair Comité voor de landbouw ressorteren, moeten een aanwezigheidsregister bijhouden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister. § 2. In afwijking van artikel 3, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, moeten in het aanwezigheidsregister de vermeldingen enkel ingeschreven worden voor : 1° de gelegenheidsarbeiders bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°;2° de studenten bedoeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;3° de deeltijdse werknemers bedoeld in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;4° de werknemers aangeworven in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst.

Art. 2.Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, moeten volgende vermeldingen in het aanwezigheidsregister opgenomen worden : 1° de piekdagen, zoals door Ons bepaald krachtens artikel 2, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, door middel van het plaatsen van een letter « P » onderaan in het vak dat de aanduiding van de dag bevat;2° de gelegenheidsarbeiders, zoals door Ons bepaald krachtens artikel 2, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, door middel van het plaatsen van een letter « S » in de kolom opmerkingen;3° de studenten bedoeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, door middel van het plaatsen van het woord « student » in de kolom opmerkingen. In afwijking van artikel 3, § 1, 2°, c), van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, dient de werkgever geen tijdstippen van begin en einde van de rusttijden in te schrijven.

Art. 3.§ 1. In afwijking van de artikelen 4, eerste lid, en 5 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister, en ongeacht de duur van de tewerkstelling op eenzelfde plaats, mag de werkgever die op twee of meerdere plaatsen werknemers tewerkstelt een aanwezigheidsregister bijhouden op het adres waaronder hij in België is ingeschreven bij een instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, op voorwaarde dat hij op iedere plaats waar werknemers tewerkgesteld worden voor ieder van die werknemers een individueel aanwezigheidsboekje bijhoudt. § 2. Bij toepassing van het bepaalde in § 1, en onverminderd de bepalingen van dit besluit, dient de werkgever de aanvangsdatum van de eerste tewerkstelling en het nummer van het individueel aanwezigheidsboekje van iedere werknemer, uiterlijk op het tijdstip van deze eerste tewerkstelling in te schrijven in het aanwezigheidsregister dat wordt bijgehouden op het adres waaronder hij in België is ingeschreven bij een instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid. De tijdstippen van begin en einde van de arbeidsdag, moeten niet in dit aanwezigheidsregister worden opgenomen, maar wel in het individueel aanwezigheidsboekje.

Art. 4.§ 1. De werkgever is voor de gelegenheidsarbeiders die hij op piekdagen tewerkstelt, vrijgesteld van het bijhouden en bewaren van een personeelsregister, bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten, voor zover volgende bijkomende vermeldingen betreffende de gelegenheidsarbeiders in het aanwezigheidsregister worden ingeschreven uiterlijk op het tijdstip van de tewerkstelling van de gelegenheidsarbeiders : 1° het adres;2° de geboortedatum;3° de nationaliteit. § 2. De werkgever is voor de studenten bedoeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, die hij tewerkstelt, vrijgesteld van het bijhouden en bewaren van een personeelsregister, bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten, voor zover volgende bijkomende vermeldingen betreffende de studenten in het aanwezigheidsregister worden ingeschreven uiterlijk op het tijdstip van de tewerkstelling van de studenten : 1° het adres;2° de geboortedatum;3° de nationaliteit.

Art. 5.Het aanwezigheidsregister bedoeld in dit besluit, kan aangewend worden als een geschikt register bedoeld in artikel 165 van de Programmawet van 22 december 1989, voor zover de werkgever, in afwijking van artikel 2, tweede lid, voor de deeltijdse werknemers de tijdstippen van begin en einde van de rusttijden inschrijft. HOOFDSTUK II. - Het waarmerken van het aanwezigheidsregister en het individueel aanwezigheidsboekje in de landbouwsector

Art. 6.Het aanwezigheidsregister en het individueel aanwezigheidsboekje in de landbouwsector worden gewaarmerkt en afgeleverd door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Landbouw.

Dit Fonds deelt, bij de aflevering, de naam, de voornaam en de woonplaats of de maatschappelijke benaming en de maatschappelijke zetel, het R.S.Z.-nummer van de werkgever, evenals het nummer van het hem toegewezen aanwezigheidsregister en individueel aanwezigheidsboekje mee aan de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en de Inspectie van de sociale wetten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. HOOFDSTUK III. - Bijzondere toepassingsmodaliteiten voor de sociale zekerheid voor werknemers wat de arbeiders in de landbouwsector betreft

Art. 7.In artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « of het Paritair Comité voor de landbouw.»; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « In de zin van dit artikel wordt eveneens als gelegenheidsarbeider beschouwd de handarbeider die onder het Paritair Comité voor de landbouw ressorteert, tewerkgesteld aan werken op de eigen gronden van de werkgever, gedurende maximaal 30 dagen per kalenderjaar en uitsluitend op de 45 piekdagen die de werkgever aanduidt in het voormeld aanwezigheidsregister.»; 3° in het laatste lid worden de woorden « van de plukkaart » vervangen door de woorden « van respectievelijk de plukkaart of de landbouwkaart ».

Art. 8.In artikel 31bis, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in de tuinbouwsector » vervangen door de woorden « in respectievelijk de tuinbouw- of de landbouwsector »;2° in het tweede lid worden de woorden « in artikel 8bis, tweede lid » vervangen door de woorden « in artikel 8bis, tweede en derde lid »;

Art. 9.In artikel 31bis, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « van een plukkaart » vervangen door de woorden « van respectievelijk een plukkaart of een landbouwkaart »;2° in hetzelfde lid worden de woorden « in de tuinbouwsector » vervangen door de woorden « in respectievelijk de tuinbouw- of de landbouwsector »;3° in het tweede lid worden de woorden « deze kaart » vervangen door de woorden « deze kaarten ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 10.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2000 en treedt buiten werking op 1 januari 2001.

Art. 11.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 27 juni 1969, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1969. Koninklijk besluit van 28 november 1969, Belgisch Staatsblad van 5 december 1969.

Koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 2 december 1978.

Programmawet van 22 december 1989, Belgisch Staatsblad van 30 december 1989.

Koninklijk besluit van 17 juni 1994, Belgisch Staatsblad van 25 juni 1994.

Koninklijk besluit van 21 juni 1994, Belgisch Staatsblad van 28 juni 1994.

Koninklijk besluit van 19 januari 1995, Belgisch Staatsblad van 11 februari 1995.

Koninklijk besluit van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 6 maart 1996.

Koninklijk besluit van 17 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1996.

Koninklijk besluit van 17 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 30 augustus 1997.

Koninklijk besluit van 18 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 29 augustus 1997.

Koninklijk besluit van 18 mei 1998, Belgisch Staatsblad van 4 juni 1998.

Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

^